Download de presentatie
GepubliceerdMarina Janssens Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
Op Volle Kracht: depressie preventie bij adolescenten in groepen
Karlijn Kindt GZ-psycholoog, docent, onderzoeker Academische werkplaats Inside Out Radboud Universiteit Daan Creemers Orthopedagoog, onderzoeker GGZ-Oost Brabant 1
2
Filmpje Film: fragmenten ‘Iedereen depressief’ (VPRO) 2
3
Facts Depressie groot probleem in de volksgezondheid:
Jaarlijks lijden ca (4%) adolescenten aan een depressieve stoornis (Meijer et al., 2006) De life time prevalentie van een depressieve stoornis aan het eind van de adolescentie is 17% - 28% (Kessler et al., 2001) Van de volwassenen lijdend aan een depressieve stoornis ervoer 75 % zijn/haar eerste episode tijdens de kindertijd of adolescentie (Kim-Cohen et al., 2003) Onder adolescenten heeft 20% last van depressieve stemmingen (Meijer et al., 2006) Grote individuele en maatschappelijke consequenties (Romijn et al., 2008) 3 3
4
Facts Romijn et al: behandelkosten geschat op 660 miljoen, en de indirecte kosten (verzuim) op 953 miljoen. 4 4
5
Hebben we het probleem wel in beeld?
Nee……! Depressieve klachten worden vaak niet gesignaleerd en kinderen krijgen hierdoor niet de gepaste zorg Met het huidige behandelaanbod wordt slechts 10-20% van de ziektelast weggenomen % blijft dus bestaan (Trimbos, 2011) Ondanks de ernst voor het individu en de samenleving wordt depressie vaak onvoldoende herkend (1/3 ontvang maar de gepaste zorg). Daarnaast is er 70% kans op terugkeer van depressieve klachten na de eerste episode Met het huidige behandelaanbod wordt slechts van de ziektelast weggenomen % blijft dus bestaan en veroorzaakt individueel lijden en enorme economische kosten Meta analyses tonen aan dat de incidentie van depressie 20-30% naar beneden kan middels preventieve interventies DAAROM DEZE WORKSHOP OVER PREVENTIE VAN DEPRESSIE! 5 5
6
Overzicht workshop Onderzoek Het programma Zelf ervaren Discussie 6 ©
De operante modellen analyseren depressief gedrag in termen van operante conditionering. De kernobservatie is dat sociale bekrachtiging zeer beperkt voorkomt bij depressieve mensen. Depressief gedrag is, in de ruimste betekenis van het woord, geen aantrekkelijk gedrag. Anderen gaan daarom een depressief iemand vermijden, waardoor de nog aanwezige actieve responsen verminderen bij gebrek aan positieve bekrachtiging. Of men geeft aandacht en toont zijn bezorgdheid waardoor precies het depressieve gedrag verder wordt bekrachtigd. Sociale competentiemodellen stellen dat kinderen actief op zoek gaan naar feedback van anderen over hun sociale competentie. Wanneer ze té veel negatieve feedback krijgen, zullen ze negatieve zelfschema’s ontwikkelen (bv. ‘ik ben niet de moeite waard’, ‘ze lachen vast en zeker om mij’), die hen kwetsbaar maken voor depressie, voornamelijk in perioden van stress. Depressie kan in dit verband ook gezien worden als het resultaat van een tekort aan sociale vaardigheden. Deze sociale vaardigheden zijn een noodzakelijke voorwaarde om positieve interacties te hebben en om aldus beloningen, meer bepaald positieve feedback, te krijgen vanuit de omgeving. Kinderen met een depressieve stoornis interacteren met anderen vaak op een eerder boze, jaloerse of teruggetrokken manier. Aldus wordt een vicieuze cirkel in gang gezet, waarbij zwakke sociale vaardigheden leiden tot interpersoonlijke verwerping die op haar beurt depressie en verdere sociale terugtrekking teweegbrengt. De relatie tussen gebrekkige sociale vaardigheden en depressieve symptomen is echter niet eenduidig. Depressieve kinderen hebben vaak wel kennis van sociale vaardigheden maar zij passen deze niet toe in sociale situaties. 6 6
