Download de presentatie
1
Intraveneuze Anesthetica
Lessen voor anesthesiemedewerkers J.M. den Hollander
2
Intraveneuze Anesthetica
Wat we gaan bespreken: Algemeen Inductiemiddelen en slaapmiddelen Barbituraten: thiopental, methohexital Propofol Etomidate Ketamine Midazolam
3
Het ideale intraveneuze anestheticum =
Fysiologisch: wateroplosbaar stabiel in oplossing stabiel in licht stabiel bij kamertemperatuur goedkoop Farmacologisch: potent genoeg om chirurgische anesthesie te geven inductie in één arm-hersencirculatie hoge vetoplosbaarheid niet pijnlijk bij injectie niet epileptogeen geen cardiovasculaire effecten geen respiratoire depressie geen toename van de ICP niet beinvloed door nier- en leverfalen metabolieten zijn niet actief en niet toxisch
4
Intraveneuze Anesthetica Algemeen
intraveneuze anesthesiemiddelen zijn stoffen die (snel) verlies van bewustzijn geven (in één arm-hersencirculatie) en die ook snel zijn uitgewerkt De snelheid van inwerking is afhankelijk van: de ionisatiegraad (pKa); dit is de mate waarin de opgeloste stof is opgesplitst in ionen; geioniseerde (= geladen) stof passeert niet gemakkelijk de celmembraan. Van barbituraten is de ionisatiegraad > 7.4, dwz dat het middel vooral als niet geioniseerde (niet elektrisch geladen) stof B aanwezig is; deze kan snel de celmembraan passeren en werkt dus snel de plasmaeiwitbinding; als deze sterk is lage vrije fractie, die verantwoordelijk is voor het effect minder snelle werking. de snelheid van toediening D (hoeveelheid toegediende stof) als de vetoplosbaarheid groot is (bv bij barbituraten) wordt veel stof opgenomen in het vetweefsel en wordt metabolisme en uitscheiding afhankelijk van redistributie (het weer verschijnen van de stof in bloed uit het verweefsel)
5
Intraveneuze Anesthetica Algemeen (vervolg)
Effecten op de circulatie: de prikkelgeleiding van het hart kan veranderen de baroreceptorreflex kan worden onderdrukt RR daling kan optreden, vooral bij patienten met hypertensie en bij ondervulde patienten
6
Intraveneuze Anesthetica Algemeen (vervolg)
Effect van oplosmiddelen: Cremofoor: oplosmiddel van niet vaak meer gebruikte anesthetica (propanidid - een voorloper van propofol -en althesin); ook van vitaminen. Wordt tevens gebruikt in de cosmetica industrie als oplosmiddel van bv parfum olien. Potentieert succinyl, antagoneert pavulon, kan overgevoeligheidsreacties geven Propyleenglycol (oplosmiddel van etomidate): antagonisme van norcuron en pavulon; geeft pijn bij injectie; thromboflebitis kan ontstaan Parabeen en methylparabeen: was vroeger het oplosmiddel van fentanyl; zit nog in citanest met adrenaline; kan overgevoeligheid geven en neurotoxiciteit Soja olie (oplosmiddel van propofol): medium voor bacteriegroei, kans op hyperlipidaemie
7
Barbituraten (vervolg)
Verschillende barbituraten: Thiopenthal (Pentothal) zéér vetoplosbaar zéér plasmaeiwitgebonden (60-90%) metabolisme volledig in de lever Pentobarbital:slaapmiddel gebruikt bij WADA testen en bij dieren 20 x minder vetoplosbar matig plasmaeiwitgebonden (30-50%) metabolisme voornamelijk in de lever Fenobarbital (antiepilepticum) 200 x minder vetoplosbaar iets plasmaeiwitgebonden (< 20%) onveranderd uitgescheiden in urine lange halfwaardetijd
8
Barbituraten (vervolg)
Gebruik van barbituraten: als sedativum als hypnoticum als anestheticum / hypnoticum
9
Barbituraten (vervolg)
