Gespreksvaardigheid 3VZ2

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Grammaire chapitre 4 1 hv.
Advertisements

3 vwo+ Grammaire chapitre 2
Grammaire thème 5 4 vwo.
Bienvenue à tous.
Grammaire chapitre 2 2 havo/vwo.
Grammaire thème 6 4 vwo.
3 VWO (+) Grammaire chapitre 3. Bijvoeglijke naamwoorden: bijzondere vormen Sommige bijv. nw. veranderen wanneer ze vóór een mannelijk zn. staan dat begint.
Hé non les poissons n' ondulent pas...belle illusion
Franse Les Les 16 Vorige les & huiswerk Voyages unité 7 afmaken Les pirates chapitre 8,9, 10 Vorige les & huiswerk Voyages unité 7 afmaken Les pirates.
Franse Les Les 15 Vorige les & huiswerk Extra oefenen meew. Vw.
Franse Les Les 16 Anne chapitre 1 à 4 Aujourd’huis nous sommes vendredi le 13 février 2015 QUEL JOUR SOMMES-NOUS?
Franse Les Les 18 Vorige les & huiswerk Zinnen maken / herhalen
 Monsieur Ibrahim la fin  Trientsje - présentation  Voyages unité 7  Unité 7 p. 54/55  San Francisco Chanson Aujourd’hui nous sommes le 4 février.
Grammaire chapitre 3 3 havo.
Franse Les Les 17 Vorige les & huiswerk Voyages p. 62
Franse Les Les 11 Vorige week Voyages p. 21 Extra oefeningen
Franse Les Les 1 Kennismaken / uitleg Chanson assis / debout TPR
Franse Les Les 15 Vorige week Anne chapitre 3 Voyages p. 25/26
Franse Les Les 3 Vorige les & huiswerk Le loup est revenu
Franse Les Les 10 Vorige week Voyages p. 19/20 Les professions Verbes : avoir + faire Petite Marie Vorige week Voyages p. 19/20 Les professions Verbes.
Het lijdend voorwerp 3 VMBO - Frans.
Persoonlijk voornaamwoord met nadruk
Vraagzinnen met vraagwoord
Franse Les Les 3 Vorige week Qu’est-ce qu’il y a Voyages p. 9/10/11
Franse Les Les 5 Vorige les & huiswerk Voyages p. 41/43/44
In de supermarkt Au supermarché Wat vind jij lekker om te eten? Qu’est-ce que tu aimes manger, toi?
Hallo! Goedendag! Bonjour!
Franse Les Les 4 Vorige week Voyages p. 12/13 Il y a une fille … Vorige week Voyages p. 12/13 Il y a une fille … Nous sommes mercredi le 8 avril 2015.
+ Woordenschat Actieboek pagina drieëntachtig Type de l’interro? Vous devrez remplir des bulles d’une page de BD. Bonne étude.
Franse Les Les 7 Vorige week Voyages p. 18/19 Verbe : avoir + faire
HET AANWIJZEND VOORNAAMWOORD
HET PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD
Faire connaissance dialogues + exercices
Parler de sa région Parler de ses origines Parler de son weeken-end.
Franse Les Les 20 Vorige les Voyages unité 7 p. 56/57 moi non, moi si vergelijkingen p maken Vorige les Voyages unité 7 p. 56/57 moi non, moi si.
Franse Les j’ai cherché et j’ai(re)trouvé mon livre Frans à la carte p. 40, 41, 42 Chanson – Destination ailleurs J’ai cherché j’ai cherché et j’ai(re)trouvé.
Franse Les Les 20 Vorige les Voyages unité 7 p. 56/57 moi non, moi si vergelijkingen p maken Vorige les Voyages unité 7 p. 56/57 moi non, moi si.
Franse Les J’ai perdu mon livre et vous? Les nombres Prononciation J’aime / Je n’aime pas Un jour normal Chanson – Destination ailleurs J’ai perdu mon.
Leçon 2 Wat gaan we doen? Voyages unité 9 p. 65/66 4a Uitleg TPRS Devoirs (huiswerk) Wat gaan we doen? Voyages unité 9 p. 65/66 4a Uitleg TPRS Devoirs.
Unité 1 page 1/5/16/17 Quiz TPRS verhaal – histoire du chat bleu Unité 1 page 1/5/16/17 Quiz TPRS verhaal – histoire du chat bleu Nous sommes mercredi.
Unité 1 p. 12/13 – oef. 3 a/b/c Uitleg TPRS TPRS verhaal – introductie Unité 1 p. 12/13 – oef. 3 a/b/c Uitleg TPRS TPRS verhaal – introductie Nous sommes.
Unité 1 page 15/16 Les nombres TPRS verhaal – mini-histoires Unité 1 page 15/16 Les nombres TPRS verhaal – mini-histoires Nous sommes mercredi le 26 octobre.
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
Franse Les Les 1 Wat gaan we doen? Qu’est-ce que j’ai fait?
TAALREGELS 33 DE VRAGENDE ZIN
Uitleg bij de vragenlijst Veiligheidsbeleving
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
Le COD et le COI Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp (COD) En meewerkend voorwerp (COI)
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
Les 4 havo Leesvaardigheistraining;
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
Les 4 havo Leesvaardigheistraining;
DE PASSÉ COMPOSÉ de voltooid tegenwoordige tijd.
Franse Les – 1e jaar Les 10 Aujourd’hui nous sommes …. Unité 2 page 25
Curriculum gespreksvaardigheid
Franse Les – 1e jaar Les 9 Aujourd’hui nous sommes …. Unité 2 page 25
Franse Les Les 1 Kennismaken / uitleg Uitleg methode Hoofdstuk 1a
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
Les 4 havo Leesvaardigheistraining;
Vraag stellen A. Zonder vraagwoord
Op elke dienst is er ... Pom potom….
IN ELK KANTOOR IS ER WEL ÉÉN...
Onregelmatig werkwoord être
Vergelijkingen Minder dan moins + bijvoeglijk naamwoord + que
Koningin Mathilde - C'est une femme - Elle a 46 ans - Elle est reine - Elle est mince - Elle a les cheveux blonds - Elle est assez grande - Elle porte.
HET BEZITTELIJK VOORNAAMWOORD
Ontkenning.
Qu’est-ce qu’on va faire?
Transcript van de presentatie:

