Download de presentatie
1
Monohybride kruisingen
Van Johann Mendel tot…..
2
Johann Mendel Werkte in kloostertuin Voerde kruisingen uit bij erwten
Bestudeerde de overerving van eigenschappen van erwten wetten van Mendel Na Mendel: veel over genetica geleerd door bananenvliegjes Gemakkelijk : 4 paar homologe chromosomen
3
Monohybride kruising P= Parentes /ouders
F1 = Filii/ volgende generatie F2 = daaropvolgende generatie Het dominante gen is ‘sterker’ dan het recessieve gen. Het recessieve gen komt niet tot uiting in het fenotype als het organisme heterozygoot is voor die eigenschap Dominant = R (hier: roze) Recessief = r (hier: wit)
4
Monohybride kruising Genotype Fenotype RR x rr (beiden homozygoot) Rr (100% heterozygoot)
5
R R r r Rr Rr Rr Rr
6
Genotypen nakomelingen
Gameten Genotypen nakomelingen Gameten
7
Genotype Fenotype Rr (100% heterozygoot) ??
8
R r R r RR Rr rr
9
Homozygoot of heterozygoot?
Niet te zien terugkruising met homozygoot recessieve R?x rr P F1 Of F1 x Rr P was RR P was Rr Rr rr
10
kruisingen Dominante kruising F2 Intermediaire kruising F2
11
overerving bij mensen Haarkleur geslacht aandoening
12
Intermediaire kenmerken
13
Intermediair fenotype: de beide genen voor een eigenschap zijn even ‘sterk’. Geen van beide genen is recessief: ze komen als een mengvorm in het fenotype tot uiting. Schrijfwijze: AzAz = zwart fenotype AwAw = wit fenotype AzAw = grijs fenotype Co-dominant: beide genen komen in het fenotype tot uiting (hier: zwart/wit gespikkelde kippen) Onvolledig dominant: bij een eigenschap komt het recessieve gen toch enigszins tot uiting
14
Wetten van Mendel Eerste mendelwet: Als men twee homozygote individuen die slechts in 1 kenmerk verschillen kruist, zijn in de eerste generatie alle nakomelingen gelijk aan elkaar. Tweede mendelwet: Bij kruising van individuen uit de F1-generatie, bekomen uit homozygote ouders, ontstaan in de F2-generatie nakomelingen met een verschillend fenotype. er is echter een vaste getallenverhouding van 3:1 in het geval van dominant-recessieve overerving en 1:2:1 in geval van codominante overerving.
15
kruisingsvraagstukken
Zwart A Rood a Zwartharige koe AA x roodharige stier aa Kruisingen F1? F2 hoe groot is de kans dat een kalf een bepaalde haarkleur heeft?
16
PF1 F2 2 soorten gameten mogelijke per dier Aa
Kruisingen tussen 2 Aa-dieren Fenotype : ¾ zwart ¼ rood =genotype F2
17
kruisingsschema
18
Ogenkleur ( 1 genenpaar in 3 allelen) ONVOLLEDIG DOMINANT
bruin en groen bruin en blauw groen en blauw blauw en blauw bruin en groen bruin en groen bruin en blauw bruin en groen groen en blauw bruin en groen blauw en blauw bruin en groen bruin en groen bruin en blauw bruin en blauw bruin en blauw groen en blauw bruin en blauw blauw en blauw bruin en blauw bruin en groen groen en blauw bruin en blauw groen en blauw groen en blauw groen en blauw blauw en blauw groen en blauw blauwen blauw bruin en groen blauw en blauw bruin en blauw blauw en blauw groen en blauw blauw en blauw blauw en blauw blauw en blauw
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.