De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Thema 3: Erfelijkheid B1: Chromosomen.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Thema 3: Erfelijkheid B1: Chromosomen."— Transcript van de presentatie:

1 Thema 3: Erfelijkheid B1: Chromosomen

2

3 Leerdoelen Eigenschappen van chromosomen
Betekenis van diploïd en haploïd verschil tussen lichaamscellen en geslachtscellen

4

5

6

7 Chromosomen Eigenschappen kunnen worden doorgegeven met DNA. DNA zit in chromosomen karyogram

8 Van elk chromosoom zijn er twee! Dit wordt aangeduid met: 2n
(één van vader, één van moeder) Dit wordt aangeduid met: 2n n = aantal verschillende chromosomen Bij de mens is n: 23 De mens heeft dus 2n = 2*23 = 46 chromosomen

9 n 2n + n = In normale cellen: 2n = diploïd
In geslachtscellen: 1n = haploïd 2 samensmeltende geslachtscellen  diploïd n 2n + n =

10 Samenvatting Eigenschappen van organismen zitten in DNA, DNA zit in chromosomen. Karyogram: afbeelding van alle chromosomen van een cel Lichaamscellen zijn diploïd: chromosomen in paren (2n) Geslachtscellen zijn haploïd: chromosomen enkelvoudig (n) Door samensmelting 2 geslachtcellen (n) -> zygote (2n) Mensen hebben 23 chromosoomparen (2 x 23 = 46)

11 B2: Fenotype en genotype
Thema 3: Erfelijkheid B2: Fenotype en genotype

12 Leerdoelen De betekenis van fenotype en genotype
De belangrijkheid van genotype en milieufactoren bij verschillende kenmerken De manier om deze belangrijkheid te onderzoeken

13 Fenotype

14 Genotype

15 Genotype en Fenotype Genotype: erfelijke eigenschappen
Vastgelegd in de chromosomen Fenotype: uiterlijke eigenschappen Bepaald door genotype + milieufactoren

16 Fenotype = genotype + milieufactoren
Sommige eigenschappen: alleen genotype Sommige eigenschappen: alleen milieufactoren Sommige eigenschappen: genotype bepaald grenzen, milieufactoren bepaalt invulling

17 Nature or Nurture? Groot biologisch vraagstuk: in hoe verre is bepaald gedrag bepaald door genotype of milieufactoren? Karakter van personen Talenten van personen IQ (intelligentie) Tweelingonderzoek kan licht in zaak brengen

18 Samenvatting Genotype: genetische eigenschappen die in chromosomen zitten Fenotype: uiterlijke eigenschappen, bepaald door genotype en milieufactoren Belangrijkheid van genotype en milieufactoren verschilt per eigenschap tweelingonderzoek kan antwoorden geven

19 Thema 3: Erfelijkheid B3: Genenparen

20 Leerdoelen Betekenis van gen en allel
Betekenis van homozygoot en heterozygoot Betekenis van dominant en recessief Betekenis van onvolledig dominant en intermediair De regels van het opschrijven van genen in letters

21 Chromosomen komen in paren voor Genen en Allelen dus ook!
Gen: onderdeel van chromosoom voor bepaalde eigenschap Allel: een van de verschillende varianten van een bepaald gen Allel voor zwart haar Allel voor blond haar Gen voor haarkleur

22 Homozygoot en Heterozygoot
Homozygoot: allebei de genen zijn hetzelfde Heterozygoot: de genen zijn verschillend gen voor zwart haar gen voor zwart haar Gen voor blond haar gen voor zwart haar

23 Dominant en recessief Dominant gen: Dit gen is de baas
Recessief gen: Dit gen is ondergeschikt

24 Onvolledig dominant: recessief gen is toch een beetje te zien
Intermediair: genen zijn even sterk

25 Genen opschrijven Genen worden opgeschreven met letters
Dominant = hoofdletter, bv. A of B of G of R Recessief = kleine letter, bv. a of b of g of r AA Aa aa ArAr AwAw ArAw

26 Samenvatting Gen (≈allel): onderdeel van chromosoom voor bepaalde eigenschap Homozygoot: genen van genenpaar zijn hetzelfde Heterozygoot: genen van genenpaar verschillen Dominante gen onderdrukt recessieve gen Onvolledig dominant: recessieve gen niet volledig onderdrukt Intermediair: genen van genenpaar zijn even dominant

27 B4: Monohybride kruizingen
Thema 3: Erfelijkheid B4: Monohybride kruizingen

28 Johann Mendel Johann Mendel Monnik in Oostenrijk
Ontdekt regels van overerving Verzorgt erwtenplantjes in zijn tuintje Merkt op dat kinderplantjes eigenschappen krijgen van de ouderplantjes!

29 X

30 X

31 B5: Geslachtschromosomen
Thema 3: Erfelijkheid B5: Geslachtschromosomen

32 Autosomen en geslachtschromosomen
chromosomen zijn gelijk bij man en vrouw Geslachtschromosomen: chromosomen zijn verschillend bij man en vrouw Vrouw: XX Man: Xy

33 De vader bepaald het geslacht
Meisje: X X Jongen: X y

34 X-chromosomaal Sommige eigenschappen bevinden zich ALLEEN op X-chromosoom en NIET op y-chromosoom Dominante eigenschap: XA Recessieve eigenschap: Xa Vrouw: XA XA, Xa Xa of XA Xa Man: XAy of Xay

35 X-chromosomale ziekten
Soms is er een gen defect in een X-chromosoom Dit kan een erfelijke ziekte opleveren Komt vaak veel vaker voor bij mannen! Waarom? Vaak is de ziekte recessief Een man heeft maar 1 X-chromosoom, dus als die een deffect gen heeft  Ziek!! Een vrouw heeft 2 X-chromosomen, als 1 daarvan een deffect gen heeft  niet ziek De kans op 2 chromosomen met deffect gen is veel kleiner

36 X-chromosomale ziekten
kleurenblindheid hemofilie

37 Samenvatting 22 paren autosomen Mens: 23 paren chromosomen
1 paar geslachtschromosomen XX = vrouw Xy = man X-chromosomale overerving: eigenschap staat ALLEEN op X-chromosoom en NIET op y-chromosoom Voorbeeld kruising: Kleurenblindheid: (B=kleuren zien / b=kleurenblind) Heterozygote vrouw kruist met kleurenblinde man P: XB Xb x Xb y


Download ppt "Thema 3: Erfelijkheid B1: Chromosomen."

Verwante presentaties


Ads door Google