De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Faciliteiten erf- en schenkbelasting. Faciliteiten vanaf 1 januari 2010 Voorwaardelijke vrijstellingen: – verschil LW en lagere waarde going concern –

Verwante presentaties


Presentatie over: "Faciliteiten erf- en schenkbelasting. Faciliteiten vanaf 1 januari 2010 Voorwaardelijke vrijstellingen: – verschil LW en lagere waarde going concern –"— Transcript van de presentatie:

1 Faciliteiten erf- en schenkbelasting

2 Faciliteiten vanaf 1 januari 2010 Voorwaardelijke vrijstellingen: – verschil LW en lagere waarde going concern – 100% vrijstelling deel verkrijging dat ziet op objectieve onderneming tot € 1.000.600 waarde going concern 100% vrijstelling totale objectieve onderneming dus toerekenen aan deel onderneming dat de verkrijger verkrijgt – 83% rest van de verkrijging 2 uitstelregelingen: – rentedragend en tien jaar restant belasting op ondernemingsvermogen – via conserverende aanslag erf- en schenkbelasting over vordering op medeverkrijger die ondernemingsvermogen heeft verkregen

3 Motivering wetgever vrijstelling waarde going concern Onwenselijk dat rendabele ondernemingen gedwongen gestaakt zouden moeten worden, omdat de liquiditeiten voor de schenk- of erfbelasting aan de onderneming onttrokken zouden moeten worden Een dergelijke staking leidt tot verlies aan productief vermogen, werkgelegenheid, kennis en bestaande netwerken en tot reële efficiencynadelen Hamvraag: leidt de belasting tot staking van ondernemingen? En: is de faciliteit effectief en proportioneel doelmatig?

4 Noodzaak faciliteit Dat ondernemingen daadwerkelijk moeten worden gestaakt, is nergens onderbouwd met cijfers Ook niet door belangenorganisaties Van de uitstelregeling die in het verleden bestond, werd 16 keer per jaar gebruik gemaakt Vrijstelling is in het verleden drie keer afgewezen met de motivering dat er geen problemen waren Betalingsregeling werd in 1996 verruimd omdat er te weinig gebruik van werd gemaakt Waarom in 1997 een vrijstelling ineens wel noodzakelijk is, blijft onduidelijk

5 Praktijkonderzoek Kan het successierecht uit de nalatenschap worden betaald? Zowel het ondernemingsvermogen als al het successierecht (dus ook van de niet-voortzetters) is als gebonden vermogen aangemerkt Daarnaast is onderzoek gedaan naar de effectieve belastingdruk Onderzoek jaren 2002-2005 – vrijstelling was destijds 30%-60%

6 (On)voldoende ‘vrije’ middelen nalatenschap Voor successierecht 21,5% onvoldoende, na successierecht 31% Voor successierecht 78,5% voldoende, na successierecht afgerond 69% Toename verhoudingsgewijs met name in tariefgroep II en III Onvoldoende vrije middelenVoldoende vrije middelen Voor SRNa SRVoor SRNa SR Tarief- groep I 4520,5%6027,4%15068,5%13561,6% Tarief- groep II 10,5%62,7%167,3%115% Tarief- groep III 10,5%20,9%62,7%52,3% Totaal 4721,5%6831%17278,5%15168,9%

7 Effectieve belastingdruk Nalatenschap: 76% van de 68 gevallen effectief tarief maximaal 20% Voortzetters: 81% van de 108 gevallen effectief tarief maximaal 20% 80% van alle voortzetters in tariefgroep I maximaal 15% Tariefgroep II en III verhoudingsgewijs hoge effectieve belastingdruk Ook bij verhoging van de vrijstelling

8 Voorwaarden vrijstelling onder te verdelen in voorwaarden: – ten aanzien van de rechtsvoorganger art. 35d jo art. 9 Uitv. reg. Erf- en schenkbelasting – ten aanzien van de verkrijging art. 35c jo art. 8 Uitv. reg. Erf- en schenkbelasting – ten aanzien van de verkrijger art. 35e jo art. 10 Uitv. reg. Erf- en schenkbelasting

9 9 Voorwaarden rechtsvoorganger Medegerechtigde en houder preferente aandelen alleen nog indien ontstaan bij gefaseerde bedrijfsopvolging – Meegetrokken abhouder kwalificeert niet meer Leeftijdseis en arbeidsongeschiktheidseis in geval van schenking zijn vervallen Bezitseis 1 jaar bij overlijden en 5 jaar bij schenking Uitbreidingen in art. 9 Uitv. reg. bijv. periode IB-onderneming en aanmerkelijk belang bij elkaar tellen gaat dus om de economische periode, niet de juridische

10 10 Voorwaarden verkrijging 1 Alleen ondernemingsvermogen kwalificeert IB-onderneming (definitie geldt ook voor BV) plus 5% van het ondernemingsvermogen in de BV – was 15% van de totale waarde van het aanmerkelijk belang Medegerechtigdheid + preferente aandelen indien ontstaan bij gefaseerde bedrijfsopvolging Verkrijging 3.92 pand abhouder kwalificeert, mits Verkrijger van het pand tegelijkertijd aandelen verkrijgt in het kader van een bedrijfsopvolging en Het pand wordt gebruikt door onderneming in BV

11 11 Voorwaarden verkrijging 2 Toerekenen bij Holding naar waarde van de aandelen Middellijk aanmerkelijk belang Middellijk belang < 5% ≥ 0,5% indien: – Ooit middellijk 5% geweest, en – Verwatering door erfrecht, schenking of huwelijksvermogensrecht Onderbedelingsvordering dus niet

12 12 Voorwaarden verkrijger art. 35e + art. 10 Uitv. reg. Vijf jaar voortzetten – tav onderneming: verkrijger moet ondernemer of medegerechtigde worden 5 jaar winst blijven genieten – tav aandelen: verkrijger hoeft geen aanmerkelijkbelanghouder te worden 5 jaar aandelen niet vervreemden aanspraak op toekomstige winsten of waardeontwikkelingen moet gelijk blijven BV moet 5 jaar winst blijven genieten uit de onderneming Uitzonderingen beëindiging in art. 10 UR bijv. van IB-ondernemeing naar BV is geen probleem gaat dus om economisch voortzetten, niet juridisch situaties zijn uitgebreid


Download ppt "Faciliteiten erf- en schenkbelasting. Faciliteiten vanaf 1 januari 2010 Voorwaardelijke vrijstellingen: – verschil LW en lagere waarde going concern –"

Verwante presentaties


Ads door Google