Maatschappelijk vraagstuk …..LET OP…………. Deze powerpoint gaat over “Maatschappelijke problemen”. De powerpoint bevat de basisstof die je moet kennen om proefwerken en opdrachten met succes te kunnen maken. Zorg dus dat je ALLES goed kent en door hebt wat er in deze POWERPOINT staat en vergeet niet ook het BOEK te bestuderen/raadplegen. Zonder deze basiskennis is het maken van inzichtvragen – die in de proefwer- ken voorkomen – onbegonnen werk. VEEL SUCCES Maatschappelijk vraagstuk
Maatschappelijk vraagstuk Maatschappelijke problemen Kern van dit hoofdstuk: Deelvragen in dit hoofdstuk zijn: Welke kenmerken hebben maatschappelijke problemen? Welke basisbegrippen horen bij de analyse van een maatschappelijk probleem? Hoe moet je aan betrouwbare informatie komen Kenmerken van een maatschappelijk probleem: Het is een sociaal probleem. ( = De situatie of gebeurtenis wordt door veel mensen afgekeurd.) Er zijn verschillende meningen over. De overheid zal zich moeten bemoeien met de oplossing. Er is veel aandacht in de media voor het probleem. Maatschappelijk vraagstuk
Maatschappelijk vraagstuk Kernbegrippen We onderscheiden diverse kernbegrippen: 1. Waarden Uitgangspunten of principes die we belangrijk vinden. Waar het uiteindelijk omdraait. Voorbeelden: gezondheid, vrede, respect, eerlijkheid, geweldloosheid enz. 2. Normen Hoe je om gaat met de waarden. Voorbeelden: 1. gezondheid wel of niet roken 2. respect wel of niet opstaan voor zwangere vrouw in de trein 3. Belangen Bij een maatschappelijk probleem spelen altijd belangen een rol. (= het voor- of nadeel dat iemand ergen van heeft.) Voorbeelden: 1. huishuur huurder wil lage huur & huiseigenaar hoge huur 2. alcoholomzet caféhouder wil hoge omzet gezondheids- zorg ziet liever een lage omzet van alcohol Maatschappelijk vraagstuk
Maatschappelijk vraagstuk 4. Macht Het hebben van dwingende invloed op anderen. Voorbeeld: Je ouders kunnen je verbieden om naar de disco te gaan. 5. Gezag Macht die wettelijk is vastgelegd. Voorbeeld: Politie kan je arresteren en voor een bepaalde tijd opsluiten. 6. Machtsmiddelen Middelen waarmee je het gedrag van anderen kunt beinvloeden. Voorbeelden: 1. vaardigheden (goed kunnen spreken of organiseren) 2. charisma = uitstraling (mensen luisteren naar mensen die een sterke uitstraling hebben) 3. macht van het getal = hoe meer mensen je achter je hebt hoe meer macht je bezit. Maatschappelijk vraagstuk
Maatschappelijk vraagstuk Wat is waar en niet waar 7. Objectiviteit Feiten en meningen die overeenstemmen met de werkelijkheid. 8. Feit Een waarheid die voor iedereen controleerbaar is. 9. Mening Persoonlijk oordeel of standpunt 10. Subjectiviteit “Gekleurde” werkelijkheid. Voorbeeld: Een journalist die Ajax-fan is zal minder snel negatief schrijven over Ajax. 11. Manipulatie Het bewust “kleuren” van informatie. 12 Propaganda Steeds manipuleren ten gunste van een bepaalde groep. Maatschappelijk vraagstuk
Maatschappelijk vraagstuk Analyse model Vier invalshoeken: 1. sociaal-economische invalshoek 2. sociaal-culturele invalshoek 3. politiek-juridische invalshoek 4. veranderings- en vergelijkende invalshoek Sociaal-economische invalshoe Het gaat hierbij vooral om de belangen van mensen. Vaak zijn er tegengestelde belangen. Basisvragen: Wat zijn de belangen van de betrokkenen? Welke belangentegenstellingen zijn er? 2. Sociaal-culturele invalshoek Waarden en normen spelen hier een rol. Basisvragen: Welke waarden en normen spelen hier een rol? Spelen culturele kenmerken van de betrokkenen een rol; welke zijn dat? Maatschappelijk vraagstuk
Maatschappelijk vraagstuk 3. Politiek-juridische invalshoek Het gaat er hierbij vooral om hoe een probleem kan worden aangepakt door de overheid. Basisvragen: Wat heeft de overheid tot nu toe aan het probleem gedaan? Wat vinden de politieke partijen? Wat staat er in de wet en wat zou je moeten/kunnen veranderen in de wet? 4. Veranderings- en vergelijkende invalshoek Het gaat er hier om dat zaken aan verandering onderhevig zijn en niet overal hetzelfde wordt gedacht. Basisvragen: Plaats: Hoe denkt men in een bepaald land of streek over het probleem. (Het homohuwelijk in Rusland of in Nederland) Tijd: Hoe denkt men in een bepaalde tijd over het probleem. (Iemand zijn hand afhakken bij diefstal; nu of in de middeleeuwen) Groep: Hoe denkt een bepaalde groep over het probleem (PVV wil moskeeën in Nederland verbieden; PvdA niet). Maatschappelijk vraagstuk