De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

de gebeurtenissen rond

Verwante presentaties


Presentatie over: "de gebeurtenissen rond"— Transcript van de presentatie:

1 de gebeurtenissen rond
de kruisiging (1) 7 april 2019 Hendrik Ido Ambacht

2 Mattheus 27 Jezus voor Pilatus 1 En het wordt het vroege morgenuur, en al de oversten van de priesters en de oudsten van het volk beraadslaagden tegen Jezus, om Hem ter dood te brengen. 2 En zij binden Hem, en zij leidden Hem weg, en zij leveren Hem over aan Pontius Pilatus, de gouverneur. Judas 3 Toen Judas, die Hem overlevert, waarnam, dat Hij veroordeeld werd, heeft hij spijt, en hij doet de dertig zilverstukken terugkeren naar de oversten van de priesters en de oudsten, 4 en hij zegt: Ik zondigde, ik leverde onschuldig bloed over. Maar zij zeiden: Wat gaat ons dit aan? Jij moet het zelf maar zien. 5 En hij gooit de zilverstukken in de tempel, en hij trekt zich terug, en hij gaat weg, en hij verhangt zich.

3 Mattheus 27 6 En de oversten van de priesters nemen de zilverstukken, en zij zeiden: Het is niet geoorloofd om ze in de korbankist te werpen, omdat het de prijs van bloed is. 7 En zij beraadslagen, en zij kopen daarmee het veld van de pottenbakker, tot een begraafplaats voor de vreemdelingen. 8 Daarom heet dat veld Bloedveld, tot op de dag van vandaag. 9 Op dat moment werd vervuld wat uitgesproken werd door de profeet Jeremia, toen hij zei: En zij namen de dertig zilverstukken, de prijs van de op waarde geschatte, die zij op waarde schatten van de zonen van Israël, 10 en zij geven ze voor het veld van de pottenbakker, in overeenstemming met wat de Heer met mij afspreekt.

4 Mattheus 27 Jezus voor Pilatus 11 En Jezus stond vlak vóór de gouverneur. En de gouverneur stelt Hem een vraag, en hij zegt: Ben jij de koning van de Joden? En Jezus zei met nadruk tegen hem: Jij zegt het. 12 En op het beschuldigd worden door de oversten van de priesters en de oudsten, antwoordt Hij niets. 13 Dán zegt Pilatus tegen Hem: Hoor jij niet, hoeveel zij tegen jou getuigen? 14 En Hij antwoordde hem op geen enkele uitspraak, zodat de gouverneur zich heel erg verwondert. 15 Nu had de gouverneur de gewoonte, om op het feest aan de verzamelde mensenmassa één gevangene vrij te laten, die zij wilden. 16 En zij hadden op dat moment een beruchte gevangene, genaamd Barabbas. 17 Omdat zij daar toch verzameld waren, zei Pilatus tegen hen: Wie willen jullie, dat ik aan jullie zal vrijlaten, Barabbas, of Jezus, die Christus genoemd wordt? 18 Want hij had waargenomen, dat zij Hem vanwege afgunst overleveren.

5 Mattheus 27 De droom van de vrouw van Pilatus 19 En terwijl hij op het podium zit, stuurt zijn vrouw hem een boodschap: Bemoei je niet met die rechtvaardige, want ik heb vandaag, in een droomtoestand, veel om Hem geleden. Jezus voor Pilatus 20 Maar de oversten van de priesters en de oudsten overreden de verzamelde mensenmassa's, dat zij om Barabbas zouden verzoeken, maar Jezus zouden laten ombrengen. 21 En de gouverneur antwoordde, en hij zei tegen hen: Wie van de twee willen jullie, dat ik aan jullie vrijlaat? En zij zeiden: Barabbas. 22 Pilatus zegt tegen hen: Wat zal ik dan doen met Jezus, die Christus genoemd wordt? Zij zeggen allen: Hij moet gekruisigd worden!