Bijwerkingen barbituraten reactietijd respiratoire depressie cave longziekten en oudere mensen enzyminductie lever andere stoffen worden sneller of anders gemetaboliseerd bij lever- en nierziekten is de eliminatie slechter
10
Thiopental Redistributie
11
Thiopenthal Eigenschappen
In 20 – 30 sec valt de patient in slaap Thiopental is zeer vetoplosbaar Is als niet geioniseerde stof aanwezig Het geeft respiratoire depressie Het geeft daling van het breinmetabolisme Het geeft cardiovaculaire depressie door een dirsct effect op de hartspier met afname van de contractiekracht en door vasodilatatie, zich uitend in een afname van de CO en daardoor de bloeddruk Hierdoor daalt de urineproductie
12
Thiopental Farmacokinetiek
snelle werking door snelle opname in het brein van niet geioniseerde, niet eiwitgebonden stof snel wakker worden door redistrubutie vanuit het brein naar andere weefsels, bv spieren en huid eliminatie vindt bijna geheel plaats door de lever; de afbraakproducten zijn niet hypnotisch en worden ook door de lever afgebroken t½ 5-10 uur
13
Thiopental Bijwerkingen
urticaria en rashes door histamine uit mastcellen bij paravasale injectie ontstaat necrose (neerslag van de vaste stof) bij intraarteriele injectie ontstaat: pijn arteriele spasme, cyanose, verdwijnen vd pols intense chemische endarteriitis met thombocyten aggregatie therapie hiervan: naald in situ laten !!! vasodilatator geven, bv procaine, papaverine, Ca-blokker heparine helpt ook iets sympatische blokkade door axillair blok of ganglion stellatumblok
14
Methohexital (Brietal)
Eigenschappen: inductiedosis: 1-2 mg / kg hoge vetoplosbaarheid Verschillen met thiopental: krachtiger werking, snellere klaring pijn bij injectie is minder het kan ook rectaal worden toegediend (kinderen) minder weefselbeschadiging bij s.c of i.a. injectie geeft excitatie in 80%: tremor hypertonie hoesten / hikken (kan verminderd worden door goede PM) 3 x zo potent als thiopental kan convulsieve activiteit geven, vooral bij epilepsie middel bij uitstek bij ECT kan tachycardie geven, maar daardoor ook minder CO daling meer overgevoeligheidsreacties, bv oedeem rond de ogen snellere metabolisatie in de lever, t½ : uur
15
Propofol Werking: via blokkade van GABA (met Na en CL-kanalen) receptoren in het brein Eigenschappen: zeer vetoplosbaar, onoplosbaar in water zeer plasmaeiwitgebonden ( %) voorheen opgelost in cremaphoor veel allergische reacties nu 1 of 2% oplossing met sojaolie, glycerol en NAOH inductiedosis: mg / kg voortzetting: 12 mg/kg/u ged 15’, 6 mg/kg/u daarna CBF en CMRO2 ICP snelle inductie, ook snelle redistributie naar andere organen dosisafhankelijke respiratoire depressie tot apnoe weinig PONV; wordt ook postop als PONV profylaxe of behandeling gegeven RR door SVR meestal niet met tachycardie
16
Propofol (vervolg) Farmacokinetiek: snel effect snelle redistributie
klaring voornamelijk in de lever, maar 40% in de nier als metaboliet; ook iets in de longen t½ = uur; cave langdurige toediening per infuus
17
Etomidate Werkingsmechanisme:
niet zo duidelijk; waarschijnlijk ook via CL- kanalen Eigenschappen: inductiedosis: 0.3 mg / kg geeft onwillekeurige spierbewegingen (myoclonieen) die niet gerelateerd zijn aan EEG veranderingen. Dit is niet of minder aanwezig bij goede PM of het toedienen van een opiaat vooraf weinig cardiovasculair effect het veiligste inductiemiddel daling van de CBF en ICP enige respiratoire depressie geen allergie, soms rash door histaminerelease uit mastcellen pijn bij injectie iets meer PONV dan andere inductiemiddelen bij langdurige toediening (bleek in het verleden bij gebruik op IC) bijniersuppressie
18
Ketamine EEN WONDERMIDDEL
Eigenschappen: goed wateroplosbaar in oplossing zuur: pH 3.5 het geeft geen slaap, maar ”dissociatieve anesthesie” met anterograde amnesie en diepe analgesie de werking vindt plaats via blokkade van NMDA receptoren in het CZS lange inwerkingstijd hypertonie kan er zijn; de ogen blijven open er is slechts een geringe ademdepressie; reflexen blijven aanwezig; daarom hoeft niet altijd geintubeerd te worden er is geen bescherming tegen aspiratie er is een verhoogde speekselvloed; dit kan aanleiding geven tot laryngospasme. Atropine in de PM of bij inductie wordt daarom aangeraden CBF, CMRO2 en ICP stijgen
19
Ketamine (vervolg) Cardiovasculaire effecten: tachycardie stijging CO
noradrenalinerelease Bijwerkingen: PONV nare dromen en hallucinaties combineren met benzodiazepinen
20
Ketamine (vervolg) Farmacokinetiek: hoge vetoplosbaarheid
t½ minuten eliminatie via de lever het belangrijkste afbraakproduct is norketamine dat 1/3 tot 1/5 van de analgetische potentie van ketamine bezit inwerkingstijd iv: 30’’; werkingsduur iv 5-15 minuten inwerkingstijd im: 5-10 minuten; werkingsduur im minuten Indicaties: kinderen als prikken moeilijk is; in sommige ziekenhuizen als monoanesthesie bij HC’s verbandwisselijngen (brandwonden) BMP bij kinderen hemodynamisch slechte patienten
21
Ketamine (vervolg) Ketamine is op de markt als:
Ketalar: een mengsel van rechts- en linksdraaiende isomeren (racemisch mengsel) Ketanest: de rechtsdraaiende isomeer Ketalar: hierop zijn alle bovenbeschreven mechanismen en eigenschappen van toepassing Ketanest: is twee maal zo potent als het racemisch mengsel het is eerder uitgewerkt en patienten worden dan ook eerder wakker er is een betere postoperatieve pijnstilling de cognitieve functies zijn sneller hersteld
22
Midazolam Eigenschappen: benzodiazepine
relatief kortwerkend: t½ = uur (diazepam uur) sterk lipofiel de werking is vaak onvoorspelbaar door wisselende gevoeligheid van patienten Dosering: PM: oraal: 7.5 mg voor volwassenen inductie: mg/kg; bij zieke mensen: mg/kg continu infuus: mg/kg/u. Tolerantie ontstaat gemakkelijk. TIVA: bolus 0.3 mg/kg, dan infuus 0.68 mg/kg ged 15 min, daarna mg/kg/u
23
Midazolam (vervolg) Effecten op de circulatie:
SVR daling leidend tot lichte RR daling; icm andere anesthetica wordt dit effect versterkt geen myocarddepressie Effecten op de ademhaling: het AMV daalt en de frequentie stijgt; icm spierrelaxatie kan hypoventilatie optreden
24
Midazolam (vervolg) Effecten op het CZS:
anterograde en enige retrograde amnesie treedt op daling CBF en CMRO2 Farmacokinetiek: metabolisme in de lever snelle orale opname, maar in de lever wordt snel 50% opgenomen (‘first pass’) sterke eiwitbinding (97%), cave hypalbuminemie de werking treedt in na minuten
25
Midazolam (vervolg) Toepassingen:
als co -anestheticum bij inhalatie anesthesie of opiaten bij langduriger operaties; dan zijn minder andere anesthetica nodig in de cardioanesthesie icm sufentanil op de intensive care als sedativum Antagoneren: kan met flumazenil (annexate), een stof die de benzodiazepine receptor blokkeert
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.