7
Preventie: 3 niveaus Verhoogd risico / Symptomen Risico Iedereen 7 7
8
Preventie: Verwachte resultaten
controle interventie depressie T0 -programma- T1 T T3 8
9
Studie 1: Universele preventie
Doelgroep: 9 reguliere middelbare scholen, halve 2e klassen, VMBO-T, HAVO en VWO Trainers: afgestudeerde psychologen/orthopedagogen, 4 daagse training Design: Randomized Controlled Trial: 16 x OVK versus gewone les 54 klassen, n = 1358. Randomisatie tussen scholen 1% to 2% of prepubertal children and about 3% to 8% of adolescents ( Horowitz, 2006) Op 16 jaar: 12% van de meisjes en 7 % van de jongens (rey en birmaher, 2009) Verzesvoudiging van aantal adolescenten met klachten van vroege naar middel-late adolescentie (Abela en Hankin, 2011) Baseline Programma Nametingen dec ’ jan – jun ’ jun ’ dec ’ jun ’ dec ‘ jun ‘13 T T1 T2 T T T5 9 9
10
Studie 2: Selectieve preventie
Doelgroep: 11 scholen met >30% kinderen uit achterstandswijken hele 1e of 2e klassen, VMBO-kader t/m VWO Trainers: mentoren van de school, 4 daagse training Design: Randomized Controlled Trial: 16 x OVK versus gewone les 57 klassen, n = 1343. Randomisatie binnen scholen op klasniveau 1% to 2% of prepubertal children and about 3% to 8% of adolescents ( Horowitz, 2006) Op 16 jaar: 12% van de meisjes en 7 % van de jongens (rey en birmaher, 2009) Verzesvoudiging van aantal adolescenten met klachten van vroege naar middel-late adolescentie (Abela en Hankin, 2011) Baseline Programma Nametingen dec ’ jan – jun ’12 jun ’ dec ’ jun ’13 T T T T3 10 10
11
Studie 3: Geïndiceerde preventie
Doelgroep: scholen 1e of 2e klas, VMBO-Theoretisch t/m VWO CDI ≥ 16 Trainers: psycholoog / orthopedagoog, 4 daagse training Design: Randomized Controlled Trial: 8 x OVK na school versus geen lessen screening n = 800; deelname n = 118 Randomisatie over de hele groep 1% to 2% of prepubertal children and about 3% to 8% of adolescents ( Horowitz, 2006) Op 16 jaar: 12% van de meisjes en 7 % van de jongens (rey en birmaher, 2009) Verzesvoudiging van aantal adolescenten met klachten van vroege naar middel-late adolescentie (Abela en Hankin, 2011) Screening Baseline Programma Nametingen Sept Sept Okt – Dec ’11 Dec ’ jan’ jun ’12 11 11
12
Studie 3: Geïndiceerde preventie
Resultaten screening: 800 meiden gescreend (3 scholen) 120 meiden verhoogde klachten (15%) gemiddelde CDI-score van 100 meiden: 20 subklinische score (16-19): 54,5% klinische score (> 19): 45,5% percentage pathologie ouders: 23% 1% to 2% of prepubertal children and about 3% to 8% of adolescents ( Horowitz, 2006) Op 16 jaar: 12% van de meisjes en 7 % van de jongens (rey en birmaher, 2009) Verzesvoudiging van aantal adolescenten met klachten van vroege naar middel-late adolescentie (Abela en Hankin, 2011) 12 12
13
Studie 3: Geïndiceerde preventie
Resultaten: 1% to 2% of prepubertal children and about 3% to 8% of adolescents ( Horowitz, 2006) Op 16 jaar: 12% van de meisjes en 7 % van de jongens (rey en birmaher, 2009) Verzesvoudiging van aantal adolescenten met klachten van vroege naar middel-late adolescentie (Abela en Hankin, 2011) 13 13
14
Programma: Op Volle Kracht
Goede resultaten programma in VS Penn Resilience Program Vertaling & bewerking Trimbos – GGD – RU 2010 Ervaringen: 14 14