6 Mattheus 27 23 En de gouverneur zei met nadruk: Wat voor kwaad doet hij dan? En zij schreeuwden bovenmatig, en zij zeggen: Hij moet gekruisigd worden! 24 En Pilatus nam waar, dat het niets baatte, maar dat er veeleer rumoer ontstaat, en hij neemt water, en hij wast zijn handen schoon ten aanschouwen van de verzamelde mensenmassa, en hij zegt: Ik ben onschuldig aan het bloed van deze rechtvaardige, jullie moeten het zelf maar zien. 25 En al het volk antwoordde en zei: Zijn bloed zij op ons, en op onze kinderen! 26 Dán laat hij aan hen Barabbas vrij, en hij laat Jezus met een zweep slaan, en hij levert Hem over, om gekruisigd te worden.

7 Mattheus 27 27 Dán nemen de soldaten van de gouverneur Jezus mee, het hoofdkwartier in, en zij verzamelden de gehele legerafdeling bij Hem. 28 En zij kleden Hem uit, en zij doen Hem een scharlakenrode mantel om; 29 en zij vlechten een lauwerkrans van dorens, en zij plaatsen die op zijn hoofd, en een rietstok in zijn rechterhand. En zij vallen vlak vóór Hem op de knieën, en zij bespotten Hem, en zij zeggen: Verheug je, koning van de Joden! 30 En zij bespuwden Hem, en zij namen de rietstok, en zij sloegen Hem op zijn hoofd. 31 En wanneer zij Hem bespotten, trekken zij Hem de mantel uit, en zij doen Hem zijn bovenkleding aan, en zij leidden Hem weg, om Hem te kruisigen.

8 Mattheus 27 32 En toen zij naar buiten gingen, vonden zij iemand uit Cyrene, Simon genaamd, en zij verplichten hem om zijn kruis op te pakken. 33 En zij komen op een plaats, genaamd Golgota, dat is, de zogeheten Schedelplaats. 34 Zij geven aan Hem zure wijn, vermengd met gal, te drinken. En Hij proeft het, en Hij wil het niet drinken. 35 En zij kruisigen Hem, en zij verdelen zijn bovenkleding, door het lot te werpen. 36 En zij gingen daar zitten, en zij bewaakten Hem. ……………………………

9 Mattheus 27 1 En het wordt het vroege morgenuur, en al de oversten van de priesters en de oudsten van het volk beraadslaagden tegen Jezus, om Hem ter dood te brengen.

10 Mattheus 27 2 En zij binden Hem, en zij leidden Hem weg, en zij leveren Hem over aan Pontius Pilatus, de gouverneur. Gouverneur = bestuurder, gedelegeerde machthebber Gaat niet om de persoon, maar om zijn functie Joden en heidenen (de wereld) verwerpt Hem

11 Mattheus 27 3 Toen Judas, die Hem overlevert, waarnam, dat Hij veroordeeld werd, heeft hij spijt, en hij doet de dertig zilverstukken terugkeren naar de oversten van de priesters en de oudsten, 4 en hij zegt: Ik zondigde, ik leverde onschuldig bloed over. Maar zij zeiden: Wat gaat ons dit aan? Jij moet het zelf maar zien. Judas = Juda  levert Jezus over Juda wordt verworpen/terzijde gesteld Zilverstukken  verlossing (losprijs) gaat van Juda naar…….. 30 

12 30 Jozef was 30 jaar toen hij onderkoning werd (Gen.41:46) Simson gaf aan 30 metgezellen een raadsel op (Rich.14:11-12) Davids helden waren 30 man (1Kron.11:11) David was 30 jaar oud toen hij koning werd (2 Sam.5:4) Jezus was 30 jaar toen Hij in de openbaarheid trad (Luk.3:23)

13 Mattheus 27 5 En hij gooit de zilverstukken in de tempel, en hij trekt zich terug, en hij gaat weg, en hij verhangt zich.

14 Handelingen 1 18 Deze (=Judas, zie ;16) nu heeft met het loon van de ongerechtigheid een stuk grond verkregen, en nadat hij voorovergevallen was, barstte hij in het midden open en kwamen al zijn ingewanden naar buiten. 19 En het is bekend geworden bij allen die in Jeruzalem wonen, zodat dat stuk grond in hun eigen taal Akeldama genoemd wordt, dat wil zeggen: bloedakker. 20 Want er staat geschreven in het boek van de Psalmen: Laat zijn woonplaats woest worden en laat er niemand zijn die daarin woont. En: Laat een ander zijn ambt als opziener nemen. Juda – dood Juda werd verstrooid

