Download de presentatie
1
Question tags
2
USE Een ‘ question tag’ korte vraag aan het einde van een zin.
He won the prize, didn’t he? question tag We gebruiken een ‘ question tag ‘ om bevestiging te krijgen.
3
FORM 1. Je gebruikt een question tag aan het einde van de zin:
He won the prize, didn’t he? question tag
4
FORM 2.a. NEGATIVE QUESTION TAG: 2.b. POSITIVE QUESTION TAG:
Als de hoofdzin positief is, is de ‘ question tag’ negatief(er komt not achter het werkwoord): You have seen that film, haven’t you? + - 2.b. POSITIVE QUESTION TAG: Als de hoofdzin negatief is, is de ‘ question tag’ positief : You haven’t seen that film, have you? Als de hoofdzin een negatief woord bavat(never, hardly…), dan is de ‘ question tag’ positief : Ann never goes anywhere, does she?
5
FORM 3. Hoeveel werkwoorden staan er in de zin?
Heeft een zin twee werkwoorden dan gebruik je het eerste werkwoord in de ‘question tag’ : I shouldn’t laugh, should I? Sarah was winning, wasn’t she? Heb je maar een werkwoord in de zin(en is dat geen vorm van to be) dan gebruik je het werkwoord to do. You live near here, don’t you? You turned left, didn’t you? Het onderwerp in de question tag is altijd de verkorte vorm van het onderwerp in de hoofdzin.
6
Form 3b. Staat er een werkwoord in de zin en is dat een vorm van to be, dan gebruik je dat werkwoord in de question tag. She is in love with you, isn’t she? They are a bit mad, aren’t they?
7
FORM 4. Er zijn uiteraard uitzonderingen!!: I am aren’t I?
I’m helpful, aren’t I? There is isn’t there? There is a chemist’s near here, isn’t there? There are aren’t there? There are many shops in the area, aren’t there? This is / That is isn’t it? That’s your wife over there, isn’t it?
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.