Welkom havo 4.
Agenda: Benodigdheden/werkwijze. PTA. Korte terugblik vorige les Opgave 1.6 t/m 1.15 maken.
Benodigdheden. / werkwijze. Een schrift. De juiste lesbrief. Structuur tijdens de les: Herhaling theorie vorige les (nabespreken huiswerk). Nieuwe theorie. Zelfstandig lezen/maken opgaves. Nabespreken opgaves. (stap 2/3/4 herhalen) Nabespreken les. (opgeven huiswerk)
PTA
Start lesbrief crisis: Deze lesbrief gaat over (zie bladzijde 3). Keuzes maken. (dat is economie in een notendop) Ruilen en de rol van geld in de economie.
Korte terugblik: (stukje theorie). Er zijn al een aantal belangrijke economische begrippen de revue gepasseerd. Denk aan: consumentenvertrouwen, bestedingen, productie en werkgelegenheid. De relatie die ze tot nu toe hebben gelegd is Consumentenvertrouwen daalt, dalen de bestedingen, daardoor daalt de productie en daalt de werkgelegenheid. Dit betekend ook: consumentenvertrouwen stijgt, bestedingen stijgen, daardoor stijgt de productie en stijgt de werkgelegenheid.
Stukje rekenwerk: Als we een procentuele verandering willen berekenen gebruiken we de formule (nieuw – oud ) / oud * 100 % Cq: ik had 5 knikkers, nu heb ik 7 knikkers, dan is het aantal knikkers toegenomen met (7 -5 ) / 5 * 100% = 40%.
Stimuleren economie door meer geld in omloop te brengen: (5 minuten de tijd) 4 5 3 2 1 Lees het stukje ECB wil de economie stimuleren door meer geld in omloop te brengen. Beantwoord de volgende vragen: Waarom zou meer geld in omloop de economie stimuleren? Hoe kan de ECB (europese centrale bank) dit doen? Wat is inflatie, en hoe kan de maatregel van het ECB zorgen voor inflatie. Wat is deflatie, en waarom kan dat nadelig zijn voor de economie?
Waarom zou meer geld in omloop de economie stimuleren? Mensen hebben meer geld om te besteden, waardoor er meer geproduceerd kan worden en er dus meer mensen nodig zijn (minder werkloosheid) Hoe kan de ECB (europese centrale bank) dit doen? Door de rente te verlagen (tenslotte mensen gaan dan sneller lenen, minder snel sparen). Wat is inflatie, en hoe kan de maatregel van het ECB zorgen voor inflatie. Inflatie is stijging van het prijspeil, doordat mensen meer gaan besteden stijgt de vraag naar producten en dus mogelijk de prijzen van producten. Wat is deflatie, en waarom kan dat nadelig zijn voor de economie? Daling van het algemeen prijspeil, doordat de prijzen dalen gaan mensen hun bestedingen uitstellen (Mogelijk in de toekomst namelijk nog goedkoper)
4 5 3 2 1 Maak opgaves 1.6 t/m 1.9 Hiervoor 5 minuten de tijd. De eerste 3 minuten lees/werk je zelfstandig. Daarna mag je overleggen. Ben je eerder klaar kan je verder met opgave 1.10 (lees hiervoor overheid zou economie meer moeten stimuleren).
wat kan de overheid doen? De overheid kan de economie stimuleren door ervoor te zorgen dat mensen meer geld overhouden. Dit kan door belasting te verlagen of salarissen in de overheid sector te verhogen. wat is het gevolg voor de overheid als zei dit doen? Hun uitgaven stijgt of hun inkomsten daalt. (er ontstaat mogelijk een overheidstekort, en als er al een overheidstekort is neemt deze toe, hierdoor kan de overheid schuld stijgen).
Maak opgaves 1.10 (hele kleine opgave). 3 2 1 Hiervoor 3 minuten de tijd. De eerste 3 minuten lees/werk je zelfstandig. Daarna mag je overleggen. Ben je eerder klaar kan je verder met opgave 1.11 (lees hiervoor olieprijzen gedaald).
Terugblik: Het ECB kan de economie beïnvloeden door de rente te verlagen/verhogen. Dit heeft gevolgen voor de bestedingen, maar mogelijk ook voor het prijspeil (inflatie/deflatie). De overheid kan de economie beïnvloeden door overheidssalarissen/belastingen te verhogen/verlagen. Dit heeft invloed op het overheidstekort/overschot, wat weer invloed heeft op de overheidsschuld.
Wat bepaald de prijs van een goed? De prijs van een goed wordt door 2 zaken bepaald: De vraag naar het goed, de aanbod van het goed. Hoe speelt vraag een rol in de prijsbepaling? Hoe hoger de vraag, hoe hoger de prijs (tenslotte meer mensen willen het hebben, dit drijft de prijs omhoog). Hoe speelt aanbod een rol in de prijsbepaling? Hoe hoger het aanbod, hoe lager de prijs (tenslotte veel mensen verkopen het goed, moeten met elkaar concurreren, de prijs daalt).
4 5 3 2 1 Maak opgaves 1.11 en 1.12 Hiervoor 5 minuten de tijd. De eerste 3 minuten lees/werk je zelfstandig. Daarna mag je overleggen. Ben je eerder klaar kan je verder met opgave 1.13 (lees hiervoor de ongelijkheid gaat toenemen).
Het huiswerk is t/m 1.15
Terugblik afgelopen les: Het ECB kan de economie beïnvloeden door de rente te verlagen/verhogen. Dit heeft gevolgen voor de bestedingen, maar mogelijk ook voor het prijspeil (inflatie/deflatie). De overheid kan de economie beïnvloeden door overheidssalarissen/belastingen te verhogen/verlagen. Dit heeft invloed op het overheidstekort/overschot, wat weer invloed heeft op de overheidsschuld. De prijs van goederen wordt bepaald door de vraag en aanbod van het goed. Hoe meer vraag er naar een goed is (hoe meer mensen het dus willen kopen) hoe hoger de prijs wordt. Hoe lager de vraag naar een goed is (hoe minder mensen het dus willen kopen) hoe lager de prijs wordt. Hoe hoger het aanbod naar een goed is (hoe meer mensen het willen verkopen) hoe lager de prijs wordt (tenslotte, meer aanbod zorgt voor meer concurrentie). Hoe lager het aanbod naar een goed is (hoe minder mensen het willen verkopen) hoe hoger de prijs wordt (tenslotte, minder aanbod zorgt voor minder concurrentie).