Download de presentatie
GepubliceerdPepijn Jacobs Laatst gewijzigd meer dan 9 jaar geleden
1
TOETSSTOF IMMUNITEIT + VACCINATIE
niveau 4
2
DEFINITIE Immuniteit = weerstand tegen lichaamsvreemde stoffen.
Lichaamsvreemde stoffen worden antigenen genoemd. Ze zijn te verdelen in 2 groepen: Ziekteverwekkers zoals micro-organismen en parasieten Gifstoffen
3
WAAROM EEN IMMUUNSYSTEEM?
Aanvallen van buitenaf: Dieren moeten zich beschermen tegen indringers, bijvoorbeeld virussen, bacteriën, schimmels Aanvallen van binnenuit: Verdediging tegen abnormale lichaamscellen Verdediging tegen cellen, weefsels en organen van een ander individu
4
IMMUUNSYSTEEM Aspecifieke afweer:
Valt meerdere typen ziekteverwekkers aan 1ste linie: huid en lichaamsholten 2de linie: fagocytose + koorts Weerstand blijft gelijk na herhaalde infectie 2) Specifieke afweer: Valt één type ziekteverwekker aan 3de linie: T-lymfocyten, B-lymfocyten Weerstand neemt toe na herhaalde infectie
5
1ste AFWEERLINIE Huid dode, verhoornde cellen, zweetklieren, talgklieren Spijsverteringsstelsel speeksel, maagzuur, darmflora Luchtwegen trilhaarcellen Ogen traanvocht Urinewegen gespoeld met urine Geslachtsorganen bacterieflora
6
2de AFWEERLINIE Sommige witte bloedcellen kunnen het bloedvat verlaten op een geïnfecteerde plek. Aanwezige bacteriën worden als het ware opgegeten door granulocyten en macrofagen. We noemen dit proces fagocytose. Bij de fagocytose gaan de granulocyten meestal kapot. Macrofagen kunnen meerdere keren fagocyteren.
7
2de AFWEERLINIE Speciale witte bloedcellen vallen virussen aan. We noemen deze cellen Natural Killer (NK) cellen. De Natural Killer cellen maken de cel met daarin het virus kapot, waardoor het virus zich niet meer kan vermenigvuldigen.
8
2de AFWEERLINIE Als een lokale reactie niet voldoende is, reageert het lichaam met koorts. Koorts is een verhoging van de lichaamstemperatuur met 0,5°C of meer. Het warmtecentrum in de hersenen wordt geprikkeld door stoffen uit dode cellen of door toxinen uit bacteriën. Er vindt grotere activiteit plaats in het lichaam, dit gaat gepaard met meer warmteproductie.
9
2de AFWEERLINIE Hogere lichaamstemperatuur stimuleert de afweer:
Ziekteverwekkers functioneren minder goed bij een hogere temperatuur Beschadigingen kunnen sneller hersteld worden Afweersysteem gaat harder werken
10
3de AFWEERLINIE 3de afweerlinie = specifieke afweer
Een ziekteverwekker die in contact komt met de 3de afweerlinie wordt door specifieke witte bloedcellen, lymfocyten, uitgeschakeld. Er zijn veel typen lymfocyten die ieder hun eigen taak hebben: T-lymfocyten zorgen voor de directe uitschakeling van antigenen B-lymfocyten vormen antistoffen
11
3de AFWEERLINIE De antistoffen zijn specifiek gericht tegen die ziekteverwekker = specifieke afweer De weerstand tegen een bepaalde ziekteverwekker neemt toe bij herhaalde infectie, doordat er geheugencellen worden gevormd.
