Nederlands Vrijdag 11 maart 2VA.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Uitleg bijwoordelijke bepaling (bwb)
Advertisements

Schema en synthese van een zakelijke tekst
Uitleg meewerkend voorwerp (mv)
Echte Vrienden zijn belangrijk in het leven.
Uitleg lijdend voorwerp (lv)
Extra ondersteuning voor leesvaardigheid
THEORIE LEESVAARDIGHEID IN BEELD
Verbanden en signaalwoorden in een tekst
Voor een lieve vriend of vriendin
Aan een buitengewoon persoon!
Tekststructuren 5.3.
Nieuwsbegrip Doel van deze les:
Aan een buitengewoon persoon!
Uitleg bijvoeglijke bepaling (bvb)
Interpreteren van data
MET DANK AAN COLLEGA’S IN DEN LANDE ! vee 2012
Grammatica Nederlands
een aantal voorbeelden en oefeningen
Op maat werken aan taal Over de invoering van Muiswerk op de Emmausschool in Rotterdam Rob Royen, ICT-coördinator, leerkracht, taalwerkgroeplid.
Centraal Examen 2012 Nederlands dinsdag 15 mei
Ik geloof… Dat onze achtergrond en omstandigheden misschien wel van invloed zijn geweest op wie we zijn,maar dat wìj verantwoorde-lijk zijn voor wie we.
Bruggen bouwen, is elkaar vertrouwen.
Cursus Lezen 5 vwo.
Proeftoets periode 1 4 havo.
Uitleg persoonsvorm (pv)
Samenvatting Havo 5.
4. Leesvaardig Blz. 144 t/m 150 Blok 6. Leesvaardig Leerdoel (2f): Je weet uit de tekst de halen wat een feit of een mening is. Je kunt uit een tekst.
Chronologisch/Opsommend/tegenstellend/vergelijkend
Leesvaardigheid Hoofdstuk 1 t/m 3
De indeling van een tekst
Teksten schrijven. Teksten schrijven Teksten schrijven – Waar gaat het over Onderwerp Titel Lead Tussenkopjes Illustraties Woorden vet/cursief.
Tekstverbanden en signaalwoorden
voorbeelden en oefeningen
Tekstverklaring Hoe doe je dat?.
Begrijpend leesstrategieën, verbanden, signaalwoorden
VRIJDAG 4 MAART NEDERLANDS. PROGRAMMA 15 minuten lezen Herhalen hoofdstuk 4 Oefeningen maken (TEST of oefenen op de site NN)
WOENSDAG 16 MAART VRIJDAG 18 MAART NEDERLANDS. PROGRAMMA  15 minuten lezen uit het leesboek  Bespreken werkplanner  Nakijken opdracht 3 en 4 (lezen)
Ik ben vandaag niet thuis Ga jij naar de Colruyt? Ten eerste breng je choco mee Denk ook aan Nesquik Daarnaast nog mandarijntjes En ten slotte mag je geen.
Talentgebieden – Interesses –Leervoorkeuren
Leesvaardig Examentraining.
Het schrijven van een betoog
LEZEN 4.2 BETOOG, SOORTEN ARGUMENTEN EN KRITISCH LEZEN VAN EEN BETOOG.
LEZEN 3.4 FUNCTIES VAN TEKSTGEDEELTEN. KLAAR MET DE TOETS? Kijk de paragraaf lezen 3.4 na (zie antwoorden in je ) Meld jezelf aan op Google Classroom.
LEZEN 3.4 PUBLIEK, TEKSTDOEL, TEKSTSOORT. AAN HET EINDE VAN DEZE LES WEET JE.. Hoe een schrijver rekening houdt met zijn publiek bij het schrijven van.
HFD3: CHRONOLOGISCH/OPSOMMEND/ TEGENSTELLEND/VERGELIJKEND HFD4: CONCLUDEREND/VOORWAARDELIJK/ OORZAKELIJK/REDENGEVEND Verbanden in een tekst.
LEZEN 2.4 INFORMATIEVE TEKSTEN, INTERVIEWVERSLAG, INLEIDING EN SLOT EN FUNCTIES DAARVAN.
Een beoordeling schrijven
Cursus Leesvaardigheid
Meest voorkomende vragen bij examenteksten.
Verbanden en signaalwoorden
Meest voorkomende vragen bij examenteksten.
Lezen 1.2 Leesstrategieën, tekstverband/signaalwoorden onderwerp en hoofdgedachte.
Overtuigende tekst/betoog
Aantekeningen maken en navertellen
7 lessen tot het eindexamen – Tips en Tricks
Tekstverbanden en signaalwoorden
Dicteewoorden Papegaai Puberteit Cappuccino Toentertijd
Tekstverbanden en signaalwoorden
Tekstverbanden en signaalwoorden
Een RECENSIE schrijven
Een instructie schrijven
Inleiding, slot, functies, samenvattend tekstverband
Informatieve teksten, interviewverslag
teksten Een tekst vormt een samenhangend geheel
Inleiding, middenstuk, slot
Teksten lezen/Schrijven
Bewuster formuleren aan de hand van conceptcartoons over evolutie
diagnostische toets leesvaardigheid
Van alle markten thuis Perron 1 – les 23.
Belangrijke begrippen ‘Lezen’
Transcript van de presentatie:

