Imparfait Nederlands:onvoltooid verleden tijd voorbeeldIk keek een film. Wij waren in Frankrijk.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Wat is een persoonsvorm?
Advertisements

Futur van regelmatige werkwoorden
Il Silenzio.
Werkwoordspelling Hoe ging het ook alweer?.
Havo 3 Grammaire chapitre 4.
PASSÉ COMPOSÉ VERVOEGD MET ÊTRE
2 hv en 2 A+ Grammaire chapitre 4.
3 vwo+ Grammaire chapitre 2
REGELMATIGE WERKWOORDEN OP -ER
Voltooid tegenwoordige tijd
Tegenwoordig deelwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Persoonsvorm Saskia Hoekx.
PASSÉ COMPOSÉ ÊTRE APPRENDRE 3 UNITÉ 2.
REGELMATIGE WERKWOORDEN OP -RE
Grammaire thème 5 4 vwo.
Prachtige Patronen.
Vous avez passé de bonnes vacances de Noël?
Non, je n’ai pas de.
Grammaire chapitre 2 2 havo/vwo.
Grammaire thème 4.
Havo 3 Grammaire chapitre 6.
Passé composé.
Brugklas Werkwoordspelling.
Regelmatige werkwoorden op –er
WERKWOORDSPELLING Met dit overzicht vind je uit hoe je de werkwoordsvorm moet schrijven. Dit is de knop om te beginnen.
2 hv en 2 vwo+ Grammaire chapitre 5.
Het lijdend voorwerp 3 VMBO - Frans.
Persoonlijk voornaamwoord met nadruk
Connaitre 3M – week 40 - Frans.
Grammatica en spelling
Franse Les Les 3 Vorige week Qu’est-ce qu’il y a Voyages p. 9/10/11
Hallo! Goedendag! Bonjour!
Franse Les Les 4 Vorige week Voyages p. 12/13 Il y a une fille … Vorige week Voyages p. 12/13 Il y a une fille … Nous sommes mercredi le 8 avril 2015.
Faire 3 VMBO - Frans.
De verleden tijd - imparfait
Venir 2 VMBO - Frans.
L’IMPARFAIT, LE PASSÉ COMPOSÉ, LE PASSÉ SIMPLE
DE AANVOEGENDE WIJS LE SUBJONCTIF [Audio p.1]
Meewerkend voorwerp & Lijdend voorwerp
Lire 3 VMBO - Frans. Wat moet je weten om dit onderdeel te begrijpen?: Wat een onregelmatig werkwoord is De tegenwoordige tijd (présent) De verleden tijd.
Het werkwoord être (= zijn)
Les verbes.
Is ‘t kofschip gezonken…?
Futur proche (toekomende tijd) Gebruik je:als iets (heel binnenkort) nog moet gebeuren voorbeeldIk ga winkelen. Wij gaan huiswerk maken. Hij gaat bellen.
Het werkwoord faire (= doen/maken)
Avoir (= hebben) vervoegingvertaling j’aiik heb tu asjij hebt il/elle/on ahij/zij/men heeft nous avonswij hebben vous avezjullie hebben/u heeft ils/elles.
De passé composé Nederlands: voltooid tegenwoordige tijd
Werkwoordspelling Tegenwoordige tijd. Stam zoeken (infinitief –en) PersoonVormPersoon Ik …Stam Je/JijStam + t StamJe Hij/zij/hetStam + t Wij/jullie/zijStam.
Voorzetsels bij landen en steden
Passé composé (voltooid tegenwoordige tijd)
DE PASSÉ COMPOSÉ de voltooid tegenwoordige tijd.
PPS Daniel 14/01/2008 Il Silenzio.
Franse Les – 1e jaar Les 10 Aujourd’hui nous sommes …. Unité 2 page 25
Franse Les – 1e jaar Les 9 Aujourd’hui nous sommes …. Unité 2 page 25
LE FUTUR Je vais aller en France ce week-end.
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
Benadrukt persoonlijk voornaamwoord
Persoonlijk voornaamwoord
-ir -er -re Regelmatige werkwoorden eindigend op:
Connaître (= kennen) présent ik ken je connais jij kent tu connais
Regelmatige werkwoorden op - er
Onregelmatig werkwoord être
Regelmatige werkwoorden op -er
Le futur proche et le futur
Le futur De futur is de toekomende tijd.
Vergelijkingen Minder dan moins + bijvoeglijk naamwoord + que
Le passé compose et l’imparfait
Qu’est-ce qu’on va faire?
(Het werkwoord doen, maken)
Transcript van de presentatie:

Imparfait Nederlands:onvoltooid verleden tijd voorbeeldIk keek een film. Wij waren in Frankrijk.

Vorm 1.Neem de nous-vorm van de présent regardons 2.Haal –ons ervan af. regard 3. Plaats de juiste uitgang erachter.

Uitgangen je-ais tu-ais il/elle/on-ait nous-ions vous-iez ils/elles-aient

je regardaisik keek tu regardaisjij keek il/elle/on regardaithij/zij/men keek nous regardionswij keken vous regardiezjullie keken/u keek ils/elles regardaientzij keken voorbeeldIk keek een film. Je regardais un film.

Dit kun je bij ieder werkwoord toepassen, ook bij de onregelmatige werkwoorden. Uitzondering! Het werkwoord être krijgt de stam ét. ik wasj’étais jij wastu étais hij/zij/men wasil/elle/on était wij warennous étions jullie waren/u wasvous étiez zij warenils/elles étaient

voorbeeldWij waren in Frankrijk. Nous étions en France. Let op! er is/er zijn  il y a er was/er waren  il y avait