Download de presentatie
1
PAST SIMPLE (VERLEDEN TIJD)
GRAMMAR
2
Wanneer gebruik je de Past Simple?
Als het in het verleden is gebeurd en er staat bij wanneer dat gebeurd is, “yesterday, last week” etc. They worked very hard yesterday.
3
Als iet in het verleden is gebeurd en in het verleden is afgelopen, vaak staat er “for” of “since” in de zin. He lived in Amsterdam for 2 years. (nu dus niet meer)
4
(on)regelmatig? Regelmatig: -ed achter het ww.
ww eindigd op e -> alleen -d ww eindigd op medeklinker + y -> ied Onregelmatig: 2e rijtje (TB 163) Infinitive past simple Past Participle Dutch To be Was (were) Been Zijn To become Became Become Worden To begin Began Begun Beginnen
5
Samenvatting: Past Simple
Verleden tijd en er staat bij wanneer het was. (yesterday, last week, in 1997) Verleden tijd en het is afgelopen. (for, since) Regelmatig: ww + -(e)d / ied Onregelmatig: Tekstboek blz. 163
6
Vragen maken in de Past Simple
Als je vragen maakt in de Past Simple gebruik je het woord “did” “Did” staat in de verleden tijd, dus gebruik je het hele werkwoord (deze niet ook nog eens in de verleden tijd zetten) What time did you get up? When did the police arrive? Did you get more details?
7
Ontkenningen in de Past Simple
Ook bij ontkenningen gebruik je het woordje “did”. Net als bij vragende zinnen betekent dit dat het werkwoord in de tegenwoordige tijd staat. Het hele werkwoord wordt gebruikt. I didn’t get up. The police didn’t arrive. I didn’t get more details.
8
Samenvatting Vragen + Ontkenningen
Gebruik het woord “did” Gebruik het hele werkwoord (tegenwoordige tijd)
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.