Nederlands Vrijdag 11 maart 2VA

Programma 15 min. lezen Start hoofdstuk 5 Lezen: Huiswerk 16 maart: Tekst 1 samen lezen Uitleg theorie Huiswerk 16 maart: Leren theorie (blz. 175 + 176) Maken opdracht 3 en 4 (blz. 177 – 180)

DOEL Je kunt de volgende tekstverbanden benoemen in een tekst: Opsommend, chronologisch, toelichtend en tegenstellend verband (H3). Voorwaardelijk, redengevend, concluderend en oorzakelijk verband.

Theorie: tekstverbanden Om woorden, zinnen en alinea’s met elkaar te verbinden maak je gebruik van tekstverbanden. Soorten tekstverbanden: Opsommend verband Tegenstellend verband Toelichtend verband Chronologisch verband Voorwaardelijk verband Redengevend verband Oorzakelijk verband Concluderend verband

Chronologisch verband: gebeurtenissen worden Chronologisch verband: gebeurtenissen worden in de juiste tijdsvolgorde beschreven. Signaalwoorden: vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen. Voorbeeld: - Als je met de Thalys van Amsterdam naar Parijs reist, maak je drie tussenstops: eerst in Rotterdam, dan in Antwerpen en vervolgens in Brussel.

Opsommend verband: zaken worden achter elkaar opgenoemd. Signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), bovendien, verder, ten slotte, en, niet alleen… maar (ook). Wordt ook wel aangegeven met liggende streepjes of getallen, of met puntjes (dots). Voorbeeld: - Ik wijzig niet alleen het weer, maar houd me ook bezig met de gevolgen daarvan.

Tegenstellend verband: in een tekst worden Tegenstellend verband: in een tekst worden tegenovergestelde dingen genoemd. Signaalwoorden: tegenover, daarentegen, maar, hoewel, echter, toch, ofschoon, ondanks dat, aan de ene kant… aan de andere kant... Voorbeeld: - Hoewel hij miljonair is, leidt hij een vrij sober leven.

Toelichtend verband: er wordt extra informatie Toelichtend verband: er wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp (voorbeeld). Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan, neem nou. Voorbeeld: - Adriana kookt graag buitenlandse gerechten, zoals couscous en paella.

Voorwaardelijk verband: er wordt aangegeven Voorwaardelijk verband: er wordt aangegeven onder welke voorwaarden iets gebeurt. Signaalwoorden: als… (dan....), indien, tenzij, wanneer. Voorbeeld: - Als het apparaat goed werkt, (dan) maakt het volgens de ontwikkelaars een einde aan omslachtig kleding passen in veel te krappe kleedhokjes. - Als het morgen mooi weer is, (dan) gaan we naar het strand.

Redengevend verband: er wordt aangegeven Redengevend verband: er wordt aangegeven waarom iemand iets doet of vindt. Signaalwoorden: omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is. Voorbeeld: - Omdat het ijskoud is (reden), trek ik een warme trui aan. - Het scannen gaat door twee kledinglagen heen (reden); daarom is uitkleden niet nodig.

Oorzakelijk verband: lijkt op het redengevend. verband Oorzakelijk verband: lijkt op het redengevend verband. Het verschil is dat je bij een reden zelf het besluit neemt om iets wel of niet te doen. Bij een oorzaak gebeurt iets buiten jouw wil om. Signaalwoorden: doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij. Voorbeeld: - Doordat het ijskoud is (oorzaak), zijn de planten in mijn tuin bevroren (gevolg).

Concluderend verband: er wordt een conclusie Concluderend verband: er wordt een conclusie getrokken uit een aantal eerdere uitspraken in de tekst. Signaalwoorden: dus, daarom, dat houdt in, kortom, concluderend. Voorbeeld: - Roos heeft de hele week zitten leren voor de proefwerkweek. Zij zal haar toetsen dus wel goed maken.

HUISWERK Huiswerk 16 maart: Leren theorie (blz. 175 + 176) Maken opdracht 3 en 4 (blz. 177 – 180)