De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Anatomie en fysiologie - 3* NELOS

Verwante presentaties


Presentatie over: "Anatomie en fysiologie - 3* NELOS"— Transcript van de presentatie:

1 Anatomie en fysiologie - 3* NELOS
Daniela Diegner Sportduikclub ‘de Walrussen’ © 2009

2 Anatomie en fysiologie
Metabolisme (stofwisseling) Ademhaling Samenstelling van lucht Longvolumina Regulatie van de ademhaling Bloedsomloop Samenstelling van het bloed Duikreflex Neus –Keel -Oor

3 Metabolisme Cellen hebben energie en zuurstof nodig om te kunnen functioneren. Energieproductie in de cel noemt men stofwisseling of metabolisme. Verbrandingsproces door suiker, eiwitten, vetten en de zuurstof uit de lucht . Lichaamstemperatuur : 37 ºC Afvalstoffen: -koolstofdioxide (CO2) -Water (H2O) Afvalstoffen: co2= via de uitademing, een Water H2o via de huid ( zweet),urine de stoelgang.

4 Longen en luchtwegen Tussen beide longen in liggen
het hart de slokdarm de luchtpijp en een aantal grote bloedvaten Elke long is bekleed met een longvlies. De binnenzijde van de borstkas is bekleed met het borstvlies. Ademhalingsstelsel van de mens Je inhaleert lucht via je mond en neus. Je neus is verbonden met je mond door een gat in de mondholte. Via je strottehoofd of larynx, passeert deze lucht door je luchtpijp of trachea. Op een bepaalde afstand splitst de luchtpijp zich in twee luchtpijptakken of bronchi. Elk van deze splitsen zich op in zeer veel kleinere vertakkingen, die de bronchiolen worden genoemd. De bronchiolen monden uit in longblaasjes of alveoli, die er als druiventrosjes uitzien

5 Alveolen Aan de zeer dunne oppervlaktelaag van deze longblaasjes gebeurt de eigenlijke uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide met de haarvaatjes van het capillaire netwerk van de longen. Uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide door diffusie. De surfactant zorgt ervoor dat de longblaasjes open blijven staan. In totaal bevatten onze longen ongeveer longblaasjes en bestrijken ze een oppervlakte van 100 m2. Door te ademen breng je lucht binnen in je lichaam. Uit deze lucht haal je de nodige zuurstof.Je longen wisselen de zuurstof uit met je bloedvatenstelsel. Je bloed geeft koolstofdioxide af aan de longen. De hemoglobine in het bloed voert de zuurstof naar alle delen van je lichaam. De zuurstof wordt afgegeven en koolstofdioxide neemt haar plaats in om via de luchtwegen je lichaam te verlaten. Door te ademen breng je lucht binnen in je lichaam. Uit deze lucht haal je de nodige zuurstof .Je longen wisselen de zuurstof uit met je bloedvatenstelsel. Je bloed geeft koolstofdioxide af aan de longen. De hemoglobine in het bloed voert de zuurstof naar alle delen van je lichaam. De zuurstof wordt afgegeven en koolstofdioxide neemt haar plaats in om via de luchtwegen je lichaam te verlaten.

6 Ademhaling Longen en hart worden begrensd door: de ribben
het borstbeen de wervelkolom en het middenrif (diafragma) De werking van je longen berust op het zuigmechanisme.Je longen liggen eigenlijk passief in je borstkas. Door een verandering in de grootte van je borstholte is het mogelijk in en uit te ademen.

7 Ademhaling Inademen Je zuigt lucht in je longen. Je longen zetten uit doordat je ribbenkast opwaarts en zijwaarts beweegt en je middenrif samentrekt. Hierdoor vergroot de borstholte. Er ontstaat een onderdruk waardoor lucht wordt aangezogen. Uitademen Doordat je ribbenkast inwaarts beweegt en je middenrif zich terug naar omhoog beweegt, pers je de lucht uit je longen. De borstholte wordt kleiner.