15
Programma: Op Volle Kracht
Verklaringen ontstaan depressie: Biologische modellen Operante en sociale competentiemodellen Cognitieve modellen Op Volle kracht is theoretisch onderbouwd vanuit de cognitieve en operante/sociale competentiemodellen. Biologische modellen stellen dat psychiatrische stoornissen samenhangen met veranderingen in de neurobiologie van de hersenen, die zijn ontstaan door genetische en omgevingsoorzaken. Hierbij wordt ondermeer gedacht aan afwijkingen in synthese, vrijkomen of afbraak van neurotransmitters, of afwijkingen in de wijze van op- of inbouw van receptoren voor deze neurotransmitters, of aan een afwijkende gevoeligheid van deze receptoren. Verondersteld wordt dat afwijkingen in de serotonerge en noradrenerge neurotransmissie een rol spelen bij het ontstaan of onderhouden van een depressie. Ook een vergrote activiteit van de hypofyse-bijnier as met verminderde feedbackmechanismen wordt vaak bij depressies gezien. De meer recente neurotrofe hypothese stelt dat depressie ontstaat doordat onder invloed van stress onvoldoende activatie plaatsvindt van het Brain-Derived Neurotrophic Factor (BDNF). Dit leidt vervolgens tot atrofie van neuronen in de hippocampus en de prefrontale cortex. Behandeling met antidepressiva of electroshock therapie verhoogt de expressie van BDNF. De operante modellen analyseren depressief gedrag in termen van operante conditionering. De kernobservatie is dat sociale bekrachtiging zeer beperkt voorkomt bij depressieve mensen. Depressief gedrag is, in de ruimste betekenis van het woord, geen aantrekkelijk gedrag. Anderen gaan daarom een depressief iemand vermijden, waardoor de nog aanwezige actieve responsen verminderen bij gebrek aan positieve bekrachtiging. Of men geeft aandacht en toont zijn bezorgdheid waardoor precies het depressieve gedrag verder wordt bekrachtigd. Sociale competentiemodellen stellen dat kinderen actief op zoek gaan naar feedback van anderen over hun sociale competentie. Wanneer ze té veel negatieve feedback krijgen, zullen ze negatieve zelfschema’s ontwikkelen (bv. ‘ik ben niet de moeite waard’, ‘ze lachen vast en zeker om mij’), die hen kwetsbaar maken voor depressie, voornamelijk in perioden van stress. Depressie kan in dit verband ook gezien worden als het resultaat van een tekort aan sociale vaardigheden. Deze sociale vaardigheden zijn een noodzakelijke voorwaarde om positieve interacties te hebben en om aldus beloningen, meer bepaald positieve feedback, te krijgen vanuit de omgeving. Kinderen met een depressieve stoornis interacteren met anderen vaak op een eerder boze, jaloerse of teruggetrokken manier. Aldus wordt een vicieuze cirkel in gang gezet, waarbij zwakke sociale vaardigheden leiden tot interpersoonlijke verwerping die op haar beurt depressie en verdere sociale terugtrekking teweegbrengt. De relatie tussen gebrekkige sociale vaardigheden en depressieve symptomen is echter niet eenduidig. Depressieve kinderen hebben vaak wel kennis van sociale vaardigheden maar zij passen deze niet toe in sociale situaties. De cognitieve theorie volgens Beck gaat ervan uit dat cognitieve processen een centrale rol spelen bij het ontstaan en in stand houden van emotionele problemen. Depressie wordt binnen het cognitieve model opgevat als het gevolg van een verstoorde informatieverwerking waarbij aandachts-, geheugen-, en interpretatieprocessen een rol spelen. Centraal binnen de theorie van Beck is het concept ‘schema’. Schema’s zijn cognitieve structuren die de basis vormen voor de wijze waarop iemand zijn ervaringen interpreteert. Bij depressie is de inhoud van de schema’s gecentreerd rond eigen waardeloosheid en schuld, de onrechtvaardigheid en liefdeloosheid van de wereld en hopeloosheid over de toekomst (de zogenaamde ‘cognitieve triade’). Negatieve levensgebeurtenissen of milde dysfore stemming kunnen cognitieve schema’s reactiveren, die op hun beurt aanleiding geven tot depressieve gevoelens. BENOEMEN DAT HET VAAK EEN COMBINATIE IS VAN FACTOREN. 15 15
18
Programma: Op Volle Kracht
Gedachten: Gedachte valkuilen in OVK Altijd- ik Je vertelt jezelf dat je niks goed kunt doen en het altijd verkeerd doet Zwartkijken Je ziet alleen de negatieve dingen. Zelfs als er iets leuks gebeurt, zie je nog de dingen die fout gaan of niet helemaal goed gaan Voorspellen Je gaat er al van uit dat iets fout zal gaan, zonder dat je daar bewijs voor hebt 18
19
Programma: Op Volle Kracht
Op de stip Negatieve gedachten vervangen Hulpzinnen bij de hand Onderbuik gevoel! 19
20
Programma: Op Volle Kracht
20
21
Programma: Op Volle Kracht
21
22
Programma: Op Volle Kracht
les 9 t/m 16 Sociale en copingsvaardigheden Filmpje roltrap 22 22
23
Zelf aan de slag! De stoelen
23
24
Zelf aan de slag! Op de stip
24
25
Petje op, Petje af “Ik kan in een schooljaar niet zoveel mentorlessen missen. Als mentor heb je teveel andere zaken te bespreken. Een programma als dit hoort niet in het schoolcurriculum.” “Op een programma als dit zitten wij mentoren al tijden te wachten; eindelijk handvatten om met de leerlingen in gesprek te gaan over wat ze bezig houdt. Een programma als dit hoort juist wel thuis op school.” 25
26
Petje op, Petje af “Een (evidence-based) protocol in een schoolsetting werkt niet; elke mentor geeft er toch een eigen invulling aan of is hiervoor niet toegerust.” “ Mentoren zijn juist goed in staat om een bestaand programma te vertalen naar het niveau en belevingswereld van de klas en de leerling.” 26
27
Petje op, Petje af “ Adolescenten zouden standaard gescreend moeten worden op depressie.” “Laat ze adolescent zijn en problematiseer niet.” 27
28
Petje op, Petje af “Het is voor kwetsbare adolescenten wel goed. Eigenlijk zouden die in een apart groepje Op Volle Kracht moeten krijgen.” “Fijn dat het programma aan de hele klas wordt gegeven. Leerlingen leren van elkaar en gaan meer bij zichzelf herkennen. Ze zien ook in dat hoe ze denken of voelen helemaal niet zo vreemd is.” 28
29
Petje op, Petje af “Het programma ziet er mooi uit, het spreekt kinderen aan. Vooral voor de brugklas zeer geschikt.” “Het is niet meer van deze tijd, de wijze van aanbieden moet interactiever. Maak gebruik van het digibord, opdrachten online, meer filmpjes en mogelijk zelfs social media." 29
30
Toekomst en info Nieuwe studie geïndiceerde preventie;
OVK + depressie game (Sparx) Onderzoek naar werkingsmechanismen Informatie op internet: Insideout.nl Opvollekracht.com 30
31
Einde workshop 31
32
Uitspraken “Elke docent zou deze stof moeten beheersen”
“De handleiding geeft veel houvast” “Elke docent zou deze stof moeten beheersen” “Ik heb er zelf ook heel veel aan gehad” Een leerling na 8 lessen: “Hé!!! Ik heb ook gedachten!!” 32
33
To do Stellingen rode/groene kaartjes A4 pess. Opt
Laatste sheet printen contactgegevens Boekjes ovk (5) Sheet op de stip printen Voorbeelden stoel/stip printen 33
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.