Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
1
Ademhaling bij mens en zoogdier
2
Wat ademen wij? Wij ademen lucht in. Ons lichaam haalt zuurstof uit deze lucht, en vervoert deze rond het lichaam via het bloed. Het bloed haalt de afvalstoffen in het lichaam op en deze ademen wij uit in de vorm van CO2.
3
Waarom blijft er altijd zuurstof in lucht?
Alle groene planten nemen de CO2 uit de lucht op en geven zuurstof terug af.
4
Ademen is levensnoodzakelijk
Opdracht: Zet je flink recht, met je rug tegen de leuning. Leg je beide handen tegen je onderste ribben, met de vingertoppen tegen elkaar. Blijf zo even zitten. Wat voel je? Je ribben en borstbeen gaan op en neer.
5
Ademen is levensnoodzakelijk
Wat merk je eveneens bij een slapende kat of hond? De borstkas wordt afwisselend groter en kleiner. Opdracht 2: Je krijgt een ballon. Houdt je mond dicht en sluit één neusgat. Druk de opening van de ballon stevig tegen het andere neusgat. Adem een paar keer in en uit, terwijl je de ballon van de leerling tegenover je bekijkt en beschrijf wat je ziet: De ballon wordt afwisselend groter en kleiner. Hoe komt dit? Er wordt afwisselend lucht in geblazen en lucht uit ‘gezogen’.
6
We onthouden… Bij mens en zoogdier wordt de borstkas groter en kleiner. Afwisselend wordt er lucht opgenomen en afgestaan. Mens en zoogdier ADEMEN. Ze ademen in en uit.
7
Ademritme Maak per twee de opdracht uit je cursus p. 75. Vul je cursus in met een potlood. Wat is je ademritme in rust? Wat is je ademritme na een inspanning? Vergelijk de twee resultaten. Wat merk je? Het ademritme is hoger na een inspanning.
8
Ademritme Leeftijdsgroep Ademritme in rust Pasgeborene 40 – 50
Zuigeling 34-50 Kleuter 20 – 30 Tiener 16 – 20 Volwassene Wat stel je vast? Het ademritme is afhankelijk van de leeftijd.
9
We onthouden… Het ademritme is het aantal ademhalingen per minuut. Bij een tiener is dit ongeveer 18 in rust. Na een inspanning wordt het hoger.
10
Het ademvolume Opdracht 3 : We komen vooraan staan en voeren de omschreven proef samen uit. Wat merk je in de bus? Het water komt omhoog in de bus. Wanneer ademen wij meer lucht in? Bij een gewone ademhaling OF bij een diepe ademhaling. Antwoordzin: Er wordt veel meer lucht ingeademd bij een diepe ademhaling.
11
Het ademvolume De grootste hoeveelheid lucht die je kunt in- of uitademen in één ademhaling is de VITALE CAPACITEIT. Met een spirometer kan het ademvolume nauwkeuriger bepaald worden.
12
Het ademvolume Het ademvolume is de hoeveelheid lucht die per ademhaling in de longen wordt ververst. Bij een gewone ademhaling bedraagt deze ongeveer 0,5 liter bij een diepe ademhaling ongeveer 3 liter. Door sportbeoefening kan het ademvolume stijgen tot 4,5 liter. De VITALE CAPACITEIT is de grootste hoeveelheid lucht die iemand in één keer kan in- en uitademen.
13
Het ademhalingsstelsel
14
Waar liggen de longen? De longen liggen in de borstholte Ze worden beschermd door de borstkas (ribben). Het hart bevindt zich tussen beide longen. De rechterlong is de grootste.
15
De neusholte
16
De neusholte Duw je neusvleugels dicht. Hoe lang kun je dit volhouden?
Zolang je wilt. Waarom? Je kan via je mond ademen? Toch is het gezonder om in te ademen door de neus. Tracht hiervoor enkele redenen te vinden. De lucht wordt beter gezuiverd, beter verwarmd en bevochtigd door contact met het neusslijmvlies.
17
We onthouden … De lucht moet door de neusholte een langere weg afleggen dan door de mondholte. Zo wordt hij beter bevochtigd door het neusslijmvlies. De vele bloedvaatjes in het neusslijmvlies verwarmen de lucht. De neushaartjes houden de stofdeeltjes tegen, zodat de lucht ook gereinigd wordt. Het is daarom gezonder door de neus in te ademen.
