Hoofdstuk 5 Grammatica woordsoorten Voorzetsels. Wat is een voorzetsel? Voorbeelden: achter, binnen, boven, in, langs, naast, onder. Een voorzetsel kun.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
De zesde klas van meester Dirk Schooljaar
Advertisements

Een getal met een komma noemen we een decimaalgetal.
Oefentoets Duits Voorzetsels Leerjaar 2 START Door M. Wittwer.
Activiteiten Merenwijk.
Groeten uit Peru Anne, Christof, Bente, Teresa. We missen jullie.
Voorzetsels.
Een model van betekenis Inzicht in de semantiek van ruimtelijke voorzetsels.
Voorzetsels Voorzetsels staan meestal vóór een zelfstandig naamwoord
Lesplanning Binnenkomst Intro Nakijken 1.5 Uitleg 1.6
Module 1 – Dag 1 Hallo.
Voltooid deelwoord.
Nederlands Woordsoorten.
Klassenfeest Halloween
WERKWOORDSPELLING Hoe doe je dat ?.
Verkopen en kassa H3 Service en klachten Filiaalmanager.
Woordenschat groep 5 Thema 2 Les 1
2. Grammatica en spelling
Hoofdstuk 4 Grammatica woordsoorten
Hoofdstuk 4 Grammatica zinsdelen
GRAMMATICA Groepjes woorden uit een zin die bij elkaar horen:
Hoofdstuk 2 Grammatica woordsoorten
Hoofdstuk 1 Grammatica woordsoorten
Veel werkwoorden hebben een vast voorzetsel
Woordsoorten Maud Hutten.
digibordles: spinnen rekenbegrippen
@ allesvoorengels.nl. 1. Pak een lijntjesblaadje van mijn bureau 2. Zet de tafels uit elkaar 3. Leg dit op je tafel: - 2 zwarte / blauwe pennen - Leesboek.
Woordsoorten benoemen
Woordsoorten benoemen
Is ‘t kofschip gezonken…?
Nederlands Woensdag 6 januari 2va.
Tekenen marktplaats Thema Verzin een thema voor jouw tekening, zoals markt van vroeger, of een markt in Azië. Of iets wat je zelf verzint.
Grammatica woordsoorten H1 t/m H6
Eindtoets taal Oefenreeks 3 Gebruikte symbolen Ga naar mijn volgende dia Ga naar mijn voorgaande dia Ik wil nog even mijn informatie raadplegen.
Grammatica woordsoorten Aanwijzend en vragend voornaamwoord.
PERSOONLIJK EN BEZITTELIJK VOORNAAMWOORD Hoofdstuk 3 Grammatica woordsoorten © Noordhoff Uitgevers bv havo/vwo 2E.
GRAMMATICA BLOK 1 T/M 4 Uitleg en voorbeelden Woordsoorten Basis leerjaar 4.
lopen, vallen, gamen, nadenken
Grammatica woordsoorten H1 t/m H6
Woordenschat H4 In deze powerpoint: Opfrissen: Wat is een voorzetsel?
Longboard rijden Board balance Tricks Tricks Tricks Board balance
Hoofdstuk 4 Grammatica woordsoorten
Jij en ik.
Hoofdstuk 3 Grammatica woordsoorten
Woordbenoemen Groep 6 en 7.
Hoofdstuk 1 Grammatica woordsoorten
Mol en beer.
!! Uitnodiging !! "Prettige 10de verjaardag" Heb jij ook ingetekend…
Hoofdstuk 2 Grammatica woordsoorten
Onbepaald voornaamwoord
Grammatica hoofdstuk 1.
Grammatica zinsdelen Redekundig ontleden.
Grammatica woordsoorten
2 vmbo-t/havo Samenvatting Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 5 Afronden. Hoofdstuk 5 Afronden Paragraaf 5.1 In het midden.
Mondeling Nederlands Cursus 1 – Module 5 Dag 1.
Kommagetallen – De basis
Afronden en gemiddelde
Woordsoorten: Lidwoorden
TALENTENQUIZ.
Ll W A C H T ! JULIE SIKKING Wil je blijven leven, wacht dan even.
Hoofdstuk 5 Grammatica woordsoorten
Oriënteren digibordpeuters.
Zing Nederlands Met Me 29 juni 2018.
Routineliedjes Eten en drinken Stamp je voeten Dag, dag allemaal
Hoofdstuk 3 Taalverzorging
Hoofdstuk 2 Taalverzorging
Hoofdstuk 2 Taalverzorging
Woordbenoemen Zelfstandig naamwoord, eigennaam, lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, voorzetsel, telwoord.
WOORDSOORTEN HAVO-2.
Transcript van de presentatie:

Hoofdstuk 5 Grammatica woordsoorten Voorzetsels

Wat is een voorzetsel? Voorbeelden: achter, binnen, boven, in, langs, naast, onder. Een voorzetsel kun je meestal voor een lidwoord zetten. Voorbeeld: op de rode fiets. Ezelsbrug: een voorzetsel kun je voor 'het kooitje' of voor 'het feest' zetten. Voorbeeld: De papegaai vloog uit het kooitje. Tijdens het feest waren alle winkels gesloten.

Wat is een voorzetsel? Een voorzetsel geeft aan een: plaatsDe kat ligt naast de hond. tijdIn mei gaan wij vijf dagen naar Berlijn. redenDe toptennisser heeft vanwege een zere knie afgezegd. oorzaak De baby kraaide van plezier.

Vul zo veel mogelijk verschillende voorzetsels in. VB: 1. De papegaai zit het kooitje. 2. De papegaai zit het kooitje. 3. De papegaai zit het kooitje. 4. De papegaai zit het kooitje. 5. De papegaai zit het kooitje enz. achter bij in tegenover voor

Vul het juiste voorzetsel in. 1.Chloë is verliefd Joris. 2.Ik ben benieuwd mijn cijfer voor de so Frans. 3.Houd jij niet witlof? 4.Feyenoord speelt komende zaterdag FC Twente. 5.Op het dorpsplein kun je spinnen het goede doel. naar van tegen voor op

Wat is het voorzetsel? Tijdens mijn verjaardag werd veel gedanst op goede muziek Loop je even naar mijn tafel toe en zet dat kopje er maar op. Wil je dat papier even in het prullenbakje doen dat op mijn bureau staat.

Wat is het voorzetsel? Tijdens mijn verjaardag werd veel gedanst op goede muziek Loop je even naar mijn tafel toe en zet dat kopje er maar op. Wil je dat papier even in het prullenbakje doen dat op mijn bureau staat.