Hoy es miércoles el 28 de octubre Vandaag is het woensdag 28 oktober.

Presentatie over: "Hoy es miércoles el 28 de octubre Vandaag is het woensdag 28 oktober."— Transcript van de presentatie:

1 Hoy es miércoles el 28 de octubre Vandaag is het woensdag 28 oktober

2 Programa Proefwerk bespreken in vorm van SPEL Proefwerk uitdelen Eigen woordenlijst afmaken en inleveren Bron D

3 Spelregels We gaan een spel doen in 6 teams. Teams: 2havotrw.wikispaces.com. Je zit als team bij elkaar. Ieder team begint met 10 X-en op het bord. Ieder team krijgt een vraag, je schrijft dit antwoord op een papier en houdt dit papier omhoog. Het team dat het antwoord goed heeft, mag 2 X-en van een ander team van het bord verwijderen.

4 Voordat je de X-en verwijdert, mag je een bal in het doel schieten. Lukt dat vanaf LIJN 1: Dan mag je 4 X-en weghalen. Lukt het vanaf LIJN 2: Dan 5 X-en. Het is niet toegestaan X-en van je eigen team te verwijderen! Als jouw groep uit het spel ligt (geen X-en meer) dan kun je opnieuw een plek verdienen door: – Een juist antwoord – Scoren Je krijgt dan 4 of 5 X-en terug op het scorebord

5 Het winnende team heeft aan het einde de meeste X-en op het bord staan. Doel is dus: zorg dat je teams wegspeelt! Dit spel kent 7 rondes (7 vragen) BOEKEN/SCHRIFT weg, alles van tafel. Spreek af wie er gaat schrijven.

6 ¿LISTOS?

7 Ronde 1 – vraag 1 Geef het rijtje van het werkwoord HABER ALLE TEAMS

8 Ronde 2 – vraag 2 Geef het voltooid deelwoord van: Team 1: pintar Team 2: beber Team 3: comer Team 4: andar Team 5: vivir Team 6: salir

9 Ronde 3 – vraag 3 Geef het voltooid deelwoord van Team 1: abrir Team 2: hacer Team 3: volver Team 4: escribir Team 5: ver Team 6: poner

10 Ronde 4 – vraag 4 Schrijf 2 zinnen: 1 zin wat je leuk vindt/1 zin wat je niet leuk vindt ALLE TEAMS

11 Ronde 5 – vraag 5 Vul de juiste vorm in van het werkwoord tussen haakjes in de presente (tegenwoordige tijd) Team 1: Ella _____ una fiesta. (dar) Team 2: Yo _______ mi libro en la mesa. (poner) Team 3: Yo no ______ mucho sobre Madrid. (saber) Team 4: Nosotros _________ nunca. (salir) Team 5: Tú ________la ropa en la maleta. (poner) Team 6: Ellas ______ un regalo a mi tía (dar)

12 Ronde 6 – vraag 6 Geef antwoord op de volgende Spaanse zin: Team 1: ¿Te gusta la comida española? Team 2: ¿Has estado en Madrid alguna vez? Team 3: ¿Has ido de vacaciones este verano? Team 4: ¿Qué tipo de música te gusta? Team 5: ¿Cuál es tu pasatiempo favorito? Team 6: ¿No lo conozco, es famoso?

13 Ronde 7 – vraag 7 Geef de vertaling van de volgende woorden: Team 1: la puesta del sol Team 2: las estrellas Team 3: el mar Team 4: enseñar Team 5: llover Team 6: el lujo

14 Woordenlijst 10 woorden (met vertaling en lidwoorden) over ETEN

15 Bron D In de vorm van een spreekopdracht (stencil)