Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdPaula Lenaerts Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
Introductie tot het mentaal lexicon
Een web van woorden
2
Het mentaal lexicon van de hersenen (1)
Een team van de K.U. Leuven onderzocht meer dan woorden bij een studie over woordassociaties. Welke drie woorden associeer jij spontaan met tien willekeurig uit het onderzoek geselecteerde woorden? Het mentaal lexicon van de hersenen (1)
3
Mijn eigen associaties
Pluche Groen Voetbal Deodorant Film Aap Aardbei Gezelschapsspel Meisje Bier Mijn eigen associaties
4
Het mentaal lexicon van de hersenen (2)
Vergelijk in een klasgesprek de associaties die je gemaakt hebt. Noteer telkens de drie geassocieerde woorden die het vaakst in je klas voorkomen. Welke conclusies trek je? Het mentaal lexicon van de hersenen (2)
5
De associaties in de klas
Pluche Groen Voetbal Deodorant Film Aap Aardbei Gezelschapsspel Meisje Bier De associaties in de klas
6
Een netwerk van associaties (1)
Lees de tekst “Een netwerk van associaties” in je basisboek en beantwoord de vragen. Hoe ontstaat een netwerk van associaties? Welke typische woorden vervullen de functie van hub? Hoe verliep het onderzoek en hoe werden de resultaten verwerkt? Waarom zijn vroeg geleerde woorden belangrijk in de uitbouw van een mentaal lexicon? Een netwerk van associaties (1)
7
Een netwerk van associaties (2)
Werk in duo’s en vat om de beurt het artikel “Een netwerk van associaties” mondeling samen. Gebruik de volgende woorden als stapstenen: netwerk – small world – hub – onderzoekers – symmetrisch – evolueren – eerste informatie. Wie samenvat maakt de oefening zonder het artikel te raadplegen. Wie luistert heeft wel het artikel voor zich en geeft achteraf feedback op de samenvatting aan de hand van de tabel. Een netwerk van associaties (2)
8
Onvoldoende Voldoende Goed Zeer goed De samenvatting was volledig. De opgegeven woorden werden als stapstenen gebruikt. De samenvatting was duidelijk. De samenvatting was vlot verwoord. Aandachtspunt bij een volgende oefening in samenvatten: ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
9
Teken een woordveld van minimum 10 woorden rond het woord ‘maaltijden’.
Woordvelden (1)
10
Woordvelden vertonen vaak een hiërarchie
Woordvelden vertonen vaak een hiërarchie. Vul de tien onderstaande woorden in op hun gepaste plaats: jeans – kledingstuk – rok – T-shirt – legging – minirok – broek – hemd – wikkelrok – trui. Hyperoniem Basisniveau Hyponiem Hyponiem: woord dat met andere onder een meer algemeen begrip gevat kan worden. (‘Bank’, ‘stoel’ en ‘tafel’ zijn hyponiemen van ‘meubel’.) Hyperoniem: woord waarvan de betekenis die van een ander woord insluit. (bv. ‘Paard’ is het hyperoniem van ‘hengst’.) Woordvelden (2)
11
Woordvelden hebben vaak ook een ‘registerlading’
Woordvelden hebben vaak ook een ‘registerlading’. Bij ‘lachen, grinniken, giechelen, schateren’ heeft het woord lachen de minste registerlading, omdat het woord in verschillende contexten gebruikt kan worden. Wanneer gebruik je de andere vermelde varianten? Register: niveau of stijl van taalgebruik, passend voor een bepaald aantal situaties. Registerlading
12
Om het ‘woordenboek in ons hoofd’ te onderscheiden van een ‘gewoon’ woordenboek en om te benadrukken dat het gaat om een individueel kennissysteem, gebruiken taalkundigen en psychologen de term mentaal lexicon. In een mentaal lexicon zijn de woorden in een netwerk van associaties met elkaar verbonden. In dit associatienetwerk zijn er knooppunten of hubs waarrond woordvelden (woorden die semantisch, formeel of functioneel bij elkaar horen) groeien. Mentaal lexicon (1)
13
Woordvelden ontstaan op basis van relaties
Woordvelden ontstaan op basis van relaties. Die relaties hebben onder meer te maken met: Gelijke betekenis, maar verschillende vormen: synoniemen Tegengestelde betekenissen: antoniemen Gelijke vormen met volledig verschillende betekenis: homoniemen Gelijke vormen met verschillende verwante betekenissen: polysemie Mentaal lexicon (2)
14
De woorden in ons hoofd zijn ook hiërarchisch geordend in hoofd- en subcategorieën. ‘Vink’ is bijvoorbeeld een subcategorie (onderliggend begrip of hyponiem) van ‘vogel’, terwijl ‘vink’ zelf een hoofdcategorie (bovenliggend begrip of hyperoniem) is van bijvoorbeeld ‘appelvink’. Bij woorden met een hiërarchische structuur worden de woorden op basisniveau het eerst geleerd (bv. rok) en de meer algemene (bv. kledingstuk) of meer specifieke (bv. minirok) pas later. Mentaal lexicon (3)
15
Opdracht Woordassociaties (1)
Rond de jaren 50 van de vorige eeuw schreven veel dichters soms erg associatieve, eerder moeilijke poëzie. Zet een van de volgende woorden centraal op je blad: wolk, slang, groen. Maak een associatieve woordspin rond dit woord en associeer dan weer verder op de nieuwe woorden. Opdracht Woordassociaties (1)
16
Opdracht Woordassociaties (2)
Probeer nu op basis van je woordspin een associatief gedicht te schrijven. Schrijf korte zinnen of gebruik zelfs gewoon bijvoeglijke of zelfstandige naamwoorden. Ga zeker niet rijmen. Opdracht Woordassociaties (2)
17
Homoniemen zijn gelijkluidende woorden met dezelfde vorm, maar met verschillende betekenis, berustend op een verschillende etymologische oorsprong. Een paar voorbeelden: Griet, licht, dom, beuk, draagbaar, arm. Geef de verschillende betekenissen van deze woorden. Geef nog andere voorbeelden van homoniemen. Hoe kan je humoristisch zijn aan de hand van homonymie? Geef een voorbeeld. Homoniemen
18
Homonymie en polysemie worden vaak verward
Homonymie en polysemie worden vaak verward. Leg aan de hand van enkele voorbeelden het verschil uit tussen beide begrippen. Probeer een definitie te geven van polysemie. Polysemie: verschijnsel dat een woord meerdere verwante betekenissen heeft Polysemie
19
Het mentaal lexicon maakt deel uit van ons langetermijngeheugen
Het mentaal lexicon maakt deel uit van ons langetermijngeheugen. Van elk woord zijn in het mentaal lexicon verschillende eigenschappen opgeslagen: Fonologische identiteit (klank en uitspraak) Morfologische identiteit (opbouw van een woord) Semantische identiteit (betekenis) Syntactische identiteit (woorden in zinnen) Orthografische identiteit (spelling) Woord-identiteit
20
Probeer van de volgende woorden de verschillende eigenschappen op te sommen:
Zwemmen Mooi Sleutelgat Opdracht
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.