8 Samenstelling van lucht op zeeniveau
Het ademmengsel bestaat uit verschillende gassen. Bij de inademing: 21% Zuurstof 78% Stikstof 0.03% Koolstofdioxide 0.97% Argon En nog wat andere edelgassen. De voornaamste gassen zijn stikstof en zuurstof. Bij de uitademing: 16,55% zuurstof 4,43% Koolstofdioxide 78% stikstof 1.2% edelgassen Stikstof gat me in de ademhaling maar word niet verbruikt .Zuurstof !!!! Beademing is noch voldoende, bij niet ademhalende drenkeling.

9 Longvolumina De hoeveelheid lucht die iemand kan verplaatsen, is afhankelijk van: Geslacht, Leeftijd, Gewicht, Lichaamssamenstelling en Lengte. Tidaal volumen (rustige in en uitademing) ca. 0,4 en 1,0 liter Vitale capaciteit (maximaal in en uitademen) ca. 3 tot 7 liter Residueel volume (Na een max. uitademing, nog een kleine hoeveelheid lucht in de longen) ca. 0,8 en 1,2 liter Totale Longcapaciteit Duikarts (Book blz:57)

10 Regulatie van de ademhaling
Door zenuwcellen in de hersenen word het diafragma en de andere ademhalingsspieren activeert . In rust wordt dit ademcentrum vooral geprikkeld door het CO2 gehalte in ons bloed. -zonder ons bewust te zijn.

11 Bloedsomloop Het bloedvatenstelsel of de bloedsomloop bij de mens is het gesloten systeem van vaten waardoor bloed stroomt. Er zijn 2 bloedsomlopen, de kleine en de grote bloedsomloop. De bloedvaten verbinden het hart en de organen en zorgen voor de aanvoer van zuurstof en voedingsstoffen en voor de afvoer van afvalstoffen zoals koolstofdioxide. Ook zorgt de bloedsomloop voor circulatie van hormonen en afweerstoffen en warmte. Bij de mens (na de geboorte) wordt het bloed mechanisch voortgestuwd vanuit het hart met een normale maximale druk van 120 mm Hg. Het bloed stroomt daardoor met hoge snelheid vanuit de linkerhartkamer via de aorta door de slagaders tot in de organen. De slagaders (arteriën) zijn stevige buizen die vooral instaan voor het snelle transport van het bloed. Ter hoogte van de organen monden ze uit in arteriolen (letterlijk vertaald: kleine slagadertjes) die kunnen samentrekken. Hun functie bestaat erin hetdebiet te regelen. Door samen te trekken, verkleinen ze hun lumen (vaatholte) zodat er minder bloed naar het orgaan vloeit. Door te ontspannen, vergroten ze hun diameter, zodat er meer bloed naar het orgaan kan stromen. De arteriolen monden op hun beurt uit in de haarvaten (capillairen). Dit zijn heel dunne bloedvaatjes waar het bloed slechts erg traag doorheen kan stromen. Hierdoor kan er uitwisseling plaatsvinden van zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen met de weefsels waar deze capillairen doorheen lopen. De haarvaten gaan over in de venulen (letterlijk: kleine adertjes). Dit zijn kleine vaten met een slappe wand waarin het bloed zeer traag stroomt. Het bloed is zuurstofarm als het in de venulen terechtkomt, waardoor de weefsels hier makkelijker hun CO2 kunnen afgeven. Uit de venulen komt het bloed in de aders (venen) terecht die vooral tot doel hebben als opslagplaats te dienen voor het bloed. Door hun slappe wand kunnen ze erg breed uitzetten en een groot volume bloed bevatten. Hier bevindt zich het grootste deel van het bloed. Wanneer er elders in het lichaam meer bloedtoevoer gevraagd wordt, zal er minder bloed aanwezig zijn in deze capaciteitsvaten. De aders monden uit in de holle ader (vena cava) die uit een bovenste (vena cava superior) en uit een onderste (vena cava inferior) gedeelte bestaat. Deze holle ader staat in verbinding met de rechter hartboezem (rechter atrium). Vanuit de rechter boezem wordt het bloed via de tricuspidalisklep in de rechter kamer (rechter ventrikel) gepompt. Het zuurstofarm bloed wordt vervolgens door de pulmonale klep heen via de longslagaders (arteria pulmonalis) naar de longen gepompt met een normale maximum bloeddruk van 65 mm Hg. De longen vervullen de belangrijke taak zuurstof en koolstofdioxide uit te wisselen aan de bloedbaan (via arteriolen, capillairen en venulen). Via de longader (vena pulmonalis) stroomt het nu zuurstofrijk bloed naar de linker hartboezem. Vanuit de linker hartboezem (linker atrium) stroomt het bloed door de mitralis- of bicuspidalisklep in de linker kamer. De boezem zal op het einde van de diastole samentrekken om zoveel mogelijk bloed in de linkerkamer te kunnen stuwen. De linkerkamer (linker ventrikel) is het krachtigste deel van het hart en zal voldoende kracht ontwikkelen om het hier verzamelde bloed via de aortaklep door het lichaam te stuwen.