15 Handelingen 1 18 Deze (=Judas, zie ;16) nu heeft met het loon van de ongerechtigheid een stuk grond verkregen, en nadat hij voorovergevallen was, barstte hij in het midden open en kwamen al zijn ingewanden naar buiten. 19 En het is bekend geworden bij allen die in Jeruzalem wonen, zodat dat stuk grond in hun eigen taal Akeldama genoemd wordt, dat wil zeggen: bloedakker. 20 Want er staat geschreven in het boek van de Psalmen: Laat zijn woonplaats woest worden en laat er niemand zijn die daarin woont. En: Laat een ander zijn ambt als opziener nemen. Bloed  offer, offerlam, dood en opstanding Matth.27:7  de akker van de pottenbakker de akker is de wereld (Matth.13:38)

16 Handelingen 1 18 Deze (=Judas, zie ;16) nu heeft met het loon van de ongerechtigheid een stuk grond verkregen, en nadat hij voorovergevallen was, barstte hij in het midden open en kwamen al zijn ingewanden naar buiten. 19 En het is bekend geworden bij allen die in Jeruzalem wonen, zodat dat stuk grond in hun eigen taal Akeldama genoemd wordt, dat wil zeggen: bloedakker. 20 Want er staat geschreven in het boek van de Psalmen: Laat zijn woonplaats woest worden en laat er niemand zijn die daarin woont. En: Laat een ander zijn ambt als opziener nemen. >Ps.69:26  meervoud “laat hun woonplaats…”

17 11 Ja, met belachelijke lippen en in een andere taal
Jesaja 28 11 Ja, met belachelijke lippen en in een andere taal zal Hij tot dit volk spreken, 12 tegen wie Hij zei: Dit is de rust, geef de vermoeide rust, en dit is de verademing – maar zij wilden niet luisteren. 13 Daarom zal voor hen het woord van YAHWEH zijn: gebod op gebod, gebod op gebod, regel op regel, regel op regel, hier een beetje, daar een beetje, zodat zij, als zij weggaan, achterovervallen, verpletterd worden, verstrikt raken en gevangen worden.

18 Mattheus 27 6 En de oversten van de priesters nemen de zilverstukken, en zij zeiden: Het is niet geoorloofd om ze in de korbankist te werpen, omdat het de prijs van bloed is.

19 Mattheus 27 7 En zij beraadslagen, en zij kopen daarmee het veld van de pottenbakker, tot een begraafplaats voor de vreemdelingen. 8 Daarom heet dat veld Bloedveld, tot op de dag van vandaag. Juda betaald de prijs voor de wereld Hun misstap is redding voor de natiën (Rom.11:11) Hun verwerping is de verzoening van de wereld (Rom.11:15) … dan zijn jullie geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar (…) huisgenoten van God (Ef.2:19) De pottenbakker – Romeinen 9 

20 20 (…) Zal ook het maaksel tegen hem die het gemaakt heeft, zeggen:
Romeinen 9 20 (…) Zal ook het maaksel tegen hem die het gemaakt heeft, zeggen: Waarom hebt u mij zó gemaakt? 21 Of heeft de pottenbakker geen macht over het leem, om uit dezelfde klomp klei het ene voorwerp tot een eervol, het andere tot een oneervol voorwerp te maken?

21 Mattheus 27 9 Op dat moment werd vervuld wat uitgesproken werd door de profeet Jeremia, toen hij zei: En zij namen de dertig zilverstukken, de prijs van de op waarde geschatte, die zij op waarde schatten van de zonen van Israël, 10 en zij geven ze voor het veld van de pottenbakker, in overeenstemming met wat de Heer met mij afspreekt.

22 Zacharia 11 12 Want Ik had tegen hen gezegd: Als het goed is in uw ogen, geef Mij Mijn loon; zo niet, laat het na. Toen hebben zij Mijn loon afgewogen: dertig zilverstukken. 13 Maar de HEERE zei tegen Mij: Werp dat de pottenbakker toe – een mooie prijs waarop Ik door hen geschat ben! Daarop nam Ik de dertig zilverstukken en wierp ze in het huis van de HEERE de pottenbakker toe. 14 Toen brak Ik Mijn tweede stok, SAMENBINDING, stuk, om zo de broederschap te verbreken tussen Juda en Israël.

