Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
1
Ontwikkeling en de basisschool
College 6; Kind tussen de kinderen
2
Vandaag Bespreken Klasgenoten (en Leerkracht)
3
Klasgenoten Sociale cognitie; mensenkennis
Sociale vaardigheid; met mensen omgaan Sociale competentie; begrip dat interactie en relatie nodig is
4
Wat kan er in een ander omgaan?
Wat kan hij of zij waarnemen? Wat kan hij of zij weten? Wat kan hij of zij voelen? Wat kan hij of zij bedoelen?
5
Wat kan hij of zij waarnemen?
Hangt af van de plaats waar iemand staat. Perspective taking Zich verplaatsen in het standpunt van een ander (niet egocentrisch meer) Piaget’s three mountain experiment
6
Wat kan hij of zij weten? Recursief denken Na kunnen denken over wat een ander zou kunnen denken. 1 lus: ik denk dat hij denkt dat… 2 lussen: ik denk dat hij denkt dat ik denk dat…
7
Wat kan hij of zij voelen?
Ingrijpendste verandering tussen 6 en 11 jaar. Jonge kinderen denken dat een ervaring bij iedereen dezelfde emoties ontstaan. Oudere kinderen weten dat de emoties die ontstaan na een gebeurtenis afhangen van de betekenis die iemand eraan geeft.
8
Wat kan hij of zij bedoelen?
Jonge kinderen kijken niet naar de bedoeling van bepaald gedrag. Oudere kinderen houden bij het inschatten en beoordelen van gedrag rekening met het motief, de bedoeling, de intentie.
9
Sociaal perspectief Niveaus van sociaal perspectief:
Wat ik denk en zie, dat denkt en ziet iedereen Een ander denkt anders, maar wat kun je niet weten Als je hetzelfde meemaakt, beleef je het ook hetzelfde Je beleeft niet hetzelfde, maar hoe anders weet je niet Je kunt je inleven in hoe iemand iets beleeft en zich voelt Je kunt begrijpen waarom iemand iets zo beleeft en zich zo voelt
10
Prosociaal Vanaf een jaar of 9 is er een positief verband tussen de mate waarin een kind zich in het gezichtspunt van de ander kan verplaatsen en de mate waarin het zich prosociaal gedraagt. Self monitoring De sturing van het eigen gedrag, waarbij men meer vanuit de situatie of meer vanuit zichzelf kan denken.
11
Eerlijk delen; onderzoek
Een klas krijgt de opdracht om tekeningen te maken die op de ouderavond worden verkocht. Sommigen maakten veel tekeningen, anderen weinig. Sommige tekeningen waren mooi, andere tekeningen niet zo. Sommigen werkten heel hard, anderen niet heel erg hard Hoe moet de opbrengst worden verdeeld? Meest? Mooist? Hardst gewerkt?
12
Eerlijk delen Equality Iedereen krijgt zonder meer evenveel Equaty Iedereen krijgt wat naar bijdrage en inspanning Need Iedereen krijgt wat hij of zij nodig heeft
13
Leeftijdgenoten In het Engels worden leeftijdgenoten peers genoemd. Doordat leeftijdgenoten elkaars gelijken zijn, moet iedereen zijn eigen plekje veroveren. In de schoolleeftijd wordt het fundament gelegd van erbij willen horen. In de schoolperiode hebben kinderen een hekel aan anders zijn en opvallen.
14
Groepen Er zijn 3 formaties te onderscheiden als we het
hebben over groepsvorming: De groep Het netwerk Het interactieveld
15
Typen kinderen Binnen die 3 formaties van groepen zijn 4 typen
kinderen te onderscheiden: Randfiguren Wisselaars Blijvers Intensieven
16
Stelling “Populaire kinderen zijn gelukkiger dan niet-populaire kinderen”
17
Populaire kinderen zijn vaak:
Sociaal intelligent Geen allemansvriend Leuk om te zien Initiatiefrijk Coöperatief Sportief
18
Populaire kinderen hebben vaak
Zelfvertrouwen Meelevende ouders Inlevingsvermogen Een democratische opvoeding gehad
19
Vriendschap Een keer trek je de conclusie Vriendschap is een illusie Vriendschap is een droom Een pakketje schroot met een dun laagje chroom
20
Tot een jaar of 8/9 vinden kinderen iemand een vriend als hij/zij van dezelfde dingen leuk vindt en waar je op een exclusieve manier dingen mee doet. Rond 10 jaar gaat vriendschap vooral over steun hebben aan elkaar. Bij oudere kinderen gaat het vooral om emotionele intimiteit en respect.
21
Vraag Wanneer is iemand een goede vriend? Verschil nu en basisschool?
22
Andere sekse Vanaf een jaar of 7 duidelijke voorkeur naar eigen sekse. Rond 10 jaar zie je veel ruw geplaag tussen jongens en meisjes Bij 12 jarigen zie je tussen jongens en meisjes vooral flirterige plagerijen.
23
Vraag Wat maakt een goede leraar? Verschil nu en op de basisschool?
24
De leerkracht Aantal aspecten van leerkrachten:
Als een kind thuis veel problemen heeft kan een evenwichtige leerkracht een rustpunt betekenen Een leerkracht kan intellectuele belangstelling wekken Draagt veel bij aan cultureel bepaalde sociale omgangsregels De relatie tussen leerkracht en kind is complementair De leerkracht moet een bepaalde mate van autoriteit bezitten
25
Het gezag van de leerkracht
Jonge kinderen voelen zich veilig bij de alleswetende leerkracht Tussen 8 en 10 jaar is er respect voor de functie en het vak Aan het eind van de basisschool moeten de leerkrachten zich als persoon waarmaken
26
Persoonlijkheid van de leerkracht
De persoonlijkheid van de leerkracht komt in uiting in 2 dingen: Groepsklimaat Autoritair Laisser faire Gezagsgeleide (autoritatief) Groepsmanagement Plannen van het werk De hoeveelheid tijd die aan informatieoverdracht wordt besteed
27
Opvoedingsstijl Behaviouristisch: sturen met belonen en straf
Autoritair Maturistisch: laat de kinderen maar begaan Laisser-faire Cognitivistisch: sturen met toelichting en uitleg Autoritatief
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.