Gespreksvaardigheid 3VZ2 Les 1

Kies een leerdoel voor deze les en noteer deze in je boekje Ik kan mezelf voorstellen Ik kan zeggen dat ik iets leuk vind of ergens van houd en vragen wat hij/zij leuk of van houdt Ik kan informatie geven over mijn familie Ik kan informatie geven en vragen over activiteiten in m’n vrije tijd en hobby’s

Gautier se présente Bedenk: https://www.youtube.com/watch?v=ag6y7LlTMUk Bedenk: Welke vragen zijn er aan hem gesteld in het Frans? Noteer: Welke antwoorden zou jij over jezelf geven in het Frans?

Welke zinnen en woorden heb je nodig?

Comment tu t’appelles? Tu as quel âge? Tu habites où? Tu as des frères ou des soeurs? Tu as un copain/ une copine? Tu es marié/célibataire? Qu’est-ce que tu fais dans la vie? Quels sont tes hobbys? Qu’est-ce que tu aimes? Qu’est-ce que tu n’aimes pas? Je m’appelle J’ai……. ans J’habite à …… Oui, J’ai……. / Non, je n’ai pas de…… Il / elle s’appelle Il/ elle a ….. ans Je suis…. Je vais à l’école Je fais des études / Je suis étudiant Je travaille comme…/Je suis…. Mon hobby est… Mes hobbys sont…. J’aime…… Je n’aime pas…..

Ik begrijp het niet = Je ne comprends pas. Hulpzinnen Ik begrijp het niet = Je ne comprends pas. Kun je dat herhalen? = Tu peux répéter ça? Ik vind het woord niet. = Je ne trouve pas le mot.

Opdracht 1: Zoek het verschil Tweetallen Iedere leerling krijgt 4 persoonsbeschrijvingen. LAAT DIT NIET AAN ELKAAR ZIEN!! Bij elk persoon zijn er één of twee verschillen in de informatie. Leerling 1 kiest een persoon en neemt de rol aan van deze persoon. Leerling 2 stelt Leerling 1 vragen om erachter welk persoon hij is en wat het verschil is. Bespreek in het wat het verschil was volgens jullie. Wissel van rol: Leerling 2 kiest een persoon en Leerling 1 stelt vragen.

