Download de presentatie
1
Warmte
2
Warmte Eenheid: Joule (J) Symbool: Q
Energie in Joule die toegevoerd of afgenomen kan worden
3
Symbool: T Eenheid: graden Celsius (oC) Kelvin (K) Temperatuur Een maat voor de bewegingsenergie van moleculen ∆T mag zowel in Kelvin als in graden Celsius berekend worden, omdat bij zowel T1 als T2 er 273,15 bijgeteld wordt. Het verschil is dan even groot.
4
Warmtetransport Straling (geen medium nodig) Convectie (vloeistof/gas)
Doorlaten Reflecteren Absorberen Convectie (vloeistof/gas) Conductie (vast/vloeistof/gas)
5
Isoleren (1) (tegengaan van warmtetransport)
Straling Reflecterende oppervlakken kaatsen de warmtestraling weg van het voorwerp. Conductie Sommige stoffen geleiden warmte goed, sommige niet.
6
Isoleren (2) (tegengaan van warmtetransport)
Convectie Vacuümtrekken zodat er geen medium meer is Ruimte opdelen in kleinere ruimten zodat lucht niet kan stromen. Lucht is een slechte conductor, dus wordt warmtetransport verminderd.
7
Thermisch evenwicht Als T = constant, dan komt er evenveel warmte per seconde naar binnen als dat er naar buiten gaat. Voorwerp Warmte Warmte
8
Dompelaar (verwarmingselement)
Weerstand die opwarmt Warmte die de dompelaar heeft afgegeven:
9
Calorimeter Geïsoleerd bakje Geen straling: reflecterend materiaal
Geen stroming: 3 bakjes in elkaar zodat je kleine ruimten krijgt Geen geleiding: kurken blokjes tussen de bakjes
10
Warmtecapaciteit Eenheid: Joule per Kelvin (J/K)
Joule per graden Celsius (J/oC) Symbool: C Warmtecapaciteit De warmte die nodig is om een voorwerp in zijn geheel 1 Kelvin (= 1 graden Celsius) op te warmen
11
1 J/g∙oC = 1000 J/kg∙oC = 1 kJ/kg∙oC
Eenheid: Joule per kilogram Kelvin (J/kg∙K) Joule per kilogram graden Celsius (J/kg∙oC) Symbool: c Soortelijke warmte De warmte die nodig is om 1 (kilo)gram van een voorwerp 1 Kelvin (= 1 graden Celsius) op te warmen 1 J/g∙oC = 1000 J/kg∙oC = 1 kJ/kg∙oC
12
Dichtheid (soortelijke massa) Eenheid: kg/m3 Symbool: ρ
De massa per kubieke meter 1000 kg/m3 = g/m3 = 1000 g/dm3 = 1 g/cm3 = 1000 g/L = 1 kg/L
13
Grootheden en SI-eenheden
Grootheid Symbool Eenheid Vermogen P Watt W Tijd t seconde s Energie E Joule J Warmte Q Soortelijke warmte c Joule per kilogram Kelvin J/kg∙K Warmtecapaciteit C Joule per Kelvin J/K Massa m kilogram kg Volume V kubieke meter m3 Dichtheid ρ kilogram per kubieke meter kg/m3 Temperatuursverschil ∆T Kelvin K
14
Faseovergangen Een pan kokend water blijft ongeveer 100oC, toch weet je zeker dat warmte (=energie) toegevoerd wordt door de gasbrander van het fornuis. De warmte gaat ALLEEN zitten in het vergroten van de afstand tussen de moleculen (de vloeistof water wordt waterdamp).
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.