Krachten Wetten van Newton, gewicht, fundamentele

Presentatie over: "Krachten Wetten van Newton, gewicht, fundamentele"— Transcript van de presentatie:

1 Krachten Wetten van Newton, gewicht, fundamentele
krachten, wrijving....

2 1e Wet van Newton Voorwaarde: Constante snelheid 
Een lichaam waar geen (netto) kracht op wordt uitgeoefend beweegt met een constante snelheid (die ook nul kan zijn). Voorwaarde: Constante snelheid 

3 2e Wet van Newton Het verband tussen kracht en
versnelling wordt gegeven door Dus ook: Idem voor x, y De versnelling is het resultaat van de som van alle krachten die worden uitgeoefend (de snelheid verandert). De versnelling is evenredig met de resultante. De richting van de versnelling valt samen met de richting van de resultante van de krachten

4 3e Wet van Newton Als twee lichamen een onderlinge wisselwerking
hebben, zijn de twee krachten die ze op elkaar uitoefenen gelijk in grootte en tegengesteld in richting. Als A een kracht uitoefent op B ("actie") oefent B een kracht uit op A ("reactie"). Ook wel: actie = reactie Deze twee krachten werken op verschillende lichamen!

5 Fundamentele krachten
gravitatie krachten electromagnetische krachten zwakke nucleaire krachten sterke nucleaire krachten

6 Zwaartekracht  (dichtbij het aardoppervlak, ) Voorwerp met massa m:
g is de zwaartekracht versnelling (dichtbij het aardoppervlak, ) Dus: versnelling van een voorwerp onafhankelijk van m Gewicht is de kracht die een lichaam ondervindt onder invloed van de aantrekking van de aarde.

7 Zwaartekracht* Afname van gewicht is 14%
Wat is de zwaartekrachtversnelling op 500 km hoogte van het aardoppervlak? Met welk percentage is het gewicht gereduceerd op deze afstand? Afname van gewicht is 14%

8 Moment van een kracht Vectornotatie: Evenwicht als  = 0 en als F = 0
Moment van een kracht (t.o.v. een punt) is het product van de kracht en de loodlijn uit dat punt op de richting der kracht neergelaten Vectornotatie: Het moment is een maat voor de neiging van een kracht om een voorwerp in een draaiende beweging te brengen. Evenwicht als  = 0 en als F = 0

9 Evenwicht N w1 w2 x1 x2 P2 P1 Voorwaarde voor evenwicht: t.o.v. P1