De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Werkwoorden.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Werkwoorden."— Transcript van de presentatie:

1 werkwoorden

2 snurken zzzzzzzz

3 klappen

4 hoesten

5 hinniken Het paard hinnikt.

6 aanbellen Ik bel aan.

7 blaffen De hond blaft.

8 donderen Het dondert. De bliksem

9 De deur kraakt. kraken

10 niezen

11 De handrem remmen

12 schieten

13 sissen

14 zoenen kussen

15 botsen

16 bijten De hond bijt in het been. Het meisje bijt de arm. De jongen bijt in een appel.

17 blazen Het meisje blaast de kaars uit.

18 hangen De jongens hangen aan een touw. De aap hangt aan een tak. De lamp hangt. De klok hangt aan de muur.

19 schrikken De vrouw schrikt. De mensen schrikken.

20 slaan Het meisje slaat tegen de bal. De jongen slaat tegen de bal.

21 zwaaien Sinterklaas zwaait naar de kinderen. De koningin zwaait naar de mensen.

22 vissen De man vist in de zee.

23 vegen De vrouw veegt de stoep. Het kindje veegt met een bezem.

24 draaien Het wiel draait De bal draait

25 puzzelen De kinderen zijn aan het puzzelen. Het meisje puzzelt.

26 snijden De man snijdt het brood.

27 stinken Hondenpoep stinkt.

28 douchen Ik ga douchen. Mijn broer is aan het douchen.

29 winnen De man wint. Wie heeft er gewonnen?

30 Hij is de winnaar Zij hebben verloren verliezen Hij verliest de wedstrijd. Hij heeft de wedstrijd verloren.

31 de weegschaal wegen De jongen weegt de groente. Ik weeg mezelf. Jij weegt 35 kilo.


Download ppt "Werkwoorden."

Verwante presentaties


Ads door Google