12
ANTISTOFFEN Antistoffen = antilichamen = immunoglobulines = Ig
Antistoffen worden geproduceerd door B-lymfocyten Antistof hecht zich via het sleutel-slot-principe op het antigeen Elke antistof is uniek en specifiek
13
1) NATUURLIJKE ACTIEVE IMMUNITEIT
Natuurlijk = via natuurlijke weg verkregen Actief = het lichaam onderneemt zelf actie Bijvoorbeeld het actief doormaken van een ziekte
14
2) NATUURLIJKE PASSIEVE IMMUNITEIT
Natuurlijk = via natuurlijke weg verkregen Passief = het lichaam hoeft zelf geen actie te ondernemen Maternale immuniteit
15
3) KUNSTMATIGE ACTIEVE IMMUNITEIT
Kunstmatig = niet via de natuurlijke weg verkregen Actief = het lichaam onderneemt zelf actie Vaccinatie
16
4) KUNSTMATIGE PASSIEVE IMMUNITEIT
Kunstmatig = niet via een natuurlijke weg verkregen Passief = het lichaam hoeft zelf geen actie te ondernemen Rechtstreeks injecteren van antiserum
17
ANTISERUM Een antiserum bevat antistoffen tegen het antigeen waarmee een mens of dier is besmet Bijvoorbeeld wanneer iemand door een giftige slang wordt gebeten
18
ANTI- Lichaamsvreemde stoffen = antigenen (micro-organismen, parasieten, gifstoffen) worden onschadelijk gemaakt door lymfocyten zij produceren antistoffen = antilichamen = immunoglobulines = Ig
19
ACTIEVE IMMUNISATIE PASSIEVE IMMUNISATIE het lichaam moet zelf actie ondernemen het lichaam hoeft zelf geen actie te ondernemen duurt even voordat het werkt, geeft dan een langdurige bescherming werkt heel snel, geeft echter maar een kortdurende bescherming natuurlijk: het actief doormaken van een ziekte (bij primaire reactie langzaam, bij secundaire reactie snel) natuurlijk: maternale immuniteit kunstmatig: injectie met antigenen of verzwakte ziekteverwekker met antigenen kunstmatig: injectie met antiserum
20
AFWEERSYSTEEM Beenmerg Thymus Milt Lymfestelsel
22
VACCINEREN Kunstmatige passieve immuniteit
Bij een vaccinatie brengt men de ziekteverwekker in het dier. De ziekteverwekker is wel zodanig bewerkt, dat het dier er niet ziek van wordt. Het lichaam reageert met de aanmaak van antistoffen en geheugencellen
23
1) LEVEND VACCIN Noemen we ook wel geattenueerd vaccin
Is gebaseerd op een levende bacterie of levend virus Duurt even voordat immuniteit is opgewekt Levende vaccins zijn langdurig werkzaam Sommige levende vaccins kunnen lokaal worden toegediend Bij dieren met een lage weerstand kan restpathogeniteit optreden Kan niet worden toegediend in de dracht
24
2) DOOD VACCIN Noemen we ook wel geïnactiveerd vaccin
Bestaat uit dode bacteriën of virussen De meeste dode vaccins moeten minimaal twee maal gegeven worden om dezelfde weerstand te krijgen als bij een levend vaccin Geen restpathogeniteit Veilig voor ongeboren vruchten, zwakke of moederloze dieren
25
VACCINATIESCHEMA Kunnen per praktijk verschillen. Is afhankelijk van het merk vaccin. Kan ook per dier verschillen: honden met een verhoogd risico op kennelhoest worden vaak extra gevaccineerd tegen Bordetella (de bacteriële component van kennelhoest)
26
Vaccinatieschema hond
6 weken Hondenziekte (pupenting) Parvo (pupenting) 9 weken Parvo Ziekte van Weil bij verhoogd risico: Bordetella bacteriële component KC 12 weken Hondenziekte Hepatitis Contagiosa Canis (HCC) Para-influenza virale component KC 1 jaar Para-influenza bij verhoogd risico: Bordetella 2 jaar bij verhoogd risico: Bordetella (dan is de Pi niet nodig, want de neusenting bevat ook Pi) 3 jaar
27
KENNELKUCH Kennelkuch wordt veroorzaakt door 2 virussen en een bacterie. De ziekte is niet dodelijk, maar veroorzaakt een verzwakt ademhalingsstelsel zodat het dier chronisch hoest en vatbaarder is voor longontstekingen. In de ‘gewone’ enting zit Para-influenza. Bij verhoogd risico is het echter verstandig om ook tegen de andere verwekker, de bacterie Bordetella, te vaccineren, in elk geval bij een verblijf in een kennel of asiel. Maar ook als de hond komt op plekken waar veel honden bij elkaar komen, zoals een speelweide.
28
HONDENZIEKTE Deze ziekte wordt veroorzaakt door het Canine Distemper Virus, welke honden van alle leeftijden kan besmetten via speeksel, urine en ontlasting. De ziekte veroorzaakt onder andere braken en diarree, verloopt snel en heeft vaak een fatale afloop. Wordt ook Ziekte van Carré genoemd
29
PARVO Het Parvovirus geeft heftig braken en diarree en verloopt bij veel pups dodelijk, Het virus wordt verspreid via de ontlasting.
