Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
1
Interrogative sentences
Vragende zinnen = Interrogative sentences Questions
2
Engelse vragende en ontkennende zinnen hebben 2 werkwoorden, evt
Engelse vragende en ontkennende zinnen hebben 2 werkwoorden, evt. wordt er do/does/did bij gezet (de ww. zijn groen): Komt hij? Does he come? Zal hij komen? Will he come? Hij is niet gekomen. He has not come. Zij sliepen niet. They did not sleep. In de eerste en laatste zin staan in het Nederlands slechts 1 ww; in het Engels 2: Verklaar dit!
3
Zijn zij hier? Are they here?
Engelse vragende zinnen hebben 2 werkwoorden, evt. wordt er do/does/did bij gezet. Deze regel geldt niet voor: am/is/are/was/were (allemaal vormen van to be) Was hij hier? Was he here? Ben ik te laat? Am I late? Zijn zij hier? Are they here?
4
Moest hij komen? Did he have to come?
Engelse vragende zinnen hebben 2 werkwoorden, evt. wordt er do/does/did bij gezet. Als er echter “have to” (=moeten) in de zin staat moet je er wel altijd do/does/did bij zetten (in vragen en ontk.zinnen) Moest hij komen? Did he have to come? Moet zij blijven? Does she have to stay?
5
Je kunt vragende zinnen ook laten beginnen met:
Who (personen): Who did he see? Whose (personen+bezit): Whose car is this? Whom (personen na voorzetsel): For whom do I work? What (dingen): What did he say? Where (alleen voor plaats): Where was he? (vgl. Waar praatte zij over?= ( Where/What did she talk about? What/which: What (in het algemeen) What music do you like? Which (keuze uit beperkt aantal) Which of them…?
6
Welke zin is correct? Who did she see? Wie zag zij? (‘zij’ is het onderwerp) Who saw her? Wie zag haar? (‘Wie’ is het onderw.) Beide zijn goed! (vertaal ze maar) Uitleg: Als een vraagzin begint met het onderwerp van de zin (who/what/…), dan moet je geen extra do/does/did toevoegen (ook als staat er maar 1 ww in de zin). Vertaal: Wat gebeurde hier? What happened here? (‘What’ is onderw.)
7
Welke zin is correct? Who did she see? Wie zag zij? (‘zij’ is het onderwerp) Who saw her? Wie zag haar? (‘Wie’ is het onderw.) Beide zijn goed! (vertaal ze maar) Uitleg: Als een vraagzin begint met het onderwerp van de zin (who/what/…), dan moet je geen extra do/does/did toevoegen (ook als staat er maar 1 ww in de zin). Vertaal: Wat zag je? What did you see? (‘You’ is onderw.)
8
Welke zin is correct? Who did she see? Wie zag zij? (‘zij’ is het onderwerp) Who saw her? Wie zag haar? (‘Wie’ is het onderw.) Beide zijn goed! (vertaal ze maar) Uitleg: Als een vraagzin begint met het onderwerp van de zin (who/what/…), dan moet je geen extra do/does/did toevoegen (ook als staat er maar 1 ww in de zin). Vertaal: Wie hielp jou? Who helped you? (‘Who’ is onderw.)
9
Welke zin is correct? Who did she see? Wie zag zij? (‘zij’ is het onderwerp) Who saw her? Wie zag haar? (‘Wie’ is het onderw.) Beide zijn goed! (vertaal ze maar) Uitleg: Als een vraagzin begint met het onderwerp van de zin (who/what/…), dan moet je geen extra do/does/did toevoegen (ook als staat er maar 1 ww in de zin). Vertaal: Wie hielp jij? Who did you help? (‘you’ is onderw.)
10
Welke zin is correct? Who did she see? Wie zag zij? (‘zij’ is het onderwerp) Who saw her? Wie zag haar? (‘Wie’ is het onderw.) Beide zijn goed! (vertaal ze maar) Uitleg: Als een vraagzin begint met het onderwerp van de zin (who/what/…), dan moet je geen extra do/does/did toevoegen (ook als staat er maar 1 ww in de zin). Vertaal: Wie van hen zei dat? Which of them said that? (‘Which…’ =ow.)
11
Welke zin is correct? Who did she see? Wie zag zij? (‘zij’ is het onderwerp) Who saw her? Wie zag haar? (‘Wie’ is het onderw.) Beide zijn goed! (vertaal ze maar) Uitleg: Als een vraagzin begint met het onderwerp van de zin (who/what/…), dan moet je geen extra do/does/did toevoegen (ook als staat er maar 1 ww in de zin). Vertaal: Wiens vader werkt als monteur? Whose father works as a mechanic?
12
Welke zin is correct? Who did she see? Wie zag zij? (‘zij’ is het onderwerp) Who saw her? Wie zag haar? (‘Wie’ is het onderw.) Beide zijn goed! (vertaal ze maar) Uitleg: Als een vraagzin begint met het onderwerp van de zin (who/what/…), dan moet je geen extra do/does/did toevoegen (ook als staat er maar 1 ww in de zin). Vertaal: Wiens vader hielp zij? Whose father did she help?
