De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Gedragsveranderingen bij dementie

Verwante presentaties


Presentatie over: "Gedragsveranderingen bij dementie"— Transcript van de presentatie:

1 Gedragsveranderingen bij dementie
Rimalda van Beurden Psycholoog Rivas Zorggroep Adrie de Graaff Zorgregisseur kleinschalig wonen voor mensen met dementie Liesbeth Kooyman

2 Zintuiglijke waarneming
Prikkels Zintuigen Hersenen Gedrag Alle prikkels uit onze omgeving komen via de zintuigen de hersenen binnen resulteert in bepaald gedrag. Het soort gedrag is afhankelijk van het niveau waarop de hersenen functioneren.

3 Werking van de hersenen
4. Doordacht gedrag Cognitieve of denkende brein Dementie 3. Bewust gedrag Graag wil ik jullie wat vertellen over de werking van de hersenen en dan specifiek over de manier waarop de prikkelverwerking in de hersenen van dementerenden plaatsvindt. In grote lijnen kan worden gezegd dat gedrag ontstaat als reactie op prikkels uit onze omgeving. Hierbij kan de werking van de hersenen in vier niveaus worden onderverdeeld. Niveau 1 → het meest eenvoudige, basale niveau. Hier wordt uitsluitend reflexmatig op prikkels uit de omgeving gereageerd (vb. je brandt je hand en trekt hem terug). Hier wordt niet over nagedacht, dit gedrag vindt plaats op een onbewust niveau. Niveau 2 → op dit niveau worden de binnenkomende prikkels geordend en gesorteerd wat resulteert in spontaan en impulsief gedrag. Ook op dit niveau wordt gehandeld zonder dat er over wordt nagedacht (vb. …) Deze twee niveaus samen worden het emotionele of onderbrein genoemd. Ze vertegenwoordigen het reflexmatig, intuïtief, impulsief en ondoordacht handelen. Niveau 3 → op dit niveau worden er emoties gekoppeld aan de binnenkomende prikkels. Dit maakt het mogelijk dat je je bewust bent van wat je voelt en dat je kunt kiezen hoe je met deze emoties om wilt gaan (vb. Je bent boos, maar telt even tot tien zodat de emotie wat vermindert) Niveau 4 → op het vierde niveau komen allerlei hersenfuncties samen, waardoor je in staat bent om gedrag te bedenken en te overdenken: op dit niveau kun je overgaan tot bewust plannen, bewust keuzes maken, bepaalde situaties aanvoelen en je daaraan aanpassen, tijdsbesef, geweten, verantwoordelijkheidsgevoel, medegevoel voor anderen. Deze twee niveaus samen worden het cognitieve of denkende brein genoemd. Ze vertegenwoordigen het bewust denken en voelen. Bij dementerenden zijn de niveaus 3 en 4 verdwenen. Er wordt dan alleen nog basaal gereageerd op prikkels en ze zijn niet meer in staat om bewust te plannen, keuzes te maken, bepaalde situaties aan te voelen. Het tijdsbesef, het geweten, het verantwoordelijkheidsgevoel en het medegevoel voor anderen zijn grotendeels verdwenen. Bij teveel of te weinig prikkels ervaart de dementerende stress, waardoor hij zakt in zijn niveau van functioneren. Biedt positief, gerichte prikkels: ouderwets meubilair, voldoende loopruimte, positieve activiteiten zoals liedjes zingen en schilderen en hoekjes creëren waardoor hersenen op een positieve manier gestimuleerd worden. Een dementerende kan met de juiste omgeving en verzorging terugklimmen naar hersenniveau drie. 2. Spontaan, impulsief gedrag Emotionele of onderbrein 1. Reflexmatig gedrag

4 1. Communicatie Wees voorspelbaar Maak contact Stem af Gebruik gebaren
Voorkom falen Gebruik korte zinnen Bij de communicatie is het belangrijk dat je zorgt dat je: 1. Voorspelbaar bent Voorkom dat een dementerende schrikt Benader hem niet van achteren Blijf in het gezichtsveld van de dementerende Houd de aandacht van de dementerende vast 2. Contact maken Oogcontact Neem ooghoogte aan of maak jezelf kleiner 3. Afstemmen Neem de tijd voordat je aan een handeling begint Gebruik de woorden van de dementerende (papagaaien) 4. Gebaren: ondersteun de verbale communicatie met gebaren 5. Voorkom falen Test niet Verbeter niet Stel geen moeilijke vragen Overhoor niet Spreek dementerenden niet tegen Geef geen standjes Confronteer niet 6. Taalgebruik Praat langzaam, met een lage, zachte stem Praat niet harder dan nodig Gebruik niet teveel woorden Gebruik zinnen met één onderwerp Gebruik geen onbekende woorden Stel gesloten vragen

