Download de presentatie
1
God komt dichtbij
2
God komt dichtbij
4
Psalm 137 : 1-4 Wij zaten aan de rivier in de stad Babel en huilden toen wij aan Jeruzalem dachten. Onze citers hadden wij daar aan de takken van een wilg gehangen…
5
Psalm 137 : 1-4 … omdat onze bewakers wilden dat wij zouden zingen. Ondanks dat zij ons sloegen, wilden zij een vrolijk lied horen.
6
Psalm 137 : 1-4 "Vooruit!" zeiden zij. "Zing eens een lied over Jeruzalem!“ Maar hoe kunnen wij nu in een vreemd land een lied voor de HERE zingen?
8
Ezechiël 1 Ezechiël, de zoon van Búzi, was een priester, die zich met de Joodse ballingen ophield aan de rivier de Kebar in Babel.
9
Ezechiël 1 Op de vijfde dag van de vierde maand, toen ik dertig jaar oud was, ging plotseling de hemel voor mij open en zag ik visioenen van God.
10
Ezechiël 1 Dat was in het vijfde jaar van de ballingschap.
11
Ezechiël 1 Ik zag in dit visioen een zware storm uit het noorden op mij afkomen en die storm dreef een enorme wolk voor zich uit.
12
Ezechiël 1 Rond deze wolk schitterde een helle lichtglans, een vlammend vuur en daar middenin was iets dat blonk als goud.
13
Ezechiël 1 Toen verschenen uit het midden van de wolk vier vreemde gedaanten, die er als mensen uitzagen, afgezien van het feit, dat elk wezen vier gezichten en twee paar vleugels had!
14
Ezechiël 1 Zij hadden rechte benen en hun voeten waren gevormd als de hoeven van een kalf en zij fonkelden als gepolijst koper. Onder elk van hun vleugels kon ik menselijke handen onderscheiden.
15
Ezechiël 1 De vier levende wezens waren met de vleugels aan elkaar verbonden en vlogen recht vooruit, zonder zich om te draaien.
16
Ezechiël 1 Elk had van voren het gezicht van een mens, aan de rechterkant een gezicht als een leeuw, aan de linkerkant het gezicht van een stier en leek van de achterkant op een arend!
17
Ezechiël 1 Ieder had twee paar vleugels op het midden van de rug. Eén paar was verbonden met de vleugels van de wezens naast hem, het andere paar bedekte zijn lichaam.
18
Ezechiël 1 Waar hun geest ging, gingen zij; recht vooruit, zonder zich om te draaien. Tussen hen door bewoog iets dat leek op brandende kolen en felle fakkels.
19
Ezechiël 1 Het was een helder heen en weer bewegend vuur, waaruit bliksemstralen te voorschijn schoten. Deze wezens snelden heen en weer, bliksemsnel.
20
Ezechiël 1 Terwijl ik hiernaar stond te kijken, zag ik vier wielen naast hen op de grond, één wiel bij elk wezen. De wielen glansden als een turkoois en hadden allemaal dezelfde vorm.
21
Ezechiël 1 Elk wiel bevatte een tweede wiel, dat kruiselings op het grote wiel stond. Zij konden in alle richtingen bewegen zonder van stand te veranderen.
22
Ezechiël 1 De vier wielen hadden prachtige indrukwekkende velgen en de randen van de velgen waren bezet met ogen. Wanneer de vier levende wezens vooruit vlogen, gingen de wielen met hen mee.
23
Ezechiël 1 Als zij omhoog vlogen, gingen de wielen ook omhoog en als zij halt hielden, stonden ook de wielen stil. Want de geest van de vier levende wezens bevond zich in de wielen; dus waar hun geest ook ging, de wielen en de levende wezens gingen mee.
24
Ezechiël 1 Boven de hoofden van de wezens was iets dat er uitzag als een strakke hemel van verblindend kristal die zich boven hen uitstrekte. Onbeschrijflijk mooi!
25
Ezechiël 1 De vleugels van elk wezen strekten zich uit om de vleugels van de andere wezens aan te raken en elk van hen had twee vleugels, waarmee hij zijn lichaam bedekte.
26
Ezechiël 1 En als zij vlogen, maakten hun vleugels een geluid dat leek op golven, die zich op de kust werpen of op de stem van de Almachtige of op het dreunen van een oprukkend leger. Als zij stil stonden, lieten zij hun vleugels hangen.
27
Ezechiël 1 Opeens klonk er een stem uit de kristallen hemel, die zich boven hen uitstrekte. Want hoog daar boven stond iets dat leek op een troon, gemaakt van saffiersteen.
28
Ezechiël 1 En op die troon zat een gestalte die er uitzag als een mens. Boven zijn middel leek zijn lichaam op glanzend brons, flakkerend als vuur.
29
Ezechiël 1 Zijn middel leek uit vlammen te bestaan en een stralenkrans van licht omlijnde zijn lichaam. De schittering van die krans had iets weg van een regenboog in de wolken bij regenachtig weer.
30
Ezechiël 1 Zo zag de verschijning van de heerlijkheid van de HERE eruit. En toen ik ernaar keek, liet ik mij met mijn gezicht naar beneden op de grond vallen. Op dat moment hoorde ik de stem van iemand, die tegen mij sprak.
31
Ezechiël 2:1 Hij zei tegen mij: "Sta op, mensenzoon, dan zal Ik met u spreken."
40
Exodus 19 Op de derde dag, bij het aanbreken van de morgen, donderde en bliksemde het. Een donkere wolk hing om de berg en het zware geluid van een ramshoorn weerklonk. De mensen in het kamp beefden van schrik.
43
Ezechiël 1 : 15-16 Terwijl ik hiernaar stond te kijken, zag ik vier wielen naast hen op de grond, één wiel bij elk wezen. De wielen glansden als een turkoois en hadden allemaal dezelfde vorm.
45
Ezechiël 1 : 18 De vier wielen hadden prachtige indrukwekkende velgen en de randen van de velgen waren bezet met ogen.
46
Openbaring 5 : 6 Toen zag ik tussen de troon en de vier levende wezens, in het midden van de vierentwintig oudsten, een Lam staan.
47
Openbaring 5 : 6 Het leek wel of het geslacht was. Het had zeven horens en zeven ogen; dat zijn de zeven Geesten van God, die over de hele aarde uitgestuurd zijn.
50
Ezechiël 1 : 28 Zo zag de verschijning van de heerlijkheid van de HERE eruit. En toen ik ernaar keek, liet ik mij met mijn gezicht naar beneden op de grond vallen.
51
Ezechiël 1 : 28, 2 : 1 Op dat moment hoorde ik de stem van iemand, die tegen mij sprak. Hij zei tegen mij: "Sta op, mensenzoon, dan zal Ik met u spreken."
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.