De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Onderzoeksdag Associatie Universiteit & Hogescholen

Verwante presentaties


Presentatie over: "Onderzoeksdag Associatie Universiteit & Hogescholen"— Transcript van de presentatie:

1 De waarde van kennis en het onderzoek binnen het professioneel gericht hoger onderwijs
Onderzoeksdag Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen, 2 maart 2012 Dr. Daan Andriessen HBO-hoogleraar Intellectual Capital Hogeschool Inholland Haarlem, Nederland

2 Beperkingen van het lineaire innovatiemodel
Aanbod Vraag Overheid financiert wetenschappelijk onderzoek Meer wetenschappelijke kennis Meer toegepaste wetenschap en technologie Toegepast Praktijk Meer economische groei Fundamenteel Theorie Knelpunten die mede leiden tot de ‘kennisparadox’: Cyclustijden van iedere stap verschillend Elke stap kent andere groepen spelers met verschillende afrekenmechanismen Deze groepen spreken ook nog eens een verschillende taal Model is onvoldoende vraag-gestuurd Wetenschappelijke kennis op een voetstuk; andere kennis gediskwalificeerd Bron: Vasbinder, J.W. en Groen, T. (2002) Tussen Kennis en Profijt; hoe onze samenleving veel meer kan halen uit kennis. Prisma & Partners. De cyclustijden van iedere stap zijn verschillend. Wetenschappers hebben nu eenmaal een andere tijdhorizon dan bedrijven die nieuwe producten op de markt willen brengen. Elke stap kent andere groepen spelers met verschillende afrekenmechanismen. Wetenschappers worden beoordeeld op hun publicaties, bedrijven op hun omzet en winst. Deze twee groepen spreken ook nog eens een verschillende taal. De taal van wetenschap is fundamenteel anders dan de taal van het zakendoen. Het model is onvoldoende vraag-gestuurd. De nieuwe kennis komt primair voort uit de nieuwsgierigheid van de wetenschapper. Praktische relevantie wordt in het huidige wetenschappelijke systeem van ‘publish or perish’ steeds minder van belang. Wetenschappelijke kennis wordt op een voetstuk geplaatst en daarmee worden andere vormen van kennis gediskwalificeerd. Op alle wetenschappelijke terreinen is het empirisch- analytische model dominant waarbij er slechts ruimte is voor één waarheidsdefinitie. Wetenschappers worden beoordeeld op hun grondigheid, hun ‘rigor’ en niet op hun relevantie, hun ‘relevance’ (Schön, 1983). In de sociale wetenschappen, waaronder de economie en de bedrijfskunde, kun je met het empirisch-analytische model onvoldoende uit de voeten wanneer je resultaten wilt behalen die niet alleen grondig maar ook nog relevant zijn. Bron: Vasbinder & Groen (2002) © 2004 Daan Andriessen

3 Soort kennis is ook mede oorzaak kennisparadox
Startvraag in universitair onderzoek is vaak theorie gedreven Universitair onderzoek richt zich primair op verklaren en minder op verbeteren. Verklaren volgens traditionele wetenschappelijke criteria leidt tot reductionisme y=f(x) Verklaren is noch noodzakelijke, noch voldoende voorwaarde voor verbeteren Bv: “Houding tov werk verklaart voor 59% de effectiviteit van een werknemer” (Harrison, Newman & Roth, Academy of Management Journal, April 2006) Er is in aanvulling op verklarende kennis behoefte aan ‘handelingskennis’ uit praktijkgericht onderzoek Universitair onderzoek richt zich primair op verklaren en minder op verbeteren. Dus dit onderzoek laat een gat liggen. Verklaren volgens traditionele wetenschappelijke criteria leidt tot reductionisme. De manier van verklaren is gericht op een toetsbaar causaal model met zo weinig mogelijk variabelen en een zo groot mogelijke verklaringskracht. Dit leidt tot het reduceren van de complexe werkelijkheid en het onder controle brengen van variabelen die juist bij verbeteren cruciaal zijn. In de organisatiekunde en andere sociale wetenschappen leidt dit tot stochastische modellen en waarschijnlijkheidsuitspraken waar je in de praktijk weinig aan hebt. In de praktijk is de context cruciaal, alsmede multicausaliteit, zachte variabelen, weinig waarnemingen Harrison, Newman & Roth (Academy of Management Journal, April 2006): Houding tov werk verklaart voor 59% de effectiviteit van een werknemer Verklaren is noch noodzakelijke, noch voldoende voorwaarde voor verbeteren Vaak zijn onafhankelijk variabelen niet of moeilijk manipuleerbaar (houding tov werk) Vaak is succes van praktijktheorie niet te verklaren (b.v. als je wilt dat iemand aardig tegen jou doet, doe dan ook aardig tegen hem) We leren het meest van de praktijk, maar we staan er zelden bij stil Systematisch analyseren en expliciteren van praktijktheorie gebeurt zelden want daar is in de praktijk gene tijd voor Je moet daarbij over individuele gevallen heen kijken, en wie moet dat doen? Nieuwe praktijktheorie = innovatie