30
HCC Besmettelijke leverziekte = Hepatitis Contagiosa Canis
Een virusziekte die honden licht ziek maakt, maar voor andere dieren dodelijk kan aflopen. Het virus wordt verspreid via de ontlasting, urine en speeksel.
31
ZIEKTE VAN WEIL Wordt ook wel Leptospirose genoemd
Deze ziekte wordt verspreid via de urine van ratten en besmette honden. Ook de mens kan besmet raken! De ziekte wordt veroorzaakt door een bacterie, welke de nieren en de lever beschadigt. Voor honden die veel zwemmen wordt geadviseerd om twee keer per jaar te enten tegen de ziekte van Weil.
32
RABIES Let op: honden die naar het buitenland gaan, moeten ook tegen rabiës gevaccineerd worden. Dit kan vanaf een leeftijd van 12 weken en moet minimaal 30 dagen voor vertrek naar het buitenland worden gegeven. Deze vaccinatie is drie jaar geldig. Sommige landen stellen extra eisen aan de invoer van dieren.
33
Vaccinatieschema kat 9 weken Kattenziekte Niesziekte 12 weken 1 jaar
Of nu twee jaar alleen de niesziekte en op 4-jarige leeftijd weer de combinatie enz.
34
KATTENZIEKTE Kittens die in de baarmoeder besmet worden met kattenziekte, overlijden meestal vóór of kort ná de geboorte. Als ze wel levend geboren worden, dan hebben ze meestal onderontwikkelde kleine hersenen of een waterhoofd. Een kat met kattenziekte heeft in het begin wat algemene verschijnselen: sloomheid, hoge koorts en braken. Als de kat de eerste fase overleeft, krijgt de kat na enkele dagen ook diarree; het darmslijmvlies wordt verwoest. De diarree is zwart, stinkend, en kan bloedstolsels en slijm bevatten. De kat heeft veel buikpijn, wil niet eten en drinken en zal uitdrogen. Vooral in de eerste fase kan zeer acute sterfte optreden en zijn de verschijnselen minder duidelijk.
35
NIESZIEKTE Veel voorkomende infectieuze aandoening bij katten.
Uiterst besmettelijk! Symptomen: waterige of etterige uitvloei uit ogen en neus, niezen, koorts, longontsteking diarree Dieren die niet tijdig behandeld werden en kittens kunnen de chronische vorm oplopen. Blijven levenslang problemen houden met de luchtwegen en blijven besmettelijk voor andere katten.
36
Vaccinatieschema konijn
april VHD (Viral Hemorrhagic Disease) Myxomatose
37
MYXOMATOSE Myxomatose wordt veroorzaakt door een virus. Myxomatose wordt met name verspreid door stekende insecten zoals vlooien, muggen en vliegen. Ook is besmetting via direct contact met besmette dieren of materialen mogelijk. Symptomen: de ziekte kenmerkt zich door zwelling van de oogleden, mond en anus. Ook verdikkingen in de huid kunnen optreden, vaak zijn de oren verdikt en voelen warm aan. De dieren krijgen knobbels (myxomen), verdikte oogleden en oren en geslachtsorganen.
38
VHS - RHD Viraal hemorrhagisch syndroom (VHS), ook wel Rabbit Hemorragic Disease genoemd, is een meer recente virusziekte onder de konijnen. Het virus is uitermate resistent en zeer besmettelijk en heeft een aantal jaren geleden in de duinen gezorgd voor een decimering van de konijnenpopulatie. Besmette konijnen overlijden vrijwel zonder uitzondering aan deze ziekte. De dieren overlijden vaak zonder uiterlijke ziekteverschijnselen. Ook voor deze ziekte is geen gerichte therapie beschikbaar en bestaat behandeling uit verzorging, vochtinfusen, pijnstillers en antibiotica. Desondanks overlijdt het merendeel van de dieren aan deze ziekte. Uw konijn kan met dit virus in aanraking komen via besmet gras, hooi of stro of via een ander konijn, dat het virus bij zich draagt. Ook via schoenzolen en kleding kan het virus verspreid worden; bekend is dat het maar liefst 3 maanden kan overleven op kleding en in mest.
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.