5 2. Inrichting Ouderwets Daglicht Contrasterende kleuren Rugdekking
Actieve en passieve zithoek Mensen slaan hun herinneringen op in beelden. Het geheugen heeft naast de functie om herinneringen van vroeger op te halen, ook de functie om dingen te herkennen: hierdoor weten we waar we zijn, waar we naartoe moeten, herkennen we iemand en weten we hoe een bepaald voorwerp eruit ziet. Bij dementerende worden geen nieuwe beelden meer aangemaakt en bestaande beelden gaan vervagen en gaan verloren. Het is dus belangrijk de omgeving van dementerenden in te richten met ouderwetse, herkenbare voorwerpen. Vaak kan een dementerende het heden niet meer herkennen. Door de omgeving herkenbaar te maken kunnen ze beter functioneren.

6 3. Structuur Vaste dagindeling Sfeer creëren
Duidelijk begin- en eindpunt Juiste prikkel op het juiste moment Voorkom afleidende prikkels

7 4. Dagbesteding Levens-geschiedenis Levensfase Type dementerende:
Zenner Doler Evenwichts-zoeker Probeer zoveel mogelijk aan te sluiten bij de belevingswereld van de dementerende. Door informatie in te winnen over het levensverhaal van de bewoner, is het makkelijker om prikkels te bedenken die passen bij die betreffende bewoner. Doseren van de prikkels is elke keer weer van belang. In grote lijnen kunnen dementerenden in 3 types worden ingedeeld: Zenners → staren de hele dag en zijn vrijwel bewegingsloos. Ze zijn ontspannen en hebben vaak baat bij een stille omgeving met rustige muziek. Dolers → te weinig prikkels is funest voor hen, daar worden ze onrustig van. Ze gaan op zoek naar prikkels, vooral naar geluids- en bewegingsprikkels. Ze hebben vaak moeite met slapen omdat de slaapkamer te stil is. Dolers kunnen ook last hebben van teveel prikkels, waardoor ze (weg)lopen. Evenwichtszoekers → hebben een grote behoefte aan (geluids- en bewegings) prikkels, maar kunnen of mogen niet meer lopen. Om aan deze behoefte te voldoen gaan zij zelf prikkels maken, door te roepen, kloppen, tikken of klappen.

8 Gedragsveranderingen
Apathie Agressie Achterdocht Angst Depressie Dwaalgedrag

9 1. Apathie Initiatiefloos gedrag, niet tot activiteiten te bewegen, niet uiten van emoties Apathie is een van de meest voorkomende gedragsproblemen bij dementie. Het komt voor bij driekwart van de mensen met de ziekte van Alzheimer. De kernmerken van apathie zijn verlies van initiatief, lusteloosheid en onverschilligheid. Dementerende mensen met apathie zijn minder geïnteresseerd in de wereld om zich heen, hebben geen zin meer om iets te doen, hebben afgevlakte emoties en zijn moeilijker te betrekken in sociale situaties. Naarmate de dementie ernstiger wordt, neemt de apathie vaak toe. Voor familieleden is dit een van de moeilijkste veranderingen, omdat zij moeizaam contact krijgen met de dementerende en nog maar weinig samen delen. Oorzaken Apathie ontstaat doordat de hersenen steeds verder aftakelen. Het probleem kan al in het begin van de ziekte aanwezig zijn. Daarna verergert het. Apathie kan ook een verschijnsel zijn van depressie.

10 2. Agressie Verbale agressie: schelden, vloeken, met woorden bedreigen, beledigen Fysieke agressie: slaan, knijpen, duwen, schoppen, vernielen, met voorwerpen gooien Iemand met dementie kan verbaal of fysiek agressief gedrag vertonen, denk hierbij aan schreeuwen, schelden, bedreigen, schoppen en slaan. Oorzaken Een dementerende kan zich agressief gedragen omdat hij zijn gevoelens niet meer op een gewoner manier kan uiten. Dit komt omdat zijn beoordelingsvermogen en zelfcontrole door de ziekte zijn afgenomen. Hierdoor kan hij een situatie verkeerd begrijpen en zich bedreigd voelen. Veel agressieve reacties komen voor als de dementerende lichamelijk wordt verzorgd. Angst, schaamte en gebrek aan privacy zijn dan de oorzaak. Ook kan agressie een paniekreactie zijn als er te hoge of te veel eisen aan hem worden gesteld of omdat hij gefrustreerd raakt omdat het niet meer lukt om eenvoudige taken uit te voeren. Agressie kan ook ontstaan als er sprake is van lichamelijke problemen: pijn, honger, verstopping of een volle blaas. Hoewel een agressieve reactie heel schokkend is, is het belangrijk te onthouden dat de dementerende die niet in de hand heeft. Agressief gedrag echtgenoot

