Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
1
Erfelijkheid Chromosoom DNA
2
Om te onthouden: Chromosomen komen voor in de celkern van alle organismen. Alleen bij bacteriën ligt het los in het cytoplasma Chromosomen zijn alleen zichtbaar in delende cellen; de lange dunne ‘draden’ liggen dan helemaal opgerold rond speciale eiwitten. In de chromosomen bevindt zich de informatie voor de erfelijke eigenschappen. In gewone lichaamscellen komen chromosomen voor in paren = diploïd = 2n De n geeft het aantal verschillende chromosomen aan. De twee chromosomen van een paar zijn gelijk in lengte en in vorm In geslachtscellen komen chromosomen enkelvoudig voor = haploïd = n Bij de bevruchting versmelten de haploïde eicel en de haploïde zaadcel tot een diploïde zygote (n + n = 2n)
3
Om te onthouden: Chromosomen zijn opgebouwd uit genen
Een gen (erffactor) bevat de informatie voor een erfelijke eigenschap Genotype = het totale pakket aan genen. Het genotype komt voor de helft van de moeder, voor de andere helft van de vader Fenotype = alle uiterlijk waarneembare kenmerken van een individu. Het fenotype wordt bepaald door het genotype en milieufactoren . De mate waarin genotype en milieu bijdragen aan het fenotype is per eigenschap verschillend Omdat chromosomen in paren voorkomen, komen genen ook in paren voor. Een ander woord voor gen = allel en voor genenpaar = allelenpaar
4
Genotype Fenotype
5
Genotype: Iemand is homozygoot voor een eigenschap als de twee genen voor die eigenschap gelijk zijn Iemand is heterozygoot voor een eigenschap als de twee genen voor die eigenschap verschillend zijn
6
Dominante en recessieve kenmerken
Het dominante gen is ‘sterker’ dan het recessieve gen. Het recessieve gen komt niet tot uiting in het fenotype Dominant = R (hier: roze) Recessief = r (hier: wit)
7
Dominante en recessieve kenmerken
Genotype Fenotype RR x rr (beiden homozygoot) Rr (100% heterozygoot)
8
R R r r Rr Rr Rr Rr
9
Genotypen nakomelingen
Gameten Genotypen nakomelingen Gameten
10
Genotype Fenotype Rr (100% heterozygoot) ??
11
R r R r RR Rr rr
12
Intermediaire kenmerken
13
Intermediar fenotype: de beide genen voor een eigenschap zijn even ‘sterk’. Geen van beide genen is recessief: ze komen als een mengvorm in het fenotype tot uiting. Schrijfwijze: AzAz = zwart fenotype AwAw = wit fenotype AzAw = grijs fenotype Co-dominant: beide genen komen in het fenotype tot uiting (hier: zwart/wit gespikkelde kippen) Onvolledig dominant: bij een eigenschap komt het recessieve gen toch enigszins tot uiting
14
Wetten van Mendel Eerste mendelwet: Als men twee homozygote individuen die slechts in 1 kenmerk verschillen kruist, zijn in de eerste generatie alle nakomelingen gelijk aan elkaar. Tweede mendelwet: Bij kruising van individuen uit de F1-generatie, bekomen uit homozygote ouders, ontstaan in de F2-generatie nakomelingen met een verschillend fenotype. er is echter een vaste getallenverhouding van 3:1 in het geval van dominant-recessieve overerving en 1:2:1 in geval van codominante overerving.
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.