Download de presentatie
GepubliceerdBrigitta Ter Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
hoor je een S met daarna een G, dan schrijf je SCH schip, schaap, scheef, scheur, schaar, schoen
2
de R plaagt de dubbelklank -eer, -eur en -oor je hoort bir: je schrijft beer je hoort dur: je schrijft deur je hoort bor: je schrijft boor
3
Denk aan het oor: ik schrijf het woord zoals ik het hoor: lamp, kers, slak soms bestaat een woord uit twee woorden: schooltas, fietspomp
4
de L en de R zijn kleefletters; soms hoor je er een U tussen maar die schrijf je niet melk, jurk, kalf, warm
5
de F is een fietspompletter, je hoort FFFFFF fluit, feest, fruit, film
6
de S is van STIL: SSSSST slang, smal, snel, soep, storm
7
de N en de K zitten op de bank te kussen, daar mag de G niet tussen
de N en de K zitten op de bank te kussen, daar mag de G niet tussen! pink, bank, denk
8
Hoor je op het eind van een woord een T, maak er dan meer van
Hoor je op het eind van een woord een T, maak er dan meer van. Hoor je dan een D, schrijf die dan ook. Ik hoor HONT, ik maak er HONDEN van. Ik schrijf HOND. huid, paard, bord, tand, woord
9
je hoort een J bij –aai, -oei, -ooi maar je schrijft een i haai, bloei, mooi
10
hoor je een U bij een lage stemtrap, dan schrijf je een E
hoor je een U bij een lage stemtrap, dan schrijf je een E wortel, poesje, kelder, dokter
11
de V is van vloer, je hoort VVVVV vloer, vlieg, verf, verkeer, vlug
12
Ik zie de Zon. Ik weet hoe ik het schrijf. Ik schrijf ZON
Ik zie de Zon. Ik weet hoe ik het schrijf. Ik schrijf ZON. Ik maak een foto in mijn hoofd van de Z-woorden. zand, zwaar, ziek, zanger
13
als ik aan het eind van een klankstuk een lange klank hoor, gebruik ik daar maar 1 klinker voor (lange klanken hebben pech, je haalt gewoon een letter weg!) apen, bomen, muren, jaren, peren, tafel, beter
14
als ik aan het eind van een klankstuk een korte klank hoor, ga ik met 2 medeklinkers door katten, sommen, bruggen, lippen, vulling, middag
15
als je na een korte klank GT hoort, schrijf je meestal CHT Behalve bij : hij ligt, hij legt, hij zegt acht, recht, dicht, bocht, lucht
16
hoor je eeuw, ieuw, uw, denk dan aan de U voor de W
hoor je eeuw, ieuw, uw, denk dan aan de U voor de W leeuw, nieuw, duw, sneeuw, schreeuw
17
alleen bij de ee achteraan,
laat ik 2 klinkers staan twee, ree, zee, slee, snee, vee, nee
18
bij het langer maken wordt de F na een lange klank of dubbel
bij het langer maken wordt de F na een lange klank of dubbel klank bijna altijd een V duif-duiven, slaaf-slaven, neef-neven, druif-druiven, brief-brieven F V
19
hoor je LUK aan het eind van een woord, dan schrijf je LIJK
hoor je LUK aan het eind van een woord, dan schrijf je LIJK gevaarlijk, dierlijk, moeilijk, vrolijk, gemakkelijk luk lijk
20
Ug is een indianenwoord, je schrijft IG
Ug is een indianenwoord, je schrijft IG beestachtig, driftig, twintig, zielig, nodig
21
hoor je aan het eind van een woord de lange klank aa, oo, ie, uu dan komt er in het meervoud een komma in plaats van de tweede letter zebra’s, opa’s, taxi’s, kano’s, paraplu’s ’S
22
bij het langer maken wordt de S na een lange klank of dubbele klank bijna altijd een Z haas-hazen, glas-glazen, doos-dozen, mees-mezen, kies-kiezen S Z
23
hoor je ZJ, dan schrijf je alleen een G
hoor je ZJ, dan schrijf je alleen een G horloge, manege, stage, etalage, garage ZJ-G
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.