Download de presentatie
1
Scheikunde 4 W&L
2
Inhoud lessen Basis chemie Organische chemie Mengsels
3
Aan het einde van deze les
Kun je: stofeigenschappen benoemen; de verschillende aggregatietoestanden opnoemen; uitleggen wat een chemisch en fysisch proces is; het verschil tussen molecuul en atoom herkennen en benoemen; uitleggen wat vanderwaalskrachten zijn; het periodiek systeem gebruiken en weet je wat het is.
4
Stoffen Stoffen kun je herkennen aan hun stofeigenschappen
Door op verschillende stofeigenschappen te letten kun je stoffen onderscheiden: Kleur, geur en smaak Smeltpunt en kookpunt Dichtheid of soortelijke massa
5
Aggregatietoestand Is de staat waarin een stof zich bevindt:
Vast (S) Vloeibaar (L) Gasvorming (G) Dit proces heet een fysische proces
6
Aggregatietoestand Een fysisch proces is omkeerbaar
Chemische reactie is niet omkeerbaar denk maar aan een stuk hout laten verbranden. _09_01veragg
7
Vanderwaalskrachten De temperatuur waarbij een stof smelt of verdampt hangt af van de sterkte van de aantrekkingskracht tussen moleculen Deze aantrekkingskracht/binding tussen moleculen de vanderwaalskracht
8
Gasfase Moleculen hebben warmte opgenomen Geen Vanderwaalsbinding
Gasvorming treedt op bij het kookpunt
9
Vloeistoffase Moleculen trekken aan elkaar en houden elkaar vast waardoor geen gasfase Door verwarmen bewegen de moleculen aantrekkingskracht kleiner Verwarmen vloeistof zet uit
10
Vaste stof fase Moleculen trillen op een vaste plaats
Bouwwerk noemen we rooster Verwarmen vaste stof trillen smeltpunt
11
Moleculen en atomen 4_molecuulmodellen01 Wat is molecuul en wat is een atoom?
12
Periodiek systeem Atomen zijn gerangschikt in het Periodiek systeem
14
Periodiek systeem
15
Periodiek systeem Groepen Periode Verticale kolommen
Overeenkomstige chemische eigenschappen Alkalimetalen, halogenen en edelgassen Periode
16
Opdracht Maak opdracht: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 23 Klaar opdracht: vraag stencil
17
Scheikunde 4 Les 2
18
Stelling 1 Een atoom is opgebouwd uit moleculen.
19
Stelling 2 C is koolstof
20
Stelling 3 Een voorbeeld van faseovergang is van vloeibaar naar gas (verdampen).
21
Stelling 4 Vanderwaalskrachten is de hoeveelheid atomen die aanwezig zijn.
22
Stelling 5 Waterdamp is een element.
23
Stelling 6 In het periodiek systeem staan alleen maar atomen.
24
Bespreken opdrachten
25
Opdracht Maak de openvragen op bladzijde 24: 1, 2 en 6
26
Doelen Aan het einde van deze les kun je:
uitleggen wat een structuurformule is en een molecuulformule; wat de index is en de coëfficiënt; uitleggen wat een zuivere en onzuivere stof
27
Zuiver en onzuiver Zuivere stof: bestaat uit een soort moleculen
Suiker Gedestilleerd water Onzuivere stof: bestaat uit minstens twee verschillende moleculen. Suikerwater
28
Structuurformule of Ruimtelijke structuur Structuur- tekening
Molecuuldoos
29
Structuurformule of Het kan nog simpeler
30
Atoombinding Atoombinding: twee niet-metalen met een gemeenschappelijk elektronenpaar Covalentie: het aantal elektronen dat een atoom beschikbaar heeft voor de atoombinding
31
Atoombinding Er zijn ook atomen die meer dan een covalentie hebben.
De covalentie van een edelgas is 0 Er zijn ook atomen die meer dan een covalentie hebben. Bijvoorbeeld: Zwavel (S) covalentie 2, 4 en 6
32
Molecuulformule 2 C2H6O Coëfficiënt: Geeft het aantal moleculen aan
2 moleculen ethanol Coëfficiënt: Geeft het aantal moleculen aan 2 C2H6O Index: Geeft het aantal atomen dat in het molecuul voorkomt aan
33
Formules Je kunt zien waarin de moleculen van elkaar verschillen:
De verschillende atoomsoorten Het aantal atomen dat een atoomsoort in een molecuul voorkomt.
34
Verbinding en element Verbinding: bestaat uit meerdere atomen die te ontleden zijn (denk aan water) Element: bestaat uit een soort atomen die niet te ontleden zijn (bijvoorbeeld diamant)
35
Molecuulformules van elementen
Een element is een stof die uit één atoomsoort bestaat: Één-atomige moleculen: voornamelijk de edelgassen Twee-atomige moleculen: H2, N2, O2, F2, Cl2, Br2 en I2. Fietje Cliedert Nu Broom In Haar Ogen
36
Opdrachten Meerkeuze vragen: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 9, 10, 11, 16
Open vragen: 1, 2, 3, 4 Klaar opdracht: memory
37
Reactievergelijkingen
Scheikunde 4 Reactievergelijkingen
38
Aan het eind van deze les
Kun je: opnoemen wat een reactie is; reactievergelijkingen kloppend maken.
39
Vergelijking Waterstof (g) + zuurstof (g) water (l)
H2 (g) + O2 (g) H2O (l)
40
Reacties beginstoffen reactie reactieproducten Bijvoorbeeld:
CH O CO H2O
41
Reactievergelijking kloppend
Wet van Lavoisier (wet van behoud van massa) Links en rechts van de pijl moeten evenveel atomen staan Water waterstof en zuurstof H2O H2 + O2 Kloppend: 2 H2O 2 H2 + O2
42
Regels bij het kloppend maken
Voor de pijl moeten even veel atomen per stof aanwezig zijn als na de pijl!!! Tijdens een chemische reactie verdwijnen of ontstaan geen atomen. De atomen worden alleen anders gerangschikt Je mag alleen de coëfficiënt aanpassen
43
LET OP! Soms kan het zijn dat je een breuk in de coëfficiënt.
Vermenigvuldig dan alles met twee.
44
Voorbeelden Als eerste beginnen we met de ontleding van water in waterstof en zuurstof.
45
2 2 water waterstof + zuurstof H O H + O 2 2 2
Zoals je ziet is er een zuurstof deeltje te weinig, dit komt er als er nog een water- deeltje gaat ontleden. Dus uit 2 watermoleculen ontstaan 2 waterstofmoleculen en 1 zuurstofmolecule.
46
Voorbeeld De volgende reactie is de bereiding van ammoniak uit stikstof en waterstof.
47
waterstof + stikstof ammoniak
3 H N NH 1 2 2 2 3
48
Opdracht Maak de meerkeuze vragen: 2, 3, 5, 6, 7, 8, 10, 11, 12, 13 Maak de open vragen: 2, 4, 5, 9
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.