Hoofdstuk 5 Spelling Persoonsvorm in de verleden tijd: zwakke werkwoorden
Zwakke werkwoorden in de verleden tijd Sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klank (lopen – liepen, worden – werden). Zwakke werkwoorden behouden in de verleden tijd hun klank. Zwakke werkwoorden krijgen in de verleden tijd stam +de(n) of stam +te(n) (fietsen – fiets – fietsten, rennen – ren – renden).
Zwakke werkwoorden in de verleden tijd werken branden verhuizen verven Weet je niet of je de verleden tijd met de(n) of te(n) moet maken? Maak het langer (verlengingsproef) en je hoort of het –te of –de is. werk brand → verhuiz → verv werkte(n) brandde(n) → verhuizde → verhuisde(n) → vervde → verfde(n)
Wanneer de verlengingsproef niet werkt Soms kun je de uitgang niet duidelijk horen Haal van het hele werkwoord in de tegenwoordige tijd -en eraf. Kijk naar de dan laatste letter. Is dit een t, x, k, f, s, c, h of p? (`t ex fokschaap) ja → + te(n) nee → + de(n) Probeer het maar eens bij deze ww: Barsten Typen Vergissen
Vul het schema aan PV VTregelswerkwoord: hopen werkwoord: leven enkelvoudik, hij, zij etc. stam + te of stam + de meervoudwij, jullie, zij etc. stam + ten of stam + den hoopteleefde hoopten leefden
Kies het juiste antwoord Wat is de persoonsvorm in de verleden tijd? De spits (missen) voor open doel. A.miste B.mistte C.misde
Kies het juiste antwoord Wat is de persoonsvorm in de verleden tijd? De klant (informeren) naar de prijs van de schommelstoel. A.informeerte B.informeerde C.informeerdde
Kies het juiste antwoord Wat is de persoonsvorm in de verleden tijd? Mary Poppins (zweven) aan haar paraplu boven de stad. A.zweevde B.zweefde C.zweefte