De samengestelde zin
Zinnen kun je onderverdelen in hoofdzinnen en bijzinnen In een hoofdzin is het niet mogelijk een woord tussen onderwerp en persoonsvorm in te zetten In een bijzin kan dat wel
In een hoofdzin is het WEL mogelijk een woord tussen persoonsvorm en onderwerp in te zetten! Kijk maar: Morgen ga ook ik naar dat feest toe. Je denkt dat dit een bijzin is, maar dat kan niet, want een bijzin kan niet alleen voorkomen. Ik ga morgen ook naar dat feest toe. Toch een hoofdzin! Wat leer je hiervan? Zet eerst het onderwerp vooraan en kijk dan pas of je met een hoofdzin te maken hebt. (zinnen die met een onderschikkend voegwoord beginnen, zijn altijd bijzinnen!)
Een bijzin is altijd een zinsdeel in een hoofdzin of in een andere bijzin. Zinnen worden vaak verbonden door voegwoorden. Er zijn daarvan twee soorten: onderschikkende nevenschikkende
Nevenschikkende voegwoorden verbinden twee hoofdzinnen of twee gelijke bijzinnen Onderschikkende voegwoorden verbinden een hoofdzin met een bijzin of een bijzin met een lagere bijzin Hij heeft gezegd, dat hij dat zeker weet. Dat verbindt hoofdzin met bijzin. Hij heeft gezegd, dat zij komt, als het droog blijft. Dat verbindt hoofdzin met bijzin, als verbindt bijzin met lagere bijzin. De eerste bijzin noemen we 1e graads, de tweede bijzin 2e graads, enz.
nevenschikkende voegwoorden zijn: of want maar en
of Alle andere voegwoorden zijn onderschikkend Maar pas op! kan zowel onderschikkend als nevenschikkend zijn!!
Of nevenschikkend: Of onderschikkend: Ze blijft logeren of ze gaat naar huis. (twee hoofdzinnen) Hij zegt, dat ze blijft logeren of naar huis gaat. (twee gelijke bijzinnen) Of onderschikkend: Hij weet niet, of ze blijft logeren. (lijdend voorwerpszin bij hoofdzin: dat) Hij zegt, dat hij niet weet, of ze blijft logeren. (lijdend voorwerpszin 2e graad: dat)
weet ik niet Dat Wie dat heeft gedaan, Wie/wat + gezegde + onderwerp: Wat weet ik niet? Antwoord: WIE DAT HEEFT GEDAAN. Dus WIE DAT HEEFT GEDAAN is lijdend voorwerpszin. Wie/wat + gezegde + onderwerp: Wat weet ik niet? Antwoord: Dat. Dus DAT is lijdend voorwerp. Wie dat heeft gedaan,
is niet bekend Dat Wie dat heeft gedaan, Zet de pv in het meervoud, dan verandert het onderwerp mee. WIE DAT HEEFT GEDAAN wordt dan: ZIJ. Dus: WIE DAT HEEFT GEDAAN is onderwerpszin. Zet de pv in het meervoud, dan verandert het onderwerp mee. DAT wordt dan: DIE DINGEN. Dus DAT is onderwerp. Wie dat heeft gedaan,
vertellen we het Hem Wie dat heeft gedaan, Wie/wat + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp: Wie vertellen we het? Antwoord: HEM. Dus HEM is meewerkend voorwerp. Controle: er staat een vorm van ZEGGEN in de zin en je kunt AAN voor HEM zetten. Wie/wat + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp: Wie vertellen we het? Antwoord: WIE DAT HEEFT GEDAAN. Dus WIE DAT HEEFT GEDAAN is meewerkend voorwerpszin. Controle: er staat een vorm van ZEGGEN in de zin en je kunt AAN voor WIE DAT HEEFT GEDAAN zetten. Wie dat heeft gedaan,
vertellen we het Morgen Als de zon opkomt, Wanneer vertellen we het? Antwoord: MORGEN. Dus MORGEN is bijwoordelijke bepaling. Wanneer vertellen we het? Antwoord: ALS DE ZON OPKOMT. Dus ALS DE ZON OPKOMT is bijwoordelijke bijzin. Als de zon opkomt,
De beknopte bijzin Toen ik op de afgesproken tijd bij mijn vriend aankwam Op de afgesproken tijd bij mijn vriend aangekomen, stond de auto al gereed. In een beknopte bijzin is het onderwerp weggelaten en de persoonsvorm vervangen door een voltooid deelwoord. Maar let op: de bijzin neemt dan automatisch het onderwerp van de hoofdzin over! Dus in de zin hierboven staat, dat de auto (onderwerp hoofdzin) op de afgesproken tijd bij mijn vriend is aangekomen!! Deze zin is wel correct: Op de afgesproken tijd bij mijn vriend aangekomen, stapte ik meteen in de auto. Omdat je de bijzin kunt vervangen door toen, is het een bijwoordelijke bijzin.
Het voorlopig zinsdeel Het verbaast me, dat je dat niet weet. Dat je dat niet weet, verbaast me. Het valt je op, dat in de tweede zin het woordje het is verdwenen. Kennelijk is dat alleen nodig, als de bijzin na de hoofdzin volgt. In de tweede zin kun je de bijzin door het vervangen: Het verbaast me. Omdat het onderwerp is, hebben we hier te maken met een onderwerpszin. In de bovenste zin hebben we dan dus een onderwerp (het) en een onderwerpszin. In dat geval noemen we het een voorlopig onderwerp, omdat je in een zin maar één onderwerp kunt hebben.
Het voorlopig zinsdeel Ik verbaas me erover, dat ze toch komen. Je ziet hier een soortgelijk verschijnsel. Je kunt de bijzin vervangen door erover, en het is dus een bijwoordelijke bijzin. Maar in de hoofdzin staat ook al erover. Ook hier spreken we van een voorlopig zinsdeel, In dit geval een voorlopige bijwoordelijke bepaling.
Het voorlopig zinsdeel Ik vind het jammer, dat dit niet mogelijk is. Dat dit niet mogelijk is, vind ik jammer. Ook hier zie je, dat het woord het verdwijnt, als je de zin met de bijzin laat beginnen. En ook hier kun je de bijzin door het vervangen: Ik vind het jammer. Het is lijdend voorwerp, en we hebben hier dus een lijdend voorwerpszin. Omdat er in de bovenste zin al het staat, spreken we ook hier van een voorlopig zinsdeel, in dit geval een voorlopig lijdend voorwerp.
samenvatting Bij een hoofdzin staat er niets tussen ond en pv, bij een bijzin wel. Vervang een bijzin door een zinsdeel. De bijzin heeft dezelfde functie. Een beknopte bijzin heeft geen pv en ond. Pas op: het ond van de hoofdzin wordt automatisch ond in de bijzin! Voorbeeld: Als het regent, kom ik. Dan Dus een bijwoordelijke bepaling In Edam gearriveerd, bleek het onweer mee te vallen. Hier staat dat het onweer (ond) in Edam is gearriveerd!! Dat je dat doet, irriteert me. Dat irriteert me (dus onderwerpszin) Het irriteert me, dat je dat doet. Het is dus voorlopig onderwerp. Voorlopige zinsdelen vervangen een bijzin in de hoofdzin. Laat je de zin met de bijzin beginnen, dan verdwijnen ze vaak.
slot Je hebt heel wat informatie gezien. Ik kan me voorstellen dat je dit nog eens rustig wilt nakijken. Daarom zet ik deze presentatie in TeleTop. Je vindt hem onder Leermiddelen, bij GRAMMATICA.