23 Mattheus 27 11 En Jezus stond vlak vóór de gouverneur. En de gouverneur stelt Hem een vraag, en hij zegt: Ben jij de koning van de Joden? En Jezus zei met nadruk tegen hem: Jij zegt het. 12 En op het beschuldigd worden door de oversten van de priesters en de oudsten, antwoordt Hij niets. Johannes 18 

24 Johannes 18 33 Pilatus dan ging het gerechtsgebouw weer in, riep Jezus en zei tegen Hem: Bent U de Koning van de Joden? 34 Jezus antwoordde hem: Zegt u dit uit uzelf of hebben anderen het u over Mij gezegd? 35 Pilatus antwoordde: Ben ik soms een Jood? Uw eigen volk en de overpriesters hebben U aan mij overgeleverd; wat hebt U gedaan? 36 Jezus antwoordde: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld. Als Mijn Koninkrijk van deze wereld was, zouden Mijn dienaars gestreden hebben, opdat Ik niet aan de Joden overgeleverd zou worden, maar nu is Mijn Koninkrijk niet van hier.

25 Mattheus 27 13 Dán zegt Pilatus tegen Hem: Hoor jij niet, hoeveel zij tegen jou getuigen? 14 En Hij antwoordde hem op geen enkele uitspraak, zodat de gouverneur zich heel erg verwondert. Jezus zwijgt Uitbeelding van onze huidige tijd God zwijgt Dat wat God wel zegt, is verborgen Verwondering - spreekt ook van onze tijd  Handelingen 13

26 Handelingen 13 41 Zie, verachters, verwonder u en verdwijn, want Ik verricht een werk in uw dagen, een werk dat u niet zult geloven als iemand het u vertelt. Paulus in de synagoge in Antiochië, zie Hab.1:5  Habakuk 1 5 Zie onder de heidenvolken en aanschouw, verwondert u, verwondert u, want Ik breng in uw dagen een werk tot stand dat u niet zult geloven wanneer het verteld wordt.

27 Handelingen 13 41 Zie, verachters, verwonder u en verdwijn, want Ik verricht een werk in uw dagen, een werk dat u niet zult geloven als iemand het u vertelt. 45 Maar toen de Joden de menigten zagen, werden zij met afgunst vervuld en spraken tegen wat er door Paulus gezegd werd; zij spraken niet alleen tegen, maar lasterden ook. 46 Maar Paulus en Barnabas zeiden vrijmoedig: Het was nodig dat het Woord van God eerst tot u gesproken zou worden, maar aangezien u het verwerpt en uzelf het aeonische leven niet waard oordeelt, zie, wij wenden ons tot de heidenen.

28 Mattheus 27 15 Nu had de gouverneur de gewoonte, om op het feest aan de verzamelde mensenmassa één gevangene vrij te laten, die zij wilden. 16 En zij hadden op dat moment een beruchte gevangene, genaamd Barabbas. Barabbas = zoon van de vader Een gevangene

29 Mattheus 27 17 Omdat zij daar toch verzameld waren, zei Pilatus tegen hen: Wie willen jullie, dat ik aan jullie zal vrijlaten, Barabbas, of Jezus, die Christus genoemd wordt? 18 Want hij had waargenomen, dat zij Hem vanwege afgunst overleveren.

30 Mattheus 27 19 En terwijl hij op het podium zit, stuurt zijn vrouw hem een boodschap: Bemoei je niet met die rechtvaardige, want ik heb vandaag, in een droomtoestand, veel om Hem geleden. Onderbreking Droom…  verborgenheden

31 Mattheus 27 20 Maar de oversten van de priesters en de oudsten overreden de verzamelde mensenmassa's, dat zij om Barabbas zouden verzoeken, maar Jezus zouden laten ombrengen. 21 En de gouverneur antwoordde, en hij zei tegen hen: Wie van de twee willen jullie, dat ik aan jullie vrijlaat? En zij zeiden: Barabbas.

32 Mattheus 27 22 Pilatus zegt tegen hen: Wat zal ik dan doen met Jezus, die Christus genoemd wordt? Zij zeggen allen: Hij moet gekruisigd worden! 23 En de gouverneur zei met nadruk: Wat voor kwaad doet hij dan? En zij schreeuwden bovenmatig, en zij zeggen: Hij moet gekruisigd worden!

