De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

LOK Valpreventie www.valpreventie.be expertisecentrum@valpreventie.be Hier tip je de tekst Beeld notitiepagina www.valpreventie.be expertisecentrum@valpreventie.be.

Verwante presentaties


Presentatie over: "LOK Valpreventie www.valpreventie.be expertisecentrum@valpreventie.be Hier tip je de tekst Beeld notitiepagina www.valpreventie.be expertisecentrum@valpreventie.be."— Transcript van de presentatie:

1 LOK Valpreventie www.valpreventie.be expertisecentrum@valpreventie.be
Hier tip je de tekst Beeld notitiepagina 1

2 Waarom een LOK over VALPREVENTIE ?
Vraag aan de aanwezigen !

3 Waarom een LOK over VALPREVENTIE ?
FREQUENTIE 65-plussers 24 tot 40% valt minstens 1 keer per jaar 21-45% valt herhaaldelijk Dementie Tot 72 % valt minstens 1 keer per jaar 39% valt meer dan één keer

4 Waarom een LOK over VALPREVENTIE ?
GEVOLGEN FYSIEK : vaak PSYCHOSOCIAAL (valangst, minder bewegen, ….sociale isolatie, minder levenskwaliteit, verhuis…) FINANCIEEL (per onderdeel laten verschijnen : eerst enkel GEVOLGEN en vragen “WAARAAN DENKEN JULLIE?”) (ev uitleg cirkel valangst of later?)

5 Gevolgen van vallen Fysiek letsel
Mineur trauma: verstuiking, snijwonde, haematoom, ... 10-15% ernstig letsel: bv. heupfractuur 2-5 %, hoofdtrauma tot 4 % ! Vroegtijdige mortaliteit ! Psychosociaal: Valangst  minder bewegen  stijgen valrisico + meer sociale isolatie  daling QoL Economisch: vb heup# voor in totaal 308 miljoen euro voor België (in 2010)  toename tegen 2025 tot heupfracturen (Milisen, et al., 2004; Milat, Watson, Monger, Barr, Giffin, & Reid, 2011; Boffin N, Moreels S, Vanthomme K, Van Caster V. , 2014; Kannus P, et al., 2005; Collerton, et al., 2012; Stel V, Smit J, Pluijm S, Lips P., 2004; Austin N, etal., 2007; Zijlstra R, et al., 2007; Scheffer A, et al., 2008; Roe B, et al., 2009; Siracuse J, et al., 2012; Stenhagen M, Ekstro H, Nordell E, Elmstahl S., 2014; Hartholt K, et al., 2011; Svedbom A, et al., 2013)

6 Waarom een LOK over VALPREVENTIE ?
NIEUWE RICHTLIJN VAN EXPERTISECENTRUM VALPREVENTIE VLAANDEREN (=EVV) Multifactoriële interventie kan aantal valpartijen verminderen Hopewell S, Adedire O, Copsey BJ, Boniface GJ, Sherrington C, Clemson L, Close JCT, Lamb SE. Multifactorial and multiple component interventions for preventing falls in older people living in the community. Cochrane Database of Systematic Reviews 2018, Issue 7. Art. No.: CD DOI: / CD pub2. Ev aanvullen met wat uit de groep gebracht werd Ahv de “nieuwe” richtlijn gaan we aan de slag

7 1000 mensen, 1 jaar, aantal valpartijen
Controle: 2317 Multifactoriële interventie: 1784 Verschil 533 Deze cijfers zijn gebaseerd op de cochrane review hierboven vermeld Als je 1000 mensen met verhoogd valrisico één jaar zou opvolgen en het aantal valpartijen registeren Dan zullen er in de controlegroep tijdens dat jaar 2317 vallen gebeuren (bovenste blauwe balk) In de groep met multifactoriële interventie 1784 (onderste blauwe balk)

