Regelmatige werkwoorden J. van Os Maurick College 2016-2017 Tweede klas
Regelmatige werkwoorden Zwakke en sterke werkwoorden zijn allebei regelmatige werkwoorden: hebben in de tegenwoordige tijd dezelfde uitgangen Daarvoor bestaat een truucje: stam + (fe)e/st/t/en/t/en Stam: werkwoord – en. Dus: kommen Nederlands Duits (fe) Wonen = wohnen ik ich stam + e ich wohne jij du stam +st du wohnst hij/zij/het er/sie/es stam + t er/sie/es wohnt wij wir stam + en (hele ww) wir wohnen jullie ihr stam + t ihr wohnt Zij/u (mv.) Sie/Sie stam + en hele ww sie/Sie wohnen
eind van de stam: s-klank Als er aan het eind van de stam een s-klank (s/z/sch/ß) staat, dan komt er bij du alleen nog een –t bij. Stam van “reisen” is “reis” du reist Voor de rest geldt de regel van (fe)esttenten Nederlands Duits ik reis ich reise jij reist du reist hij/zij/het reist er/sie/es reist wij reizen wir reisen jullie reizen ihr reist zij (mv.) reizen/u reist sie/Sie reisen
Eind van de stam: d of T Aan het eind van de stam een d of t? Dan komt er een extra e bij du, er/sie/es en ihr. Truucje: op alle plekken waar nog geen e staat. De Duitsers willen Nederlandse dt-fouten voorkomen! Voor de rest geldt de (fe)esttenten-regel Nederlands Duits ik meld ich melde jij meldt du meldest hij/zij/het meldt er/sie/es meldet wij melden wir melden jullie melden ihr meldet zij (mv.) melden/u meldt sie/Sie meldenen