De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Lenzen 1. Bolle lens. 2. Loep. 3. Camera.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Lenzen 1. Bolle lens. 2. Loep. 3. Camera."— Transcript van de presentatie:

1 Lenzen 1. Bolle lens. 2. Loep. 3. Camera.
4. Lenzen- en vergrotingsformule. 5. Einde. © Het Vlietland College Leiden

2 Lenzen 1. Bolle lens. 2. Loep. 3. Camera.
4. Lenzen- en vergrotingsformule. 5. Einde. © Het Vlietland College Leiden

3 • Drie constructiestralen:
F F f f v b • v = voorwerpsafstand • f = brandpuntafstand • b = beeldafstand

4 • Willekeurige stralen en bundel:
F f b v Elke straal uit een voorwerpspunt gaat naar het overeenkomstige beeldpunt!

5 Lenzen 1. Bolle lens. 2. Loep. 3. Camera.
4. Lenzen- en vergrotingsformule. 5. Einde. © Het Vlietland College Leiden

6 • Beeldconstructie bij een loep
F f f b v Het beeld is virtueel; b < 0

7 • Willekeurige stralen en bundel:
f F b v

8 Lenzen 1. Bolle lens. 2. Loep. 3. Camera.
4. Lenzen- en vergrotingsformule. 5. Einde. © Het Vlietland College Leiden

9 • Scherptediepte en diafragma:
regelbaar diafragma sluiter negatief/chip

10

11 D=f/4 D=f/8 D=f/16

12 Bewegings-onscherpte

13

14 Lenzen 1. Bolle lens. 2. Loep. 3. Camera.
4. Lenzen- en vergrotingsformule. 5. Einde. © Het Vlietland College Leiden

15 • Lenzenformule: • Vergroting N:

16 • Een dia staat 10,2 cm voor de lens van de diaprojector.
De brandpuntafstand is 10 cm. • Waar moet het scherm staan? • Geg.: v = 10,2 cm, f = 10 cm. Gevr.: b • 1/v + 1/b = 1/f (BINAS) • 1/10,2 + 1/b = 1/10 • 0, /b = 0,10 • 1/b = 0,10 – 0,00980 = 0,00196 • b = 1/0,00196 = 510 cm = 5,1 m

17 • Hoe groot is het beeld van de 2,0 cm
hoge dia (b = 510 cm en v = 10,2 cm)? • Geg.: LL’ = 2,0 cm, b=510cm, v = 10,2 cm • Gevr.: BB’ • N = |b/v| (BINAS) • N = b/v = 510/10,2 = 50 • De vergroting is dus 50 (keer) • Beeld BB’= 50.2,0 cm = 100 cm = 1,0 m

18 • Het oog van een vlieg staat 1,9 cm voor een vergrootglas.
De brandpuntafstand is 2,0 cm. • Bereken de plaats van het beeld. • Geg.: v = 2,1 cm, f = 2,0 cm. Gevr.: b • 1/v + 1/b = 1/f (BINAS) • 1/1,9 + 1/b = 1/2,0 • 0, /b = 0,50 • 1/b = 0,50 – 0,526 = -0,0263 • b = 1/-0,0263 = -38 cm ! ! !

19 • Hoe groot is het beeld van het 1,0 mm
grote oog? (b = -38 cm en v = 1,9 cm)? • Geg.: LL’ = 1,0 mm, b=-38 cm, v=1,9cm • Gevr.: BB’ • N = b/v (BINAS) • N = |b/v| = |-38/1,8| = |-20| = 20 x ! ! ! • De vergroting is dus 20 (keer) • Beeld BB’=20.1,0 mm = 20 mm = 2,0cm

20 Het beeld is virtueel; b < 0 F
• Beeld bij een loep BB’=2,0cm f = 2,0 cm v Het beeld is virtueel; b < 0 F f b LL’=1,0 mm b = -38cm v=1,9

21 Lenzen 1. Bolle lens. 2. Loep. 3. Camera.
4. Lenzen- en vergrotingsformule. 5. Einde. © Het Vlietland College Leiden


Download ppt "Lenzen 1. Bolle lens. 2. Loep. 3. Camera."

Verwante presentaties


Ads door Google