De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Beatrijs 4 vwo.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Beatrijs 4 vwo."— Transcript van de presentatie:

1 Beatrijs 4 vwo

2 “Op aarde zijn er sommigen die bidden, sommigen die strijden en sommigen die werken: deze drie vormen een eenheid en verdragen het niet van elkaar te worden gescheiden.” – Adalbero, bisschop van Laon 1100 na Chr. standenmaatschappij Geestelijkheid (bidt) Adel & ridders (strijden) Boeren en de vissers (werken) 4e stand: Burgerij

3 Feodale systeem Karel de grote was leenman van God.
Om zijn grote rijk te kunnen besturen was hij ook leenheer: Hertogen en graven bestuurden delen van zijn rijk. Die hertogen en graven leenden weer land aan hun vazallen. In ruil voor het land moesten de vazallen, hertogen en graven hun leenheer: trouw beloven  belangrijk motief in literatuur; Met raad en daad bijstaan = ‘consilium et auxilium’. Eercultuur i.p.v. gewetenscultuur: de graadmeter voor goed gedrag was het aanzien dat men van anderen ontving, niet het eigen geweten  belangrijk motief in literatuur.

4 Door het feodale systeem in de middel- eeuwen waren
trouw en eer belangrijke motieven in de literatuur. Dus …

5 Culturele achtegronden
‘Memento mori’: gedenk de stervenden. De middeleeuwer leefde zijn leven voor zijn leven na de dood met God. Alle alledaagse, zichtbare dingen konden symbool staan voor een diepere werkelijkheid, voor het Hogere  in de literatuur wordt ook gebruik gemaakt van symboliek. Didactisch i.p.v. origineel: literatuur moest de mensen iets leren, hoefde niet vernieuwend te zijn. Middeleeuwse auteurs ondertekenden hun werk niet. Zij werkten in opdracht = mecenaat: vorsten en dergelijke gaven hun de opdracht een tekst te schrijven  minder onafhankelijk. Opdrachtgever = mecenas.

6 Culturele achtergronden
Boeken werden niet gedrukt, maar met de hand geschreven. Een tweede exemplaar werd overgeschreven door een kopiist. Kopiisten maakten fouten of verbeterden inhoud waarmee ze het niet eens waren  verschillende versies van boeken. Verhalen werden niet (voor)gelezen, maar voorgedragen (minstreels). Rijm en herhalingen: makkelijker om te onthouden. Sprongsgewijs vertellen: grote stukken van het verhaal worden overgeslagen.

7 Dus … Omdat middeleeuwers zo gericht waren op God en symbolen voor het Hogere, is God een belangrijk motief in de literatuur en was die doordrenkt van symboliek. Door de opvatting dat literatuur vooral didactisch moest zijn, ondertekenden auteurs hun werk niet. Door het mecenaat waren de auteurs minder onafhankelijk. Door de kopiisten bestonden er vaak verschillende versies van middeleeuwse verhalen. Door de voordraagcultuur bevatten alle verhalen rijm, herhalingen en werden ze sprongsgewijs verteld.

8 Literatuur aan het hof Hoofsheid: leven volgens de normen en waarden die aan het hof vereist zijn  ideaal. Regels voor correcte kleding, tafelmanieren, conversatie, wijze van vechten en omgang met anderen. Iedereen die zich niet aan deze regels hield, was boers. Doel: andere hovelingen en ridders ontzien, elkaar niet nodeloos kwetsen. Voorbeeld: naam van geliefde niet bekend maken en niet opscheppen over geliefde om eventuele andere minnaar niet te kwetsen. Burggravin van Vergi: dat de burggravin vreemdgaat, is niet erg, maar dat haar minnaar dat aan iemand verraadt, is wel erg. Middel: zelfbeheersing.

9 Literatuur aan het hof Aan het hof werd naar verschillende teksten geluisterd: Hoofse minnelyriek: Bekendste dichter: Heinric van Veldeken. Hoofsheid en liefde staan centraal. Karelepiek: De avonturen van Karel de Grote ( ) en zijn ridders staan centraal. Veel vechten: eer en trouw. Arthurepiek: De avonturen van koning Arthur en zijn ridders van de ronde tafel staan centraal. Niet alleen vechten maar ook vrouwen: hoofsheid.