Opdracht 2: Videoportret Drietallen   Leerling 1 filmt Leerling 2 en interviewt Leerling 2. Leerling 2 beantwoordt de vragen over zichzelf. Leerling 3 observeert Leerling 1 en 2 met het observatie-formulier. Wissel van rol: Leerling 3 filmt en interviewt, Leerling 1 beantwoordt, Leerling 2 observeert. Wissel van rol: Leerling 2 filmt en interviewt, Leerling 3 beantwoordt, Leerling 1 observeert. Mail de videoportretten naar: fbegeman@calandlyceum.nl

Evalueren Evalueer: Heb je je leerdoel behaalt? Vul het vragenlijstje in.

Gespreksvaardigheid 3VZ2 Les 2

Introduction https://www.youtube.com/watch?v=VnYqh758o_E Noteer: Hoe formuleren de kinderen welk film genre ze leuk vinden? Noteer: Welke filmgenres worden genoemd?

Kies een leerdoel voor deze les en noteer deze in je boekje Ik kan mijn mening of voorkeur uitdrukken over een film of concert Ik kan een afspraak maken om een activiteit met een iemand te gaan doen Ik kan een eenvoudig voorstel doen of afslaan Ik kan iemand uitnodigen en op een uitnodiging ingaan of afslaan om op een bepaalde tijd iets te doen

Welke zinnen en woorden heb je nodig?

Tu veux aller au cinéma/ à un concert? Tu veux aller voir quel film/quel artiste? Et toi? Tu aimes ça aussi? Tu es d'accord? Tu préfères quel film/quel artiste? Quand? À quel jour? À quelle heure? Tu peux ....................? C'est possible? Oui / bien sûr/ d'accord   Je veux aller voir.............................. Oui, je trouve ça super/bien/intéressant/rigolo Non, je trouve ça nul/bête/ennuyant/horrible Oui, parce que j'adore cet acteur/ cette actrice cet chanteur/cette chanteuse Non, parce que je déteste cet acteur/cette actrice/ ce chanteur/cette chanteuse Oui, j'aime ça!/ Non, je n'aime pas ça! Je préfère................ Parce que je préfère les films d'action/les films d'horreur/les films comiques/les comédies romantiques/ les films d'aventure Lundi/mardi/mercredi/jeudi/vendredi/samedi/ dimanche? À ...........heure Oui, je peux / Oui, c'est possible Non, je ne peux pas / Non, ce n'est pas possible.

Hulpzinnen Ik begrijp het niet = Je ne comprends pas. Kun je dat herhalen? = Tu peux répéter ça? Ik vind het woord niet. = Je ne trouve pas le mot. Wacht even. = Attends. Ik denk na. = Je réfléchis.

Opdracht 1: Tu préfères quel film? Tweetallen Kijk de filmtrailers Bedenk voor jezelf welke film je leuker vindt en waarom. In tweetallen: Vraag aan je medeleerling welke film hij leuker vindt en waarom. Zeg of je het hier mee eens bent en waarom.

Opdracht 2: Faire un rendez-vous Drietallen Iedere leerling heeft een agenda. Laat deze niet aan de ander zien!! Jullie hebben één film/concert-agenda. Neem het gesprek op met je telefoon. Leerling 1 nodigt Leerling 2 uit om naar een film/concert te gaan. Kijk in jullie agenda’s en zorg ervoor dat jullie een film/concert vinden die jullie beiden leuk vinden en waar jullie beiden naar toe kunnen (dag en tijd). Schrijf de afspraak in de agenda. Leerling 3 observeert en vult observatie-formulier in. Wissel van rol: Leerling 3 nodigt Leerling 1 uit en Leerling 2 observeert. Wissel van rol: Leerling 2 nodigt Leerling 3 uit en Leerling 1 observeert.

Evalueren Evalueer: Heb je je leerdoel behaalt? Vul het vragenlijstje in.

Gespreksvaardigheid 3VZ2 Les 3

Kies een leerdoel voor deze les en noteer deze in je boekje Ik kan aangeven of ik een product wel of niet wil kopen Ik kan getallen, zoals prijzen, aantallen en maten uitspreken en verstaan Ik kan mensen groeten en afscheid nemen, me verontschuldigen en bedanken Ik kan informatie geven en vragen over zaken, zoals over kleding

Welke zinnen en woorden heb je nodig?

Qu'est-ce que tu voudrais?  Pourquoi? Et toi? En quelle couleur?   En quelle taille? C'est combien? Je voudrais..... J'aime la couleur/ le style Je n'aime pas.... C'est joli/sportif/élégant/cool C'est moche C'est cher / Ce n'est pas cher   En noir/blanc/bleu/rouge/jaune/ vert/orange/ brun/gris/rose/violet En...... C'est ...... euro. Je le prends / Je ne le prends pas.

