De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

LIBERALISME EN NATIONALISME

Verwante presentaties


Presentatie over: "LIBERALISME EN NATIONALISME"— Transcript van de presentatie:

1 LIBERALISME EN NATIONALISME
Tekens 5.1.

2 LIBERALISME Definitie: Geheel van doctrines die de individuele vrijheden in de maatschappij vrijwaren. Ontstaan concept: Middeleeuwen: waardigheid van een vrij man 18e eeuw: politieke betekenis Vrijheden op politiek en economisch vlak Later: algemenere betekenis

3 NATIONALISME Definitie: Beweging die het nationaal gevoel wil ophemelen en die verschillende vormen kan aannemen. Ontstaan concept: Van begrip ‘natie’ ‘natie’ t.o.v. ‘staat’ Staat = regering, administratie van een maatschappij Natie = geheel van burgers die willen samen leven Ontstaat naar aanleiding van Franse Revolutie

4 OPDRACHT Groep 1: liberalisme op privé en politiek vlak
Tekst pagina 9 Kennis over Verlichting Groep 2: nationalisme Natiegevoelen Verschillende vormen Teksten pagina 10 en 11

5 LIBERALISME PRIVE: Respect voor het individu en verdediging van de principes die hieruit volgen. Principes: Burgerlijke gelijkheid Vrijheid van mening en godsdienst Persvrijheid Vrijheid van vereniging

6 LIBERALISME POLITIEK:
Betwisting van gezag en verdediging van principes die hieruit volgen: WM wordt verkozen Nationale soevereiniteit Scheiding van de machten

7 NATIONALISME Nationaal gevoel:
Natie = gemeenschap van mensen die een eenheid van taal, cultuur en geschiedenis hebben en die een min of meer duidelijk bewustzijn hebben van eenheid. Natie-staat = staat die overeenkomt met een menselijke groep die cultureel een eenheid vormt, de natie

8 NATIONALISME Verschillende vormen:
Diepgaand patriottisme die binding met natie-staat verdedigt. Uitbreidingsbeweging die invloed van de natie-staat wil uitbreiden op basis van nationale identiteit Creëren van onafhankelijke natie-staten Bezetter wegjagen Nationale eenheid vormen

9 ONTSTAAN DUITSLAND EN ITALIË
Opdracht: Groep 1 bestudeert Italië en vult tabel aan Groep 2 bestudeert Duitsland en vult tabel aan Na 10 minuten leggen we onze bevindingen samen!

10 Situatie begin 19e eeuw ITALIË Stadsrepublieken Kleine vorstendommen
En de Kerkelijke Staten DUITSLAND Verschillende vorstendommen Heilige Roomse Rijk in de Middeleeuwen

11 Revolutiegolven van 1820-1830-1848
ITALIË Revoluties Maar mislukt o.v. interventies van de Heilige Alliantie DUITSLAND Revoluties Maar mislukt o.v. interventies van de Heilige Alliantie

12 Initiatief tot eenmaking
ITALIË Premier Cavour van Piëmont-Sardinië Via volksraadplegingen en oorlog DUITSLAND Kanselier Bismarck van Pruisen Via oorlogen en diplomatiek talent Meer nadruk op het militaire!

13 Buitenlandse hulp ITALIË Hulp van Frankrijk in oorlog tegen Oostenrijk
DUITSLAND Oorlog tegen het buitenland

14 1859: Lombardije 1860: Parma, Modena, Lucca en Toscane 1860: Koninkrijk Sicilië 1866: Venetië 1870: Rome en Kerkelijke Staten overwinnen

15 1864: Schleswig-Holstein 1866: Ontstaan van de Noord-Duitse Bond 1870: Zuid-Duitse staten sluiten zich aan

16 ONTSTAAN VAN BELGIË Congres van Wenen

17 Het Hollandse Bewind (1815-1830)
Grote verschillen tussen Noord en Zuid Godsdienst: calvinisme <-> katholicisme Taal: Frans in het Zuiden <-> Nederlands in het Noorden Tweeledig land 2 hoofdsteden: Brussel en Den Haag Duidelijk onderscheid tussen het Zuiden en het Noorden

18 Revolutie: liberaal en nationaal
In het Zuiden zowel liberalen als katholieken tegen de grondwet van 1815 Koning had teveel macht (geen vrijheid) Bezwaar tegen godsdienstvrijheid (nu ook protestantisme in het Zuiden) Zuiden was ondervertegenwoordigd 1e kamer: samengesteld door de koning 2e kamer: 55 van het Noorden en 55 van het Zuiden. Maar minder bevolking in het Noorden! Taalpolitiek: Nederlands = enige bestuurstaal

19 Revolutie: liberaal en nationaal
1830: julirevolutie in Frankrijk => oproerstemming in België Augustus 1830: heel wat opstandjes => koning Willem I stuurt troepen om de opstand te bestrijden => bloedvergieten => verscherpt de opstand

20 Revolutie: liberaal en nationaal
25 augustus: “Stomme van Portici” in Muntschouwburg in Brussel. Opera gaat over opstand tegen vreemde overheersing Volgende aria zou opschudding in de zaal veroorzaakt hebben: " Amour sacré de la patrie, Rends-nous l’audace et la fierté; A mon pays je dois la vie. Il me devra sa liberté."

