Eindtoets taal Oefenreeks 9
Gebruikte symbolen Ga naar mijn volgende dia Ga naar mijn voorgaande dia Ik wil nog even mijn informatie raadplegen
Keuzemogelijkheid Wil je nog graag even de informatie doornemen ? Klik op onderstaande knop Maak je graag onmiddellijk de oefeningen ? Klik op onderstaande knop
Naamwoorden = woorden die een naam geven aan personen, dieren en dingen.
Klik de naamwoorden aan. Een groot huis heeft veel kamers. Er is een trap naar de kelder. Boven gaat er een trap naar de zolder. Als ik ‘s avonds naar bed toe ga, sta ik nog eventjes voor de spiegel. Dan weet ik : ik woon dertien-hoog op een flat en ik heb een lekker warm bed.
Geef elk ding een naam. Zet er ‘de’ of ‘het’. de ladderhet vliegtuigde olifant
de tenthet oogde appel Geef elk ding een naam. Zet er ‘de’ of ‘het’.
Schrijf de woorden in het juiste vak. PersonenDierenDingen (zaken) Bilkonijnbed vriendvarkentaart bakkerkoebrood
Klik de naamwoorden aan. Een groot huis heeft veel kamers. Er is een trap naar de kelder. Boven gaat er een trap naar de zolder. Als ik ‘s avonds naar bed toe ga, sta ik nog eventjes voor de spiegel. Dan weet ik : ik woon dertien-hoog op een flat en ik heb een lekker warm bed.
Geef elk ding een naam. Zet er ‘de’ of ‘het’. de ladderhet vliegtuigde olifant
de tenthet oogde appel Geef elk ding een naam. Zet er ‘de’ of ‘het’.
Schrijf de woorden in het juiste vak. PersonenDierenDingen (zaken) Bilkonijnbed vriendvarkentaart bakkerkoebrood
Naamwoorden = woorden die een naam geven aan personen, dieren en dingen.
Klik de naamwoorden aan. Een groot heeft veel. Er is een naar de. Boven gaat er een naar de. Als ik ‘s avonds naar toe ga, sta ik nog eventjes voor de. Dan weet ik : ik woon dertien-hoog op een en ik heb een lekker warm. huis kamers trap kelder trapzolder bedspiegel flat bed
Zet er ‘de’ of ‘het’. ______ ladder dehet
Zet er ‘de’ of ‘het’. _______ vliegtuig dehet
Zet er ‘de’ of ‘het’. _______ olifant dehet
_______ tent dehet Zet er ‘de’ of ‘het’.
_______ oog dehet Zet er ‘de’ of ‘het’.
_______ appel dehet Zet er ‘de’ of ‘het’.
Schrijf de woorden in het juiste vak. Klik op de juiste woorden. Personen __________ konijn brood bakker taart Bil bed varken vriend koe
Dingen (zaken) ___________ konijn brood bakker taart Bil bed varken vriend koe Schrijf de woorden in het juiste vak. Klik op de juiste woorden.
Dieren ___________ konijn brood bakker taart Bil bed varken vriend koe Schrijf de woorden in het juiste vak. Klik op de juiste woorden.
Proficiat !