18
De luchtpijp en de longen
19
De luchtpijp en de longen
De LUCHTPIJP wordt opengehouden door KRAAKBEENRINGEN. Deze zijn open aan de achterzijde, waar de slokdarm tegen de luchtpijp aanligt. Zo kan de slokdarm in alle richtingen uitzetten als er voedsel doorschuift. De luchtpijp splitst zich in 2 LUCHTPIJPTAKKEN. Deze vertakken zich steeds verder in elke LONG. De kleinste vertakkingen eindigen op LONGBLAASJES.
20
We onthouden … Van de neusholte gaat de lucht via de keelholte en de luchtpijp naar de luchtpijptakken. Door steeds kleiner wordende vertakkingen komt de lucht in de longblaasjes van de longen terecht.
21
In- en uitgeademde lucht
Kenmerken Ingeademde lucht Uitgeademde lucht Temperatuur 20°Celsius 34° Celsius Vochtigheid Droog Vochtig Stikstofgas 78% Zuurstofgas 21% 16% Koolstofdioxide 0,03% 5% Welk gas is er minder aanwezig in uitgeademde lucht? Zuurstofgas Waar is dit gas gebleven? Is achtergebleven in het lichaam. Welk gas is er meer aanwezig in uitgeademde lucht? Koolstofdioxide Waar komt dit gas vandaan? Het is afgegeven door het lichaam. Adem uit op je hand. Hoe voelt de uitgeademde lucht aan? Warm Adem uit tegen een koud vensterglas. Wat zie je? Het vensterglas damt aan.
22
We onthouden … Uitgeademde lucht: Bevat minder zuurstofgas;
bevat meer koolstofdioxide; bevat meer waterdamp; is warmer dan ingeademde lucht.
23
Functie van de ademhaling
Voedingsstoffen hebben elk een eigen functie in ons lichaam. Geef de functie van de koolhydraten en de vetten. Het zijn energieleverende stoffen (brandstoffen). Waar gebeurt de verbranding van koolhydraten en vetten? In de lichaamscellen Bij een verbranding wordt er zuurstofgas opgenomen en koolstofdioxide afgestaan. Via welke organen komt zuurstofgas in het lichaam en kan er koolstofdioxide afgestaan worden? Via de longen.
24
Functie van de ademhaling
Hoe gebeurt het vervoer van zuurstofgas en koolstofdioxide tussen de cellen en de longen? Via het bloed.
25
We onthouden… Elke levende cel maakt energie vrij uit voedingsstoffen. Hiervoor is zuurstofgas nodig en komt er koolstofdioxide vrij.
26
Functie van de ademhaling
Rond de longblaasjes zijn er zeer fijne bloedvaatjes: LONGHAARVATEN. Het bloed neemt zuurstofgas op uit de longblaasjes en geef koolstofdioxide af.
27
We onthouden … Tussen de longblaasjes en het bloed gebeurt een gasuitwisseling. Het bloed neemt zuurstofgas op uit de longblaasjes en geeft koolstofdioxide af aan de longblaasjes. Tussen de lichaamscellen en het bloed gebeurt eveneens een gasuitwisseling. Het bloed neemt koolstofdioxide op uit de lichaamscellen en geeft zuurstofgas af aan de lichaamscellen.
28
Ademhaling en gezondheid
Gezonde lucht heeft volgende kenmerken. Vul ze verder aan: zuurstofgasgehalte: zo groot mogelijk Koolstofdioxidegehalte: zo laag mogelijk Waterdampgehalte: voldoende Verontreinigde deeltjes: zo weinig mogelijk Wat kun je zelf doen opdat de lucht in de klas of je kamer zo gezond mogelijk zou zijn? Voldoende verluchten: ramen openzetten. Verdampingsbakjes op de verwarming plaatsen. Regelmatig stofzuigen en dweilen (niet vegen). Niet roken.
29
We onthouden … Gezond lucht moet: Rijk aan zuurstofgas;
Arm aan koolstofdioxide; Voldoende vochtig; Niet verontreinigd zijn.
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.