De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Licht Hoofdstuk 5 paragraaf 5.1 en 5.2

Verwante presentaties


Presentatie over: "Licht Hoofdstuk 5 paragraaf 5.1 en 5.2"— Transcript van de presentatie:

1 Licht Hoofdstuk 5 paragraaf 5.1 en 5.2
Suzanne van den Oever Irma Retèl A2D

2 Welke rol heeft licht? weinig mensen denken na over het verschijnsel ‘licht’ we beschouwen licht als vanzelfsprekend in tegenstelling tot geluid en elektriciteit het kan eigenaardige eigenschappen hebben: door lichtinval kan een kleur anders lijken.

3 Licht zien. ons oog is het lichaamsdeel dat licht registreert.
in elk oog bevindt zich een lens. als deze lens niet goed werkt, is er een extra lens nodig. dan moet je een bril/lenzen dragen.

4 Licht in ons leven. licht is heel belangrijk voor ons, want zonder licht geen leven. licht word uitgestraald door een lichtbron. de zon is onze belangrijkste lichtbron. (natuurlijke lichtbron) de mens heeft ook zelf licht ‘gemaakt’. (kunstmatige lichtbron)

5 Lichtbronnen: in 1879 maakte Edison de 1e gloeilamp. Dit was de belangrijkste uitvinding van de eeuw. De gloeilamp heeft voor een enorme verandering in ons leven gezorgd. Nu konden we veel licht, veel meer dan een kaars, ook ‘s nachts hebben. tegenwoordig is het ‘s nachts nog heel erg licht door alle kunstmatige lichtbronnen.

6 Verplaatsing. licht heeft tijd nodig om zich van het ene naar het andere punt te verplaatsen. Dit gebeurd snel namelijk: km per seconde!! (dus ongeveer km per seconde!!) als je iets ziet komt er licht van een lichtbron of van een verlicht voorwerp in je oog.

7 lichtbundels als je een kaars aansteekt dan verspreidt het licht van de kaars zich in alle richtingen. Bij een zaklamp heb je zo’n verspreiding niet. Het licht is dan in lichtbundels, er zijn 3 soorten lichtbundels: evenwijdige lichtbundel: blijft steeds even breed. convergerende lichtbundel: gaat naar 1 punt toe. divergerende lichtbundel: lijkt uit 1 punt te komen.

8 Hoe zien we en hoe worden we gezien?
je kunt voorwerpen zien doordat ze licht weerkaatsen of uitstralen dat naar je ogen word weerkaatst. om goed te kunnen zien heb je 2 ogen nodig. de beelden op je netvliezen zijn ietsje verschillend vanwege de stand van je ogen. Door deze 2 verschillende beelden word je zicht ruimtelijk.

9 Licht is lekker gekleurd!!
zonlicht bestaat uit verschillende kleuren, waaronder: rood, oranje, geel, groen, blauw en violet. om deze kleuren aan te kunnen tonen bij een kleurloos licht heb je een prisma nodig. een prisma is een driehoekig glazen voorwerp.

10 Straling. zonlicht bevat ook straling dat onze ogen niet waarnemen: infrarood en ultraviolet. eigenlijk mag je deze straling geen licht noemen want je kunt het niet zien. van UV straling wordt je bruin want de UV straling heeft een chemische reactie op stoffen in je huid die donkerder worden, maar teveel straling is schadelijk, je kunt huidkanker krijgen.

11 Kleuren zien. als een voorwerp met een kleur wordt beschenen door wit licht(dit licht heeft weer verschillende kleuren). Het voorwerp absorbeert alle kleuren van het licht, behalve de kleur dat het voorwerp zelf heeft. als het licht niet de kleur van het voorwerp bezit wordt het voorwerp zwart.

12 witte voorwerpen kunnen dus ook geen enkele kleur absorberen en zwarte voorwerpen alle kleuren absorberen


Download ppt "Licht Hoofdstuk 5 paragraaf 5.1 en 5.2"

Verwante presentaties


Ads door Google