De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Tegenwoordig deelwoord

Verwante presentaties


Presentatie over: "Tegenwoordig deelwoord"— Transcript van de presentatie:

1 Tegenwoordig deelwoord
Participe présent Tegenwoordig deelwoord

2 Participe présent ww. nous-vorm stam part.pres.
regarder regardons regard  regardant manger  mangeons mange  mangeant Attendre  attendons  attend  attendant Finir  finissons  finiss  finissant Vorming= stam + ant (ook bij de onregelmatige werkwoorden)

3 Vertalen van het participe présent
In het Nederlands vervang je het part. prés. door: Die (dat) ….. Aangezien/omdat….. + ondw. + werkwoord Toen ….. Terwijl….. Bijv. : J’entends les bruits des voitures passant dans la rue.  Ik hoor het lawaai van de auto’s die op straat voorbij rijden. Attendant le train, elle téléphoné à sa mère.  Terwijl zij op de trein wachtte, heeft zij haar moeder gebeld.

4 Étant très riche elle a pu acheter une Ferrari
Étant très riche elle a pu acheter une Ferrari.  Omdat zij erg rijk is, heeft zij een Ferrari kunnen kopen. Let op! De volgende werkwoorden hebben een afwijkende vorm: Avoir (nous avons) ayant Être (nous sommes) étant Savoir (nous savons) sachant

5 Het zelfstandig gebruikt aanwijzend voornaamwoord
Ik wil niet dit boek maar dat. Het vetgedrukte dat staat in plaats van een zelftandignaamwoord (boek) Vormen: celui (mannelijk enk.) celle (vrouwelijk enk.) ceux (mannelijk meerv.) celles (vrouwelijk meerv.)

6 Het woord waarnaar verwezen wordt en het aanwijzend voornaamwoord hebben dus het zelfde geslacht en getal. Le livre de Jean et celui de Paul. (livre = m.enk.)  Het boek van Jean en dat van Paul. Cette histoire-ci et celle que je t’ai racconté hier.  Dit verhaal en dat wat ik je gisteren heb verteld. Ces roses-ci et celles-là.  Deze rozen en die. De woorden –ci en –là kunnen zowel achter het zelfstandig nw. Als achter het aanwijzend voornaamwoord staan. Zij benadrukken “deze (hier)” en “die (daar)”.

7 Ceci en cela Als je bijvoorbeeld iets aanwijst, dan kun je ceci (= dit) en cela (=dat) gebruiken. Deze woorden slaan niet terug op een eerder genoemd zelfstandignaamwoord. Je voudrais ceci.  Ik wil dit. Cela n’est pas vrai.  Dat is niet waar.


Download ppt "Tegenwoordig deelwoord"

Verwante presentaties


Ads door Google