Hopeful Monsters Gunnar De Winter Ma1BIO. Wie? Wat? Wanneer? Richard Goldschmidt (1878 – 1958) in The Material Basis of Evolution (1940)

Presentatie over: "Hopeful Monsters Gunnar De Winter Ma1BIO. Wie? Wat? Wanneer? Richard Goldschmidt (1878 – 1958) in The Material Basis of Evolution (1940)"— Transcript van de presentatie:

1 Hopeful Monsters Gunnar De Winter Ma1BIO

2 Wie? Wat? Wanneer? Richard Goldschmidt (1878 – 1958) in The Material Basis of Evolution (1940)

3 “… new species arise abruptly by discontinuous variation, or macromutation … vast majority of macromutations could only be viewed as disastrous … every once in a while a macromutation might, by sheer good fortune, adapt an organism to a new mode of life, a ‘hopeful monster’ …”  probleem met voortplanting? Neen: kleine genetische verandering  anti-Darwin? Niet noodzakelijk: geen perfecte vorm

4 Hoe? “… small changes early in embryology accumulate through growth to yield profound differences among adults…”  kleine verandering, grote gevolgen (“rate genes”, Hox genes)  voortplanting mogelijk

5 Darwin vs. monsters? Spreekt de ‘hopeful monster’ hypothese het darwinistisch, gradueel beeld van evolutie tegen? Volgens Goldschmidt zelf: Ja “… profound and abrupt genetic alteration … making a new species at once…”

6 Volgens Gould: Niet noodzakelijk “But all theories of discontinuous change are not anti- Darwinian,…” “… does not produce a perfected form but serves as a ‘key adaptation’ … large set of collateral alterations … these may arise by a more traditional, gradual route once the key adaptation forces a profound shift in selective pressures.”

7 Voorbeeld: Drosophila Temperatuursgevoelig Hsp90 proteïne Buffert natuurlijke variatie in morfogene pathways  verhinderen werking Hsp90 (bv. door temperatuur) geeft aanleiding tot ‘hopeful monsters’

8

9 Bij selectie worden de varianten snel onafhankelijk van Hsp90  een omgeving die aanleiding geeft tot lagere Hsp90 concentraties resulteert in morfologische varianten waar selectie kan op inwerken “… allowing the rapid morphological radiations that are found in the fossil record.”

10 Voorbeeld: De schildpad

11 Theorie op basis van gradueel proces Lichaam losjes bedekt met osteodermen  toename aantal osteodermen tot epitheca  ontwikkelen thecale ossificatie en ev. verlies epitheca

12 Problemen: 1.Vroege fossiele schildpad (Proganochelys, 215 Mya) heeft complete theca

13 2. De scapula ligt binnenin de ribbenkast Volgens graduele theorie door het achteruit schuiven van de pectorale gordel

14 Maar volgens Rieppel (2001): Geen, of slechts een minieme, verschuiving van de pectorale gordel Afwijking van de ribgroei naar een oppervlakkigere positie “Ribs can only be located either deep to, or superficial to, the scapula… no intermediates, and there is only one way to get from one condition to the other, which is the redirection of the migration, through the embryonic body,…”

15 Andere? Asymmetrie in platvissen? Kale kop bij gieren? Wangzakken bij knaagdieren? (Geomyidae en Heteromyidae)

16 “It only required an ‘accident’ that is viable and of small magnitude in its origin, but which could be of unpredictable importance with respect to its effects.” - Étienne Geoffroy Saint-Hilaire - “For now much about hopeful mosters remains to be clinched: so far the data are suggestive rather than definitive. … But that will come. And then the interesting question will not be whether hopeful monsters play a role in evolution, but how often.” - Olivia Judson -