Hoofdstuk 1 Grammatica zinsdelen
Hoe weet ik wat een zinsdeel is? Zoek eerst de persoonsvorm. Alles wat voor de persoonsvorm staat of voor de persoonsvorm gezet kan worden, is een zinsdeel. Verander de volgorde van de zin. Let op! Het moet wel een goede zin blijven.
Wat zijn de zinsdelen? Stap 1: Zoek de persoonsvorm. Voorbeeld: Op het strand van Zandvoort is in de nacht van vrijdag op zaterdag een auto aangespoeld. Zin in een andere tijd: Op het strand van Zandvoort was (pv) in de nacht van vrijdag op zaterdag een auto aangespoeld. Zin vragend: Is (pv) in de nacht van vrijdag op zaterdag een auto op het strand van Zandvoort aangespoeld?
Wat zijn de zinsdelen? Stap 2: Verander de volgorde van de zin. Op het strand van Zandvoort is (pv) in de nacht van vrijdag op zaterdag een auto aangespoeld. In de nacht van vrijdag op zaterdag is (pv) op het strand van Zandvoort een auto aangespoeld. Een auto is (pv) in de nacht van vrijdag op zaterdag op het strand van Zandvoort aangespoeld.
Wat zijn de zinsdelen? Stap 3: Zet streepjes tussen de zinsdelen. Op het strand van Zandvoort is in de nacht van vrijdag op zaterdag een auto aangespoeld.
Wat is de persoonsvorm (pv)? Door snoepreclames krijg ik veel zin in snoep. Zin in een andere tijd: Door snoepreclames kreeg (pv) ik veel zin in snoep. Zin vragend: Krijg (pv) ik door snoepreclames veel zin in snoep?
Verander de volgorde van de zin zo veel mogelijk Door snoepreclames krijg ik veel zin in snoep. Ik krijg veel zin in snoep door snoepreclames. Veel zin krijg ik in snoep door snoepreclames. In snoep krijg ik veel zin door snoepreclames.
Zet streepjes tussen de zinsdelen Door snoepreclames krijg ik veel zin in snoep.