21 Revolutie: liberaal en nationaal
Acties van het volk Burgerij en intelligentsia sluiten zich aan Plegen eigenlijk staatsgreep. Zij gaan macht in handen nemen en grondwet bepalen in hun voordeel!

22 Revolutie: liberaal en nationaal
4 oktober 1830: Aanstellen van Voorlopig Bewind Ontslagen van eed van Willem I Uitroepen van onafhankelijkheid van België Heilige alliantie? Opstand in Polen! Definitief op 20 december 1830 met conferentie van Londen Onafhankelijk land, maar moest neutraal blijven!

23 Een liberale grondwet Nationaal Congres heeft deze opgemaakt
Liberale modelstaat: grondwettelijke rechtsstaat gebaseerd op Volkssoevereiniteit scheiding van de machten WM = parlement Rol van koning is beperkt Cijnskiesrecht (1% van de bevolking!) 21 juli 1831: inhuldiging eerste Belgische koning Leopold I van Saksen-Coburg Erkenning van Nederland gebeurt pas in 1838.

24 België: land van tegenstellingen (1831-1914)
3 grote breuklijnen in het prille België: Politiek-ideologisch: katholiek <-> liberaal Socio-economisch: werknemers <-> werkgevers Taal: Nederlandstaligen <-> Franstaligen

25 1. Katholieken <-> Liberalen
Willem I was gezamenlijk strijdpunt => onderlinge twisten vergeten Na 1830 nog steeds samenwerking = UNIONISME tot 1848 Maar verdeeldheid over rol van de Kerk in de samenleving Liberalen: geloof = privé => volledige scheiding Kerk en staat Katholieken: Kerk wil invloed op samenleving behouden

26 1. Katholieken <-> Liberalen
1846: ontstaan Liberale Partij Laïcisering van het onderwijs Verlagen van kiescijns 1848: homogene liberale regering (aan de macht tot 1884) Elke gemeente minstens 1 staatsschool Vak godsdienst niet op het programma Reactie katholieken: Hevig Elke pastoor moest vrije school oprichten in zijn parochie

27 1. Katholieken <-> Liberalen
1884: ontstaan Katholieke Partij (aan de macht tot WO I) Twee schoolnetten blijven naast elkaar bestaan Tegenstellingen katholieken en liberalen = SCHOOLSTRIJD

28 2. Werknemers <-> Werkgevers
Tegenstellingen tussen arm en rijk (in navolging van industriële revolutie) Arm <-> Rijk Gevolg: 1885: ontstaan van de Belgische WerkliedenPartij (BWP) = socialisten Algemeen stemrecht Scheiding Kerk en staat Kosteloos onderwijs voor iedereen nationaliseringen

29 2. Werknemers <-> Werkgevers
Gevolg van ontstaan BWP = VERZUILING Liberalen, katholieken en socialisten bouwden elk hun eigen netwerk uit: Politieke partij Vakbond Ziekenfonds Sportverenigingen Cultuurverenigingen Krant School Jeugdbewegingen

30 2. Werknemers <-> Werkgevers
1831: cijnskiesrecht 1893: meervoudig algemeen stemrecht 1 stem: elke man van +25 jaar 1 of 2 extra stemmen naargelang rijkdom en bekwaamheid 21% van de bevolking mocht stemmen

31 3. Nederlandstaligen <-> Franstaligen
1830 geen officieel Nederlands, alleen maar Vlaamse dialecten. alle officiële documenten in het Frans Prestige van het Frans <-> Vlaams = achterlijk Ontstaan Vlaamse Beweging Uit van liberale intellectuelen (schrijvers zoals o.a. Conscience) Doel: culturele opleving van Vlaanderen Maar: Vlaanderen economisch zwak Aanvankelijk kleine groep Vooral steun van katholieken (socialisten en liberalen keerden zich af van Vlaamse Beweging)

32 3. Nederlandstaligen <-> Franstaligen
Jaren 1870: eerste taalwetten Tweetaligheid voor strafrecht en openbaar bestuur Bescheiden officieel plaatsje voor het Nederlands Economische heropleving ook noodzakelijk in Vlaanderen Oprichting van Nederlandstalige universiteit in Gent


Download ppt "LIBERALISME EN NATIONALISME"

Verwante presentaties


Ads door Google