12 Het hart Het hart is een holle spier.
Het hart heeft twee afzonderlijke, maar wel synchroon werkende pompen. De rechterzijde: ontvangt bloed dat terugkeert vanuit het lichaam en pompt dit bloed naar de longen via de kleine bloedsomloop. De linkerzijde: ontvangt het van zuurstof voorziene bloed vanuit de longen en pompt dit bloed in de Aorta en zo naar het hele lichaam via de grote bloedsomloop. Hartklap (eenrichtingsklep) zorgen ervoor dat bloed niet terugstroomt.

13 De bloedsomloop

14 De bloedsomloop

15 De bloedsomloop Een uitgebreid netwerk van bloedvaten transporteert het bloed door het hele lichaam. Dit heet de bloedsomloop. De bloedsomloop bestaat uit twee netwerken: de grote bloedsomloop, de kleine bloedsomloop. Samen vormen ze een dubbele bloedsomloop. De kleine bloedsomloop loopt van het hart naar de longen terug naar het hart, De grote bloedsomloop loopt van het hart naar de organen en ledematen en weer terug naar het hart. Het bloed vervoert zuurstof en voedingsstoffen van respectievelijk de longen en de darmen naar andere lichaamsdelen en vervoert koolstofdioxide en afvalstoffen naar de longen en de nieren voor afbraak.

16 Samenstelling van het bloed
Bloedplasma Rode bloedlichaampjes,die zorgen voor o.a. transport van O2 en CO2 Witte bloedlichaampjes,die zorgen voor o.a. de verdediging tegen vreemde lichamen zoals bacteriën en virussen. Bloedplaatjes, die zorgen voor het stollen van het bloed. Ons lichaam bevat ongeveer 5 liter bloed.

17 Duikreflex Vertraging van de hartslag, als het water kouder is.
Bij een plotselinge en belangrijke afkoeling kan deze vertraging van de hartslag zo uitgesproken zijn dat zelfs hartstilstand en verdrinking optreden.

18 Neus

19 Keel

20 Oor

21 Examen oefenvragen Hoe nemen we stikstof op en wat doet ons lichaam daarmee op zeeniveau? Wat is duikreflex? Teken de grote bloedsomloop en verklaar deze. Welke 2 organen bevat het oor? Teken het oor (buitenoor, middenoor, binnenoor) Door welke gas krijgen we een ademhalingprikkel ? Waaruit bestaat ons bloed, benoem de 4 stoffen?


Download ppt "Anatomie en fysiologie - 3* NELOS"

Verwante presentaties


Ads door Google