8 Vlaamse richtlijn: Valpreventie bij thuiswonende ouderen
Milisen et al (2017) Deze richtlijn biedt een overzicht van de aanpak die, op basis van het best beschikbare wetenschappelijke bewijs en van de nodige klinische expertise van de partners van het EVV doeltreffend zijn om valincidenten bij thuiswonende ouderen te voorkomen. Deze richtlijn is van toepassing op thuiswonende ouderen (ouder dan 65 jaar) met een verhoogd valrisico (inclusief ouderen wonend in een serviceflat) en is voornamelijk bedoeld voor professionele eerstelijnszorgverleners (artsen, kinesitherapeuten, verpleegkundigen, ergotherapeuten) of andere professionele zorgverleners (apothekers, maatschappelijk werkers, verzorgenden) of intermediaire organisaties. (K) De nieuwe richtlijn is een update van de richtlijn van 2010 Op basis van 8 klinische vragen geeft deze richtlijn 17 aanbevelingen om de valproblematiek bij ouderen met een verhoogd valrisico adequaat aan te pakken. Een efficiënte screening gevolgd door een multifactoriële evaluatie van 12 valrisicofactoren, gekoppeld aan effectieve interventies kunnen het valrisico van 65-plussers aanzienlijk reduceren. Een goed multidisciplinaire overleg, alsook ouderen motiveren en nauwgezet opvolgen, zijn hierbij essentieel. Deze richtlijn werd gevalideerd door het Belgisch Centrum voor Evidence Based Medecine (CEBAM). (K)De volledige richtlijn is terug te vinden op de ALS DUIDING TOE TE VOEGEN: In de lokvergadering behandelen we 7 van die 17 aanbevelingen, diegene die relevant zijn voor ons als huisartsen

9 Inleiding Verschillende stappen dienen doorlopen te worden:
Een efficiënte screening gevolgd door een multifactoriële evaluatie van 12 valrisicofactoren (“risicogedrag” en “onveilige omgeving” worden samen bekeken) , gekoppeld aan effectieve interventies kunnen het valrisico van 65-plussers aanzienlijk reduceren. Een goed multidisciplinaire overleg, alsook ouderen motiveren en nauwgezet opvolgen, zijn hierbij essentieel.

10 START MET ROND TE VRAGEN WIE OP DIT OGENBLIK GERICHT MENSEN MET VERHOOGD VALRISICO OPSPOORT
VRAAG DOOR NAAR DE MANIER WAAROP ZIJ DAT DAN DOEN ALS ZE NOG NIET SCREENEN: VRAAG NAAR DE REDENEN ALS ZE HET OVERWEGEN VRAAG OF ZE AL EEN IDEE HEBBEN HOE ZE HET KUNNEN AANPAKKEN?

11 Screening Geen specifieke, gevalideerde test voorhanden om verhoogd valrisico vast te stellen. Tot op heden is er geen specifieke, gevalideerde test voorhanden om een verhoogd valrisico (screening) bij thuiswonende ouderen vast te stellen.

12 Screening Aanbeveling 6:
Bevraag regelmatig de valgeschiedenis bij ouderen RONDVRAAG: HOE ZOUDEN JULLIE ZOIETS BEVRAGEN?

13 Valgeschiedenis Bevraag bij de oudere: Indien valgeschiedenis:
aantal valincidenten met en zonder letsel Indien valgeschiedenis: korte valanamnese (prodomen, activiteit(en), locatie, tijdstip en gevolgen) Indien cognitieve stoornis bij ouderen: bevraag familielid of mantelzorger Bij het vaststellen van een verhoogd valrisico bij thuiswonende ouderen (ook wel screening genoemd) bestaat de eerste pijler uit het bevragen van de valgeschiedenis. Ouderen met een valincident in het afgelopen jaar hebben immers een verhoogd risico op een volgend valincident. Daarom is het aangewezen om de valgeschiedenis van de oudere regelmatig te bevragen, vb. tijdens een consultatie of bij wijziging van de gezondheidstoestand. Is er een valgeschiedenis, dan geeft een korte valanamnese meer inzicht in de oorzaken, prodromen, activiteit(en), locatie, tijdstip en gevolgen verbonden aan de doorgemaakte valincidenten van de oudere. Deze valanamnese is bovendien richtinggevend voor de meer uitgebreide multifactoriële evaluatie. Op basis daarvan worden in een latere fase interventies aan elkaar gekoppeld om toekomstige valincidenten te voorkomen 

14 Screening Aanbeveling 7:
Onderwerp de oudere aan een multifactoriële evaluatie indien: oudere zich aanmeldt vanwege valincident of valletsel of oudere in afgelopen jaar ≥ 2x gevallen is oudere gang- en/of evenwichtsproblemen vertoont Ouderen met een verhoogd valrisico moeten een multifactoriële evaluatie krijgen. Tot op heden is er