Hulpzinnen Dat is een ding voor/om te… = C’est een truc pour… Ik begrijp het niet = Je ne comprends pas. Kun je dat herhalen? = Tu peux répéter ça? Ik vind het woord niet. = Je ne trouve pas le mot. Wacht even. = Attends. Ik denk na. = Je réfléchis. Dat is een ding voor/om te… = C’est een truc pour… C’est comme…. = Net zoals….

Opdracht 1: Je voudrais…. Je ziet kledingstukken met prijzen. Je hebt een budget van 150 euro. Kies zoveel mogelijk kledingstukken die je zou willen kopen binnen je budget. Bedenk hoe het kledingstuk in het Frans heet en welke kleur het heeft.

€25 € 20 €60 € 40 €25 €20 €50 €40 €15 €40 €30

Opdracht 1: Je voudrais… Leerling 1 vraagt welke kledingstukken Leerling 2 zou willen. Leerling 2 antwoordt: - kledingstuk + kleur - prijs Leerling 2 zegt waarom: - Leuk, mooi, sportief, chique, cool, etc. - Te duur / niet duur Wisselen.

Opdracht 2: Mode des stars Leerling 1 pakt een celebritie-kaart. Leerling 2 heeft een magazijnlijst. Neem het gesprek op met je telefoon. Leerling 1 probeert zo veel mogelijk kledingstukken die op het plaatje staan in de juiste maat en binnen het budget te bestellen. Leerling 1 en Leerling 2 beantwoorden elkaars vragen. Leerling 1 vult het bestelformulier in Leerling 3 observeert. Wissel van rol.

Evalueren Evalueer: Heb je je leerdoel behaald? Vul het vragenlijstje in.

Gespreksvaardigheid 3VZ2 Les 4

Kies een leerdoel voor deze les en noteer deze in je boekje Ik kan een persoon beschrijven Ik kan de communicatie op gang houden Ik kan mijn persoonlijke voorkeur over iets uitspreken, bijvoorbeeld over bekende personen

Welke zinnen en woorden heb je nodig?

Il/elle est........ (huidskleur)? Il/elle a les cheveux......?   Il/elle a les yeux.......? Il/elle est........ (huidskleur)? Il/elle est ....(groot/klein/dik/dun/gemiddeld) Il /elle est (mooi/lelijk etc.) Quel est sa profession? C'est...(naam)? Oui, Il/elle a les cheveux...... Non, il/elle n'a pas les cheveux......   Oui, Il/elle a les yeux....... Non, il n'a pas les yeux...... Oui, il/elle est........ Non, il/elle n'est pas....... Oui, il/elle est....... Non, il/elle n'est pas..... Il/elle est..... Oui, c'est..... Non, ce n'est pas......

Hulpzinnen Ik begrijp het niet = Je ne comprends pas. Kun je dat herhalen? = Tu peux répéter ça? Ik vind het woord niet. = Je ne trouve pas le mot. Wacht even. = Attends. Ik denk na. = Je réfléchis.

Opdracht 1: Décrire une personne Je hebt kaartjes met verschillende woordcategorieën. Op het bord zie je een verzameling woorden. Kies in tweetallen de woorden uit die je denkt nodig te hebben voor het omschrijven van een persoon. Schrijf deze woorden op de achterkant van de categoriekaartjes.

frisés roux foncé chapeau raids grand blanc vert long joli beau moyen bleu brun cool méchant barbe belle moustache gris arrogant gros maigre Blond noir lunettes court gentil timide sérieux extravagant

Opdracht 2: Qui suis-je? Iedere leerling heeft een verschillende plaatjes van bekende personen Jullie hebben een stapeltje kaartjes met woorden. Leerling 1 neemt kiest een persoon. Neem het gesprek op. Zet ook de timer van je telefoon op een 1,5 minuut en start deze.   Leerling 2 stelt Leerling 1 vragen om erachter te komen welke persoon Leerling 1 in gedachte heeft. Hiervoor gebruik je de zinnen uit je lesboek en de woorden van de kaartjes. Leerling 3 observeert. Wissel van rol. Probeer met z'n drieën zoveel mogelijk personen binnen de tijd te raden.

Evalueren Evalueer: Heb je je leerdoel behaalt? Vul het vragenlijstje in.