10 Geestelijke letterkunde
Auteurs: abten, monniken, priesters en religieuzen. Doel: oproepen tot een geestelijker leven en het ware geloof uitdragen. Publiek: gewone mensen op straat of in de kerk. Marialegende is een apart genre: geestelijke teksten geschreven ter ere van Maria. Voorbeeld: Beatrijs. Omdat de hoofdpersonen in de Beatrijs afkomstig zijn uit de adel, is hoofsheid ook een belangrijk motief. Geestelijke letterkunde

11 Literatuur in de stad Vanaf de 12e eeuw worden de steden steeds belangrijker. De (rijke) burgers hadden behoefte aan een eigen moraal om zich te kunnen onderscheiden van de adel en de boeren Literatuur, vooral toneel, vervulde hierin een belangrijke functie: de teksten verheerlijkten het burgerlijke bestaan en lieten zien wat gewenst en ongewenst (=boers) burgerlijk gedrag was. Aan het einde van de middeleeuwen ontstonden er in de steden zelfs verenigingen waarin men literatuur beoefende: rederijkers. De uitvinding van de boekdrukkunst (1450) betekende het einde van de middeleeuwen.

12 Beatrijs- auteur Anoniem. Leefde in de 13 eeuw.
Minstreel/sprook- spreker: beroepsdichter. Haalde verhalen soms uit boeken, maar vaker uit mondelinge circuit  aanpassen. Benadrukt dat het verhaal waar is, hij heeft het van broeder Gijsbrecht gehoord  retorisch trucje. Perspectief: Alwetende verteller. Beatrijs- auteur

13 Beatrijs - hoofdpersoon
Zij krijgt pas aan het einde van het verhaal haar naam. Ridders krijgen vaak ook pas naam, als ze hun eer bewezen hebben. In de 19e eeuw kreeg het verhaal de titel Beatrijs. Vrouw van adel: Minnaar: bode, geld om dure kleren te kopen. Beatrijs rond twaalfde jaar in klooster: Gehandicapte kinderen  Beatrijs wordt beschreven als een mooie vrouw. Rond twaalfde jaar trouwen of studeren. Beatrijs was verliefd, maar vader had waarschijnlijk geen geld voor bruidsschat  voorkomen dat dochter zwanger werd. Ze hebben geen vak geleerd: geld op  bedelen of hoereren  laatste gebeurt in het geheim, dus minder oneervol. Kosteres: Steekt voor het zingen van de gebeden de olielampen/kaarsen aan en legt de gebedsboeken neer. Luidt de kerkklok. Beheert de sleutels.

14 Beatrijs spreekt in hoofse/beschaafde beeldspraak over haar ‘minnepijn’ (p. 13).
Beatrijs schaamt zich, als ze haar minnaar in haar ondergoed tegemoet treedt, omdat onderkleding de kleding was van in schande vervallen ridders (p. 19). Beatrijs wordt boos op haar minnaar en noemt hem een ‘boer’, als hij haar voorstelt seks te hebben in de vrije natuur. Zij wil dat wel, maar in een nette kamer op een opgemaakt bed. (p ). Motief hoofsheid

15 Motief symboliek Haar minnaar wacht onder de wilde rozelaar = rozenstruik (eglantier) = het symbool voor liefde. Getallen: Drie is het getal van God volgens de goddelijke drie-eenheid: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Beatrijs gelooft het visioen pas, als het drie keer aan haar verschenen is. Twee is het getal van de duivel. Zeven staat voor het aantal dagen waarin de aarde geschapen is. Beatrijs zegt dat haar minnaar over zeven nachten moet komen. Beatrijs heeft eerst zeven vette jaren met haar minnaar en dan zeven magere jaren als hoer (volgens Jozef).

16 Motief God Duivel: God:
Zorgt ervoor dat Beatrijs zich niet aan de belofte van gehoorzaamheid, kuisheid en armoede houdt en zich laat verleiden door aardse genoegens als liefde, geld en mooie kleren. Memento mori: denk niet alleen aan het leven op aarde, maar ook aan dat na de dood. Al tijdens de vlucht begint Beatrijs te twijfelen: ze weet dat het wereldlijke leven niet te vertrouwen is. Zorgt ervoor dat Beatrijs zich schaamt en niet biecht. God: Zorgt ervoor dat Beatrijs na veertien jaar berouw krijgt. Stuurt een jongeling naar Beatrijs om haar in te laten zien dat zij moet biechten.

17 Maria-verering: Maria is bereid iedere oprechte zondaar te steunen.
Maria is gemakkelijker bereikbaar dan God: sterveling + Beatrijs heeft ‘huwelijk met God’ verbroken. Maria-verering kan je helpen om je leven en je kans om daarna naar de hemel te gaan, te verbeteren. Belang van de biecht: zelfs voor de schandelijkste zonden is vergeving nodig, als men maar berouw heeft en biecht. Thema


Download ppt "Beatrijs 4 vwo."

Verwante presentaties


Ads door Google