Extra oefenopgaven kruisingen 3 VWO
Belangrijke begrippen Genotype / fenotype (AA of aa) Homozygoot / Heterozygoot (Aa) Dominant (A) Recessief (a) Intermediaire genotype: IᴬIᵃ (bv. Roze) Autosomaal niet geslachtschromosoom Geslachtsgebonden recessieve/ dominante overerving (X- chromosomaal) XᴬXᴬ - XᵃY
Opdracht 1 Dus Zwart is dominant A. Wit is recessief: aa 2 Heterozygoten dus: P Aa x Aa A of a A of a Dus hoeveel procent? Aa AAAAa a aa
Opdracht 2
Opdracht 3 Zwart X Wit Alle nakomelingen zijn zwart: dus dat betekent dat……………….. Dan wit gekruist met een van deze nakomelingen: Dus P aa X Aa a A of a F1 Aa aAaaa
Opdracht 4
Opdracht 5 Rood X Wit F1 = Rose Hoe geven we dit nu aan? Rose X Rose F2 IᴿIᴿ = rood Hoeveel van de 32? IᴿIᵂ = rose IᵂIᵂ = wit IᴿIᵂ IᴿIᴿIᴿIᴿIᵂ IᵂIᴿIᵂIᵂIᵂ
X- chromosomaal Voorbeeld kruising: Kleurenblindheid: (B=kleuren zien / b=kleurenblind) Heterozygote vrouw kruist met kleurenblinde man P: X B X b x X b y XBXB XbXb XbXb X B X b X b yX B yX b y
X - chromosomaal Vleugels zonder dwarsader= Xᵃ Vrouw vleugels zonder dwarsader XᵃXᵃ Normale man XᴬY P XᵃXᵃ x XᴬY g X ᵃ Xᴬ of Y F1 XᴬY XᵃXᴬXᵃXᵃY XᵃXᴬXᵃXᵃY P XᴬXᵃ x XᵃY G Xᴬ of Xᵃ Xᵃ of Y F2 XᴬXᵃ XᴬXᵃXᵃXᵃ YXᴬYXᵃY