De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Passé composé.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Passé composé."— Transcript van de presentatie:

1 Passé composé

2 Qu’est-ce que c’est?? De passé composé is de verleden tijd.
In het Nederlands heet het de VTT (voltooid tegenwoordige tijd) Net als in het Nederlands gebruik je de hulpwerkwoorden HEBBEN en ZIJN. Dat zijn dus : AVOIR en ÊTRE. Verder heb je ook nog een VOLTOOID DEELWOORD nodig.

3 Passé composé = avoir of être + deelwoord

4 Het voltooid deelwoord

5 je krijgt dan dus: passé composé: met être + volt. deelwoord op é
met être + volt. deelwoord onregelmatig met avoir + volt. deelwoord op é met avoir + volt. deelwoord onregelmatig

6

7 met AVOIR neem het werkwoord avoir + voltooid deelwoord parlé

8 AVOIR + VOLTOOID DEELWOORD
HET VOLTOOID DEELWOORD KAN REGELMATIG ZIJN OF ONREGELMATIG Regelmatig op ER parler = praten Onregelmatig prendre = nemen, pakken J’ai parlé Tu as parlé Il a parlé Nous avons parlé Vous avez parlé Ils ont parlé J’ai pris Tu as pris Il a pris Nous avons pris Vous avez pris Ils ont pris

9 met ÊTRE neem het werkwoord ÊTRE + voltooid deelwoord Je suis tu es
il est elle est on est nous sommes vous êtes ils sont elles sont allé(e) allé allée allé(e)(s) allé(e)s allés allées

10 ÊTRE + VOLTOOID DEELWOORD
HET VOLTOOID DEELWOORD KAN REGELMATIG ZIJN OF ONREGELMATIG Regelmatig op ER rester = blijven Onregelmatig venir = komen Je suis resté(e) Tu es resté(e) Il est resté Elle est restée Nous sommes resté(e)s Vous êtes resté(e)(s) Ils sont restés Elles sont restées Je suis venu(e) Tu es venu(e) Il est venu Elle est venue Nous sommes venu(e)s Vous êtes venu(e)(s) Ils sont venus Elles sont venues

11 Verschillen AVOIR & ÊTRE
parler  met avoir aller  met être j’ai tu as il a elle a on a nous avons vous avez ils ont elles on parlé je suis tu es il est elle est on est nous sommes vous êtes ils sont elles sont allé(e) allé allée allé(e)(s) allé(e)s allés allées

12 Verschillen met avoir en être
Natuurlijk gebruik je bij avoir het rijtje van avoir en bij être het rijtje van être. Maar….. het voltooid deelwoord bij een werkwoord met avoir BLIJFT HETZELFDE. Het voltooid deelwoord bij een werkwoord met être : KRIJGT ALLEMAAL EETJES EN ESJES. HELP !!!

13 Donc…. (dus) hulpwerkwoord: avoir hulpwerkwoord: être
Voltooid deelwoord blijft hetzelfde. Il a parlé Elle a parlé Nous avons parlé Voltooid deelwoord blijft niet hetzelfde. Il est resté Elle est restée Nous sommes resté(e)s

14 Wanneer gebruik je être?
Bijna altijd als je in het Nederlands ook het werkwoord ‘zijn’ gebruikt. BEHALVE….. Het werkwoord ÊTRE zelf (en nog een paar) être (zijn) j’ai été - ik heb geweest commencer (beginnen) j’ai commencé - ik heb begonnen changer (veranderen) j’ai changé ik heb veranderd réussir (slagen) j’ai réussi ik heb geslaagd finir (ophouden) j’ai fini ik heb opgehouden

15 QUIZZZZ....

16 1. Welke hulpwerkwoorden heb je nodig voor de passé composé ?
a. aller en avoir b. avoir en être c. prendre en rester d. être en aller antwoord: b – être en avoir (zijn en hebben)

17 Wat gebeurt er met het voltooid deelwoord als je AVOIR gebruikt?
a. Dan krijg je extra eetjes en esjes bij vrouwelijk en meervoud. b. Dan verandert het onderwerp. c. Dan blijft het voltooid deelwoord hetzelfde. d. Dan gebruik je een werkwoord dat een beweging uitdrukt.

18 Antwoord Het antwoord is:
C) Dan blijft het voltooid deelwoord hetzelfde.

19 meer vragen volgen…. Vous avez compris le passé passé ? laterrrrr
(hebben jullie alles begrepen?)


Download ppt "Passé composé."

Verwante presentaties


Ads door Google