Download de presentatie
1
Internationale handel
2
(Internationale) Concurrentiepositie
Kostprijsverhouding (Kost)prijs buitenland / {(kost)prijs binnenland* wisselkoers} Buitenland duurder wij beter concurreren Wisselkoers € lager wij beter concurreren
3
Ruilvoet Omgekeerde internationale concurrentiepositie
Prijspeil Export / Prijspeil Import Zelfde valuta; in indexcijfers Verslechtering ruilvoet dus verbetering concurrentiepositie (tenzij je het goed niet maakt)
4
Hoe kan een verbetering van de (Internationale) Concurrentiepositie ontstaan?
Loonmatiging → loonkosten per product dalen → indien doorberekend in de prijs → prijs daalt. Wisselkoers daalt → onze producten in het buitenland goedkoper (minder dollars voor euro nodig) Grondstoffen goedkoper (in het buitenland)→ onze inkoop goedkoper → indien doorberekend in de prijs → prijs daalt. Innovatiesubsidie → aantrekkelijker om te moderniseren → beter /goedkoper produceren →indien doorberekend in de prijs → prijs daalt. Infrastructuur beter → sneller /goedkoper transport mogelijk → indien doorberekend in de prijs → prijs daalt. Door innovatie kwaliteitsverbetering → betere (kwaliteits)concurrentiepositie.
5
Vrijhandel /protectie
Vrijhandel ; vrije handel zonder belemmeringen (doelstelling WTO) Protectie: alle maatregelen die de overheid neemt om de internationale handel te beïnvloeden Vaak in tijden van (economische) tegenspoed
6
Waarom protectie (argumenten)
Zelfvoorzieningsargument: in eigen onderhoud kunnen voorzien Werkgelegenheidsargument: eigen markt afsluiten om eigen werkgelegenheid af te schermen. Nadeel: als alle landen dit doen → geen export(industrie) Opvoedingsargument: markt afschermen om beginnende bedrijfstakken een afzetmarkt te geven. Toegestaan voor laag ontwikkelde landen Vergeldingsargument: als jij wat doet, doe ik het lekker terug. Anti-dumpingsargument: je verweren tegen dumping Dumping onder de (kost)prijs die berekend wordt in het eigen land, een product op de wereldmarkt aanbieden.
7
Protectie (=maatregelen)
Tarifaire maatregelen Invoerrechten → worden doorberekend aan de consument. (niet betaald door hier invoerend land) Non-tarifaire maatregelen Hoeveelheidsbeperking (= invoercontingent =invoerquotum) Minder aanbod opde binnenlandse markt van buitenlandse artikelen Scherpe kwaliteitseisen (gezondheid, milieu, kinderarbeid) Subsidie bij export → producten goedkoper op de wereldmarkt aanbieden (ook mogelijk subsidie binnenland) Valutahandel beperken → geen mogelijkheid om buitenlandse goederen te betalen
8
Wisselkoers De waarde van een valuta uitgedrukt in een andere valuta: verhoudingsgetal Vraag naar euro op valutamarkt leidt (tot stijging van de wisselkoers) Meer export van goederen en diensten Meer investeringen door buitenlandse bedrijven (winstgevendheid, marktaandeel) Meer buitenlandse beleggingen (rente) Invoering euro → geen wisselkoersrisico voor bedrijven Deviezen = buitenland geld in handen centrale bank
9
Redeneringen Rente stijgt →aantrekkelijk voor buitenlandse beleggers → meer vraag naar de euro op valutamarkt → wisselkoers stijgt. Winstgevendheid stijgt → buitenlandse bedrijven gaan investeren (bedrijf opkopen, panden neerzetten) → meer vraag naar de euro op valutamarkt → wisselkoers stijgt. Geen wisselkoersbeleid door de ECB; alleen beleid op inflatie.
10
Importquote, exportquote
Importwaarde = totale geldbedrag aan import (goederen en diensten) Exportwaarde = totale geldbedrag aan export (goederen en diensten) Importquote = invoerwaarde/nationaal inkomen * 100% Exportquote = uitvoerwaarde/nationaal inkomen * 100% Hoe hoger de optelling van importquote en exportquote hoe opener de economie.
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.