Onvoltooid deelwoord/bijvoeglijk gebruikt deelwoord Spelling Onvoltooid deelwoord/bijvoeglijk gebruikt deelwoord
Aan het einde van de les kun je/ weet je… Weet je wat onvoltooide deelwoorden zijn; Kun je ze herkennen in een zin en goed spellen; Weet je wat bijvoeglijk gebruikte deelwoorden zijn; Kun je bijvoeglijk gebruikte deelwoorden goed spellen.
Wat gaan we doen? Uitleg lesstof Vier oefenvragen PTA spelling Zelfstandig werken paragraaf spelling h4 opdr 6 t/m 10 Pauze Afspraak maken over inleveren boekverslagen Stil lezen Spelling oefenen in de mediatheek
Wat is een onvoltooid deelwoord (od) ? Naast de persoonsvorm kunnen er nog meer werkwoorden in een zin staan: Infinitief Ik heb zin om te lopen Voltooid deelwoord ik heb gelopen Onvoltooid deelwoord Hij ging lopend naar huis Spelling van een od is heel makkelijk: Infinitief+d Lopen lopenD Werken werkenD Rennen rennenD
Bijvoeglijk gebruiken Als iets bijvoeglijk gebruikt wordt dan ZEGT het IETS over een ZELFSTANDIG NAAMWOORD. Deelwoorden (voltooid en onvoltooid) kun je bijvoeglijk gebruiken: Zwetend liep hij de race>>de zwetende man Hij had zijn geld al gebruikt.>>>het gebruikte geld Onvoltooid deelwoord Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord Bijvoeglijk gebruikt
Bijvoeglijk gebruikte deelwoorden Hoofdregel: Schrijf deze woorden zo KORT mogelijk! Het verhaal is verteld- het vertelde verhaal De afstand is gefietst- de gefietste afstand LET OP WOORDEN ALS: gewiTTe GereDDe gezeTTe De uitspraak is leidend voor de spelling!!!!
Onregelmatige/sterke werkwoorden Ook bijvoeglijk te gebruiken! Regel: voltooid deelwoord eindigt wel op –en Regel: voltooid deelwoord eindigt niet op -en Voorbeeld: De afstand is gelopen – de gelopen afstand Hij afstand is gezwommen- de gezwommen afstand het bijvoeglijk nw ook! Voorbeeld: Het boek is gebracht – het gebrachte boek Hij heeft het verhaal bedacht- het bedachte verhaal het bijvoeglijk nw ook niet!
OefenVraag 1 Maak twee zinnen waarin JE het onderwerp is. Gebruik de volgende persoonsvormen: antwoord en antwoordt Je antwoordt aan mij. Antwoord je aan mij? Uitleg Als ‘je’ voor de persoonsvorm staat schrijf je de ik-vorm+t Uitleg Als je onderwerp is en achter de persoonsvorm staat, schrijf je de ik-vorm.
OefenVraag 2 Maak twee zinnen. Zin 1 met de werkwoordsvorm: beantwoord Zin 2 met de werkwoordsvorm: beantwoordt Hij beantwoordt de vraag. Hij heeft de vraag beantwoord. Uitleg Beantwoordt is hier een persoonsvorm tt. In de zin is ‘hij’ het onderwerp: dus ik-vorm+t Uitleg Beantwoord is hier een voltooid deelwoord. De laatste letter van de stam zit niet in ‘t ex fokschaap: dus laatste letter een -d
OefenVraag 3 Leg uit waarom de werkwoordvorm ‘geland’ geen persoonsvorm kan zijn. Uitleg De persoonsvormen tt van het werkwoord landen zijn land, landt, landen. Geland=het voltooide deelwoord van het werkwoord landen.
OefenVraag 4 Welk woord is verkeerd afgebroken. Leg je antwoord uit!! A: ge-ant-woord B ha-ring C pi-a-no D le-tter-greep Uitleg Antwoord D is fout. Wanneer er een dubbele medeklinker in woord staat, verdeel je die ‘eerlijk’ over twee lettergrepen.