13
Vertaal: He can speak English, can’t he? Hij kan Engels spreken, of niet? / he? / niet waar? Bij dit soort korte vraagzinnetjes (tags) aan het eind van een zin, moet je in het Engels het 1e ww. herhalen; als er maar 1 ww. Is, dan moet je do/does/did gebruiken) He helped her,……………… (of niet?)
14
Vertaal: He can speak English, can’t he? Hij kan Engels spreken, of niet? / he? / niet waar? Bij dit soort korte vraagzinnetjes (tags) aan het eind van een zin, moet je in het Engels het 1e ww. herhalen; als er maar 1 ww. Is, dan moet je do/does/did gebruiken) He helped her,didn’t he? (of niet?) 1ww ‘did’ toegevoegd
15
Vertaal: He can speak English, can’t he? Hij kan Engels spreken, of niet? / he? / niet waar? Bij dit soort korte vraagzinnetjes (tags) aan het eind van een zin, moet je in het Engels het 1e ww. herhalen; als er maar 1 ww. Is, dan moet je do/does/did gebruiken) She smokes cigars,……………… (he?)
16
Vertaal: He can speak English, can’t he? Hij kan Engels spreken, of niet? / he? / niet waar? Bij dit soort korte vraagzinnetjes (tags) aan het eind van een zin, moet je in het Engels het 1e ww. herhalen; als er maar 1 ww. Is, dan moet je do/does/did gebruiken) She smokes cigars, doesn’t she (he?) 1 ww ‘does’ toegevoegd
17
Vertaal: He can speak English, can’t he? Hij kan Engels spreken, of niet? / he? / niet waar? Bij dit soort korte vraagzinnetjes (tags) aan het eind van een zin, moet je in het Engels het 1e ww. herhalen; als er maar 1 ww. Is, dan moet je do/does/did gebruiken) We should be quiet,……………… (he?)
18
Vertaal: He can speak English, can’t he? Hij kan Engels spreken, of niet? / he? / niet waar? Bij dit soort korte vraagzinnetjes (tags) aan het eind van een zin, moet je in het Engels het 1e ww. herhalen; als er maar 1 ww. Is, dan moet je do/does/did gebruiken) We should be quiet, shouldn’t we (he?) 2 ww e ww komt terug
19
Vertaal: He can speak English, can’t he? Hij kan Engels spreken, of niet? / he? / niet waar? Bij dit soort korte vraagzinnetjes (tags) aan het eind van een zin, moet je in het Engels het 1e ww. herhalen; als er maar 1 ww. Is, dan moet je do/does/did gebruiken) Rohan hasn’t been sleeping,……………… (he?)
20
Vertaal: He can speak English, can’t he? Hij kan Engels spreken, of niet? / he? / niet waar? Bij dit soort korte vraagzinnetjes (tags) aan het eind van een zin, moet je in het Engels het 1e ww. herhalen; als er maar 1 ww. Is, dan moet je do/does/did gebruiken) Rohan hasn’t been sleeping,has he? (he?) 3 ww e ww komt terug
21
Vertaal: He can speak English, can’t he? Hij kan Engels spreken, of niet? / he? / niet waar? Bij dit soort korte vraagzinnetjes (tags) aan het eind van een zin, moet je in het Engels het 1e ww. herhalen; als er maar 1 ww. Is, dan moet je do/does/did gebruiken) Tigers have to swim here,……………(he?)
22
Vertaal: He can speak English, can’t he? Hij kan Engels spreken, of niet? / he? / niet waar? Bij dit soort korte vraagzinnetjes (tags) aan het eind van een zin, moet je in het Engels het 1e ww. herhalen; als er maar 1 ww. Is, dan moet je do/does/did gebruiken) Tigers have to swim here,don’t they(he?) 2 ww. Bij ‘have to’ altijd ‘to do’ erin!
23
Vertaal: He can speak English, can’t he? Hij kan Engels spreken, of niet? / he? / niet waar? Bij dit soort korte vraagzinnetjes (tags) aan het eind van een zin, moet je in het Engels het 1e ww. herhalen; als er maar 1 ww. Is, dan moet je do/does/did gebruiken) Peter is here,……………(of niet?)
24
Vertaal: He can speak English, can’t he? Hij kan Engels spreken, of niet? / he? / niet waar? Bij dit soort korte vraagzinnetjes (tags) aan het eind van een zin, moet je in het Engels het 1e ww. herhalen; als er maar 1 ww. Is, dan moet je do/does/did gebruiken) Peter is here,isn’t he(of niet?) 1 ww. Bij ‘be’ nooit ‘to do’ erin!
25
Let op deze speciale gevallen :
Wat voor…? = What kind/sort of…? Vertaal: Wat voor iemand is hij? What kind/sort of person is he? Vertaal: Hoe is het weer? What is the weather like? Vaak staan voorzetsels achteraan: Vertaal: Over wie heb je het? Who(m) are you talking about? Vertaal: In welk boek heb je dit gelezen? What/Which book did you read this in? ©BtB
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.