4 Spanning tussen onderzoek en praktijk
Onderzoeksituatie Praktijksituatie Vaak geen directe probleemeigenaar Algemene onderzoeksvraag Vergelijkbare situaties Repliceerbaar, betrouwbaar, valide, controleerbaar Nieuwe, generaliseerbare kennis Publicaties Concrete probleemeigenaar Concreet probleem Unieke situatie Relevant, begrijpelijk, tijdig, haalbaar, betaalbaar, houdbaar Concrete oplossing Toegevoegde waarde

5 Traditionele lineaire innovatiemodel
Overheid financiert wetenschappelijk onderzoek Meer wetenschappelijke kennis Meer toegepaste wetenschap en technologie Meer economische groei Aanbod Vraag Fundamenteel Toegepast Theorie Praktijk Alternatief: ontwerpgericht onderzoek Bron: Vasbinder, J.W. en Groen, T. (2002) Tussen Kennis en Profijt; hoe onze samenleving veel meer kan halen uit kennis. Prisma & Partners. De cyclustijden van iedere stap zijn verschillend. Wetenschappers hebben nu eenmaal een andere tijdhorizon dan bedrijven die nieuwe producten op de markt willen brengen. Elke stap kent andere groepen spelers met verschillende afrekenmechanismen. Wetenschappers worden beoordeeld op hun publicaties, bedrijven op hun omzet en winst. Deze twee groepen spreken ook nog eens een verschillende taal. De taal van wetenschap is fundamenteel anders dan de taal van het zakendoen. Het model is onvoldoende vraag-gestuurd. De nieuwe kennis komt primair voort uit de nieuwsgierigheid van de wetenschapper. Praktische relevantie wordt in het huidige wetenschappelijke systeem van ‘publish or perish’ steeds minder van belang. Wetenschappelijke kennis wordt op een voetstuk geplaatst en daarmee worden andere vormen van kennis gediskwalificeerd. Op alle wetenschappelijke terreinen is het empirisch- analytische model dominant waarbij er slechts ruimte is voor één waarheidsdefinitie. Wetenschappers worden beoordeeld op hun grondigheid, hun ‘rigor’ en niet op hun relevantie, hun ‘relevance’ (Schön, 1983). In de sociale wetenschappen, waaronder de economie en de bedrijfskunde, kun je met het empirisch-analytische model onvoldoende uit de voeten wanneer je resultaten wilt behalen die niet alleen grondig maar ook nog relevant zijn. © 2004 Daan Andriessen

6 KENNISSTROOM PRAKTIJKSTROOM KENNIS MOBILISEREN KENNIS ONTWIKKELEN
Casus PROBLEMEN OPLOSSEN LEREN 1 casus is geen casus Meerdere casussen nodig om deze vragen te beantwoorden en tegelijkertijd plausibele, rivaliserende verklaringen voor het succes en falen te achterhalen. Dit heeft ook gevolgen voor de financiering van dit onderzoek want: Succes is niet gegarandeerd (v.b. van bedrijf dat onderdelen voor vrachtwagens maakt waar ik uit ben geschopt halverwege een test om een kennisplan te maken) – meeste van geleerd over omstandigheden waaronder zoiets succesvol kan zijn Geen klant wil betalen voor generieke praktijktheorie, wel mogelijk voor individuele oplossing. Wie betaalt het werk in de kennisstroom? Basisfinanciering noodzakelijk. Wouter Bos ziet het verkeert als hij zegt dat lectoraten door opdrachtonderzoek moeten worden gefinancierd.