11 3. Achterdocht Een algemene neiging tot wantrouwen en twijfel aan de bedoelingen en gedragingen van de ander Achterdocht is een emotie die ontstaat als mensen ervaren van er onheil dreigt. Oorzaken Mensen met dementie worden achterdochtig doordat ze de greep op de werkelijkheid verliezen. Ze vergeten dingen en kunnen situaties niet goed inschatten en raken in de war als ze de omgeving en de mensen om zich heen niet meer herkennen. Dementerende mensen zoeken de oorzaak van hun falen soms in de omgeving. Een gebrek aan ziektebesef kan dan leiden tot het beschuldigingen van anderen. Ook verbergen ze vaak spullen omdat ze bang zijn dat anderen deze afpakken. Hiernaast kunnen slecht zien, slecht horen en opname in een verpleeghuis de achterdocht versterken. Als de patiënt vroeger ook al een beetje achterdochtig was, wordt dit door dementie vaak erger.

12 4. Angst Een stemmingsstoornis, waarbij iemand zonder duidelijke reden erg nerveus, bezorgd of bang is Een kwart tot de helft van de mensen met dementie is angstig. Als iemand angstig is, is hij zonder duidelijke reden erg nerveus, bezorgd of bang. Angstige mensen met dementie volgen hun verzorgers vaak de hele dag. Voor de dementerende voelt dat vertrouwd en veilig. Voor de verzorger kan het vermoeiend zijn. Oorzaken De angst ontstaat door het besef van achteruitgang in het dagelijks functioneren. Het geheugen van de persoon met dementie achteruit gaat. De wereld wordt voor de dementerende steeds kleiner en onzekerder. Situaties worden vaak verkeerd begrepen, waardoor de dementerende niet weet hoe hij moet reageren. De dementerende wordt ook vaak bang als hij een bepaalde taak niet goed kan uitvoeren en hij mensen en de omgeving niet meer herkend. Ook spanningen of (negatieve) emoties bij anderen kunnen van invloed zijn. Vaak gaat angst samen met een depressie.

13 5. Depressie Een stemmingsstoornis, die zich kenmerkt door een verlies van levenslust of zware neerslachtigheid Een depressie is een stemmingsstoornis, die zich kenmerkt door een verlies van levenslust of zware neerslachtigheid. Bij een depressie is iemand somber, verdrietig en voelt zich waardeloos. Hij heeft minder zin in alledaagse activiteiten en kan ook minder plezier beleven. Oorzaken Een depressie komt vaak voor bij dementie. Driekwart van de mensen met beginnende dementie zijn somber omdat ze merken dat ze dement worden. De kans op depressie is hoger bij vasculaire dementie, onverwerkte rouw en na eerdere depressies. Soms veroorzaakt een depressie geheugenproblemen bij een oudere. Daardoor lijkt het alsof het hij dement is. De geheugenproblemen gaan over na behandeling van de depressie.

14 6. Dwaalgedrag Doelloos wandelen, waarbij geen rekening gehouden wordt met grenzen, beperkingen of obstakels, waardoor de betrokkene in gevaar gebracht kan worden Dwalen is een van de moeilijkste problemen die verzorgers van iemand met dementie tegenkomen. De patiënt kan door het huis dolen, buiten ronddwalen of weglopen. De patiënt tegenhouden is vaak moeilijk. Oorzaken Iemand met dementie dwaalt omdat hij: wil lopen, uit verveling of omdat hij zin heeft in beweging rusteloos is iets wil doen wat hij vroeger voor zijn werk deed zoekt naar iets of iemand uit zijn of haar verleden (ouderlijk huis) van plan was om ergens heen te gaan, maar is vergeten waarheen de omgeving niet meer herkent en verdwaalt


Download ppt "Gedragsveranderingen bij dementie"

Verwante presentaties


Ads door Google