Hoofdstuk 3 Licht en landschap
Lichtval Hoe het licht valt, hoe het iets belicht Is dit strijklicht, glimlicht of zijlicht? Schildersezel = standaard voor doek om op te schilderen
Licht kan de sfeer van een schilderij bepalen. De schilder Monet schilderde dezelfde kathedraal op verschillende momenten van de dag. Dit noem je een IMPRESSIE een indruk van een moment geven
Impressionisme en Expressionisme Kunststroming, waar schilderij een gevoel/ emotie laat zien hoe de kunstenaar de werkelijkheid ziet. Kenmerk; overdreven felle kleuren, expressieve verftechniek Kunststroming, waar schilderij een korte indruk of momentopname laat zien Kenmerk: vlotte verftoetsen (streepjes/stippen) Toetsen= manier wijze waarop de verf met kwast of penseel op het doek wordt gebracht. Dik of stipjes of egaal. Licht - donker contrast; tegenstelling in lichte en donkere kleur bv zwart wit of lichtblauw/donkerblauw
Als er een lichtbron is zal er schaduw ontstaan. Er zijn 2 soorten schaduwen. Eigenschaduw Schaduw die op het onderwerp zelf te zien is: De eigenschaduw zorgt er voor dat het onderwerp ruimtelijk wordt. Slagschaduw Schaduw die het voorwerp werpt op de ondergrond of achtergrond waarop het ligt of voor staat
de schaduw (A + B) in deze boom heet: Eigenschaduw Minder donker gedeelte = halfschaduw (A) donker gedeelte = kernschaduw (B) A B
Silhouet= schaduwomtrek Sgafritto= techniek van wegkrassen van laag inkt waar ondertekening zichtbaar wordt Silhouet= schaduwomtrek
Lichtbron = iets wat licht geeft Kunstmatige lichtbronnen: Kaars, zaklamp, autolamp, tv ( gemaakt door de mens) Natuurlijke lichtbronnen: Zon, maan, sterren, bliksem (wat vanuit de natuur komt)
Ruimte illusie= schijnbare diepte Difuus licht= gedempt/ zacht licht Lichtbundel= een straal licht, bv door een raam, autolamp