Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
1
Faire 3 VMBO - Frans
2
Faire Je moet het werkwoord faire (doen, maken) uit je hoofd kennen. Faire in de tegenwoordige tijd (présent) Je fais - ik doe/maak Tu fais - jij doet/maakt Il fait - hij doet/maakt Elle fait - zij doet/maakt On fait - men doet/maakt Nous faisons – wij doen/maken Vous faites - u doet/maakt jullie doen/maken Ils font - zij doen/maken (mannen) Elles font - zij doen/maken (vrouwen)
3
Faire in de verleden tijd (passé composé)
J’ai fait - ik heb gedaan/gemaakt Tu as fait - jij hebt gedaan/gemaakt Il a fait - hij heeft gedaan/gemaakt Elle a fait - zij heeft gedaan/gemaakt On a fait - men heeft gedaan/gemaakt Nous avons fait - wij hebben gedaan/gemaakt Vous avez fait - u heeft gedaan/gemaakt jullie hebben gedaan/gemaakt Ils ont fait - zij hebben gedaan/gemaakt (mannen) Elles ont fait - zij hebben gedaan/gemaakt (vrouwen) Faire wordt gebruikt om sporten aan te duiden: Bijvoorbeeld: Faire du foot – voetballen Je fais du foot Faire de la natation - zwemmen Elle a fait de la natation
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.