33 Mattheus 27 24 En Pilatus nam waar, dat het niets baatte, maar dat er veeleer rumoer ontstaat, en hij neemt water, en hij wast zijn handen schoon ten aanschouwen van de verzamelde mensenmassa, en hij zegt: Ik ben onschuldig aan het bloed van deze rechtvaardige, jullie moeten het zelf maar zien. 25 En al het volk antwoordde en zei: Zijn bloed zij op ons, en op onze kinderen!

34 Mattheus 27 26 Dán laat hij aan hen Barabbas vrij, en hij laat Jezus met een zweep slaan, en hij levert Hem over, om gekruisigd te worden. Barabbas = zoon van de vader Een gevangene De ene zoon is vrij, de andere wordt gedood De ene zoon is vrij, door de dood van de andere

35 Handelingen 17 28 want in Hem leven wij, en bewegen wij, en zijn wij, zoals ook sommige dichters van jullie hebben uitgesproken: Want wij zijn ook van zijn ras. 29 Wij, dan, die van Gods ras zijn.....

36 Handelingen 17 28 want in Hem leven wij, en bewegen wij, en zijn wij, zoals ook sommige dichters van jullie hebben uitgesproken: Want wij zijn ook van zijn ras. 29 Wij, dan, die van Gods ras zijn..... Lukas 3:38 ….. de zoon van Seth, de zoon van Adam, de zoon van God. (vgl. 2 Kor.5:15, 1 Kor.15:22)

37 Mattheus 27 26 Dán laat hij aan hen Barabbas vrij, en hij laat Jezus met een zweep slaan, en hij levert Hem over, om gekruisigd te worden. Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen. (Jes.53:5)

38 Mattheus 27 27 Dán nemen de soldaten van de gouverneur Jezus mee, het hoofdkwartier in, en zij verzamelden de gehele legerafdeling bij Hem.

39 Mattheus 27 28 En zij kleden Hem uit, en zij doen Hem een scharlakenrode mantel om; 29 en zij vlechten een lauwerkrans van dorens, en zij plaatsen die op zijn hoofd, en een rietstok in zijn rechterhand. En zij vallen vlak vóór Hem op de knieën, en zij bespotten Hem, en zij zeggen: Verheug je, koning van de Joden!

40 Mattheus 27 28 En zij kleden Hem uit, en zij doen Hem een scharlakenrode mantel om; 29 en zij vlechten een lauwerkrans van dorens, en zij plaatsen die op zijn hoofd, en een rietstok in zijn rechterhand. En zij vallen vlak vóór Hem op de knieën, en zij bespotten Hem, en zij zeggen: Verheug je, koning van de Joden! Purper is een kostbaar pigment dat al sinds de oudheid uit purperslakken gewonnen wordt om inkt te maken en om kleding te verven. Pigment uit de purperslak kan variëren van rood tot violet. Purper wordt gewonnen uit de klier van bepaalde slakken: (…) bron: natuurinformatie Purper is een purperrode verfstof die in de Griekse Oudheid door de Kretenzers, de Feniciërs, de Hebreeërs, de Romeinen en de Grieken werd gewonnen uit twee in zee levende slakkensoorten (…) bron: Wikipedia

41 Mattheus 27 28 En zij kleden Hem uit, en zij doen Hem een scharlakenrode mantel om; 29 en zij vlechten een lauwerkrans van dorens, en zij plaatsen die op zijn hoofd, en een rietstok in zijn rechterhand. En zij vallen vlak vóór Hem op de knieën, en zij bespotten Hem, en zij zeggen: Verheug je, koning van de Joden! Mantel  heerlijkheid/koningschap/hogepriesterschap Kroon  koningschap Vlechten van dorens  wet/inzettingen Rietstok  staf, koningschap, opstanding

42 Mattheus 27 30 En zij bespuwden Hem, en zij namen de rietstok, en zij sloegen Hem op zijn hoofd. 31 En wanneer zij Hem bespotten, trekken zij Hem de mantel uit, en zij doen Hem zijn bovenkleding aan, en zij leidden Hem weg, om Hem te kruisigen.


Download ppt "de gebeurtenissen rond"

Verwante presentaties


Ads door Google