Havo 3 Grammaire chapitre 6.

Presentatie over: "Havo 3 Grammaire chapitre 6."— Transcript van de presentatie:

1 Havo 3 Grammaire chapitre 6

2 Quel, quelle, quels, quelles
Dit zijn vragende vnw. Welke, wat, wat voor? Quel: m. enk Quelle: v. enk Quels: m. mv Quelles : v. mv.

3 Wanneer? Worden gebruikt als er een zn. achter komt.
Quel livre préférez-vous? Quelle fille connais-tu? Als het ww. être ertussen staat Quel est ton nom? Quelles sont tes ambitions?

4 Lequel, laquelle, lesquels, lesquelles
Welk, welke Lequel (m enk.) Laquelle (v enk.) Lesquels (m mv) Lesquelles (v mv) Staan altijd alleen en vervangen een zn.

5 exemples Lequel de ces deux livres tu veux?
Laquelle de ces deux robes aimes-tu? Tu as fait des fautes mais je ne vois pas lesquelles.

6 Het ww. venir (komen) Leer dit ww. in le présent, imparfait, passé composé en futur. De ww. revenir, devenir, prévenir en se souvenir worden op dezelfde wijze vervoegd.

7 De persoonlijke voornaamwoorden
onderwerp lv mv met nadruk Ik je me me moi Jij tu te te toi Hij il le lui lui Zij elle la lui elle Wij nous nous nous nous u/jullie vous vous vous vous Zij(m ils les leur eux Zij(v) elles les leur elles

8 Plaats in de zin Voor de pv.
Als er een infinitief is, dan voor de infinitief. Let op! Als er meer pers.vnw als voorwerp in de zin staan is er een vaste volgorde: Eerst: me, te , se, nous, vous Dan: le, la , les Daarna: lui, leur Als laatste: y, en

9 Exemples: Elle me le dit zij zegt het mij
Je lui en parle hij spreekt hem erover Il nous y retrouvera hij zal ons er terugzien Je le lui donne ik geef het hem/haar