7 KENNISSTROOM PRAKTIJKSTROOM 1.THEORIE 2.ONDERZOEKS-AGENDA
Theoretisch kader 2.ONDERZOEKS-AGENDA Kennis-probleem 3. (HER) ONTWERPEN Concept oplossing 9.REFLECTIE Successen & verbeteringen Match ? Casus 1 Agenda van de opdrachtgever 4.DIAGNOSE Praktijk-probleem 5.ACTIE PLANNING Specifieke oplossing PRAKTIJKSTROOM 8.VASTSTELLEN VAN LEREN Bevindingen 6.IMPLEMEN-TATIE Vastgelegde ervaringen 7.EVALUATIE Effecten van acties Gevolgen hiervan zijn groot: Specifieke aanpak van HBO onderzoek: altijd een praktijkstroom en een kennisstroom (ook nog een competentiestroom) Kennisstroom start met een onderzoeksagenda en een kennisvraag (hoe vraag) op basis van reeds beschikbare theorie (b.v.Hoe kunnen CoP’s succesvol levend worden gehouden?) . Vanwege het primaat van het ontwikkelen van nieuwe praktijkkennis geldt dus niet: u vraagt wij draaien. Het lectoraat bepaalt welke praktijkkennis ontwikkeld gaat worden en zoekt daar casussen bij. In kennisstroom wordt generieke oplossing ontwikkeld. (b.v. methode voor succesvol inzetten van Community of Practice als middel tot kennisdelen en professionalisering) Selectie van praktijkproblemen Daarna wordt een casus gezocht waar een probleem speelt waarvoor de oplossing een oplossing kan zijn (b.v. een grote bank). Maar diagnose is belangrijk! Daarvoor is helaas altijd een bepaalde bril nodig en die komt uit de theorie (hoe goed wordt bij deze bank kennis gedeeld) De generieke oplossing wordt specifiek gemaakt (b.v. deelnemers blijken minder tijd te hebben, ICT biedt andere functionaliteit) Specifieke oplossing wordt geïmplementeerd en geëvalueerd en geleerde lessen worden expliciet gemaakt. Mogelijkerwijs was de diagnose verkeerd en moet je opnieuw beginnen Kennis mobiliseren en ontwikkelen Bij het maken van het ontwerp ga je uit van wat we al weten (zowel verklarende als praktijktheorie). Zoveel mogelijk gebruik maken van al bekende ‘genererende mechanismen’) (b.v. techniek van de dialoog in CoP) Na de casus stel je vast wat geleerd is over: Wat werkt wel en wat niet Wanneer werkt het wel en niet> Waarom werkt het wel en niet (genererende mechanismen = verklaringen verbeteren) Bijdrage aan verklarende theorievorming!

8 KENNISSTROOM PRAKTIJKSTROOM 1.THEORIE 2.ONDERZOEKS-AGENDA
Theoretisch kader 2.ONDERZOEKS-AGENDA Kennis-probleem 3. (HER) ONTWERPEN Concept oplossing 9.REFLECTIE Successen & verbeteringen 10.KENNIS ONTWIKKELING Ontwerpkennis Match ? Casus n Casus 2 Casus 1 Agenda van de opdrachtgever 4.DIAGNOSE Praktijk-probleem 5.ACTIE PLANNING Specifieke oplossing PRAKTIJKSTROOM 8.VASTSTELLEN VAN LEREN Bevindingen 6.IMPLEMEN-TATIE Vastgelegde ervaringen 7.EVALUATIE Effecten van acties Gevolgen hiervan zijn groot: Specifieke aanpak van HBO onderzoek: altijd een praktijkstroom en een kennisstroom (ook nog een competentiestroom) Kennisstroom start met een onderzoeksagenda en een kennisvraag (hoe vraag) op basis van reeds beschikbare theorie (b.v.Hoe kunnen CoP’s succesvol levend worden gehouden?) . Vanwege het primaat van het ontwikkelen van nieuwe praktijkkennis geldt dus niet: u vraagt wij draaien. Het lectoraat bepaalt welke praktijkkennis ontwikkeld gaat worden en zoekt daar casussen bij. In kennisstroom wordt generieke oplossing ontwikkeld. (b.v. methode voor succesvol inzetten van Community of Practice als middel tot kennisdelen en professionalisering) Selectie van praktijkproblemen Daarna wordt een casus gezocht waar een probleem speelt waarvoor de oplossing een oplossing kan zijn (b.v. een grote bank). Maar diagnose is belangrijk! Daarvoor is helaas altijd een bepaalde bril nodig en die komt uit de theorie (hoe goed wordt bij deze bank kennis gedeeld) De generieke oplossing wordt specifiek gemaakt (b.v. deelnemers blijken minder tijd te hebben, ICT biedt andere functionaliteit) Specifieke oplossing wordt geïmplementeerd en geëvalueerd en geleerde lessen worden expliciet gemaakt. Mogelijkerwijs was de diagnose verkeerd en moet je opnieuw beginnen Kennis mobiliseren en ontwikkelen Bij het maken van het ontwerp ga je uit van wat we al weten (zowel verklarende als praktijktheorie). Zoveel mogelijk gebruik maken van al bekende ‘genererende mechanismen’) (b.v. techniek van de dialoog in CoP) Na de casus stel je vast wat geleerd is over: Wat werkt wel en wat niet Wanneer werkt het wel en niet> Waarom werkt het wel en niet (genererende mechanismen = verklaringen verbeteren) Bijdrage aan verklarende theorievorming!

9 KENNISSTROOM PRAKTIJKSTROOM 1.THEORIE 2.ONDERZOEKS-AGENDA
Theoretisch kader 2.ONDERZOEKS-AGENDA Kennis-probleem 3. (HER) ONTWERPEN Concept oplossing 9.REFLECTIE Successen & verbeteringen 5.ACTIE PLANNING Specifieke oplossing PRAKTIJKSTROOM Casus 1 Agenda van de opdrachtgever 4.DIAGNOSE Praktijk-probleem 8.VASTSTELLEN VAN LEREN Bevindingen 6.IMPLEMEN-TATIE Vastgelegde ervaringen 7.EVALUATIE Effecten van acties Gevolgen hiervan zijn groot: Specifieke aanpak van HBO onderzoek: altijd een praktijkstroom en een kennisstroom (ook nog een competentiestroom) Kennisstroom start met een onderzoeksagenda en een kennisvraag (hoe vraag) op basis van reeds beschikbare theorie (b.v.Hoe kunnen CoP’s succesvol levend worden gehouden?) . Vanwege het primaat van het ontwikkelen van nieuwe praktijkkennis geldt dus niet: u vraagt wij draaien. Het lectoraat bepaalt welke praktijkkennis ontwikkeld gaat worden en zoekt daar casussen bij. In kennisstroom wordt generieke oplossing ontwikkeld. (b.v. methode voor succesvol inzetten van Community of Practice als middel tot kennisdelen en professionalisering) Selectie van praktijkproblemen Daarna wordt een casus gezocht waar een probleem speelt waarvoor de oplossing een oplossing kan zijn (b.v. een grote bank). Maar diagnose is belangrijk! Daarvoor is helaas altijd een bepaalde bril nodig en die komt uit de theorie (hoe goed wordt bij deze bank kennis gedeeld) De generieke oplossing wordt specifiek gemaakt (b.v. deelnemers blijken minder tijd te hebben, ICT biedt andere functionaliteit) Specifieke oplossing wordt geïmplementeerd en geëvalueerd en geleerde lessen worden expliciet gemaakt. Mogelijkerwijs was de diagnose verkeerd en moet je opnieuw beginnen Kennis mobiliseren en ontwikkelen Bij het maken van het ontwerp ga je uit van wat we al weten (zowel verklarende als praktijktheorie). Zoveel mogelijk gebruik maken van al bekende ‘genererende mechanismen’) (b.v. techniek van de dialoog in CoP) Na de casus stel je vast wat geleerd is over: Wat werkt wel en wat niet Wanneer werkt het wel en niet> Waarom werkt het wel en niet (genererende mechanismen = verklaringen verbeteren) Bijdrage aan verklarende theorievorming!

10 KENNISSTROOM PRAKTIJKSTROOM 1.THEORIE 2.ONDERZOEKS-AGENDA
Theoretisch kader 2.ONDERZOEKS-AGENDA Kennis-probleem 3. (HER) ONTWERPEN Concept oplossing 9.REFLECTIE Successen & verbeteringen 10.KENNIS ONTWIKKELING Ontwerpkennis 5.ACTIE PLANNING Specifieke oplossing PRAKTIJKSTROOM Casus n Casus 2 Casus 1 Agenda van de opdrachtgever 4.DIAGNOSE Praktijk-probleem 8.VASTSTELLEN VAN LEREN Bevindingen 6.IMPLEMEN-TATIE Vastgelegde ervaringen 7.EVALUATIE Effecten van acties Gevolgen hiervan zijn groot: Specifieke aanpak van HBO onderzoek: altijd een praktijkstroom en een kennisstroom (ook nog een competentiestroom) Kennisstroom start met een onderzoeksagenda en een kennisvraag (hoe vraag) op basis van reeds beschikbare theorie (b.v.Hoe kunnen CoP’s succesvol levend worden gehouden?) . Vanwege het primaat van het ontwikkelen van nieuwe praktijkkennis geldt dus niet: u vraagt wij draaien. Het lectoraat bepaalt welke praktijkkennis ontwikkeld gaat worden en zoekt daar casussen bij. In kennisstroom wordt generieke oplossing ontwikkeld. (b.v. methode voor succesvol inzetten van Community of Practice als middel tot kennisdelen en professionalisering) Selectie van praktijkproblemen Daarna wordt een casus gezocht waar een probleem speelt waarvoor de oplossing een oplossing kan zijn (b.v. een grote bank). Maar diagnose is belangrijk! Daarvoor is helaas altijd een bepaalde bril nodig en die komt uit de theorie (hoe goed wordt bij deze bank kennis gedeeld) De generieke oplossing wordt specifiek gemaakt (b.v. deelnemers blijken minder tijd te hebben, ICT biedt andere functionaliteit) Specifieke oplossing wordt geïmplementeerd en geëvalueerd en geleerde lessen worden expliciet gemaakt. Mogelijkerwijs was de diagnose verkeerd en moet je opnieuw beginnen Kennis mobiliseren en ontwikkelen Bij het maken van het ontwerp ga je uit van wat we al weten (zowel verklarende als praktijktheorie). Zoveel mogelijk gebruik maken van al bekende ‘genererende mechanismen’) (b.v. techniek van de dialoog in CoP) Na de casus stel je vast wat geleerd is over: Wat werkt wel en wat niet Wanneer werkt het wel en niet> Waarom werkt het wel en niet (genererende mechanismen = verklaringen verbeteren) Bijdrage aan verklarende theorievorming!

11 Verklarend en ontwerpend onderzoek vullen elkaar aan
Concepten probleem-definitie Oplossings-richtingen Te verklaren oplossingen Verklaringen voor het probleem Verklaringen voor de oplossing Toepassings-domein van theorie Meetinstru-menten voor effectmeting Ontbrekende variabelen

12 Voor meer informatie: Joan van Aken en Daan Andriessen (red.) (2011) Handboek ontwerpgericht onderzoek, Den Haag, Boom Lemma

13


Download ppt "Onderzoeksdag Associatie Universiteit & Hogescholen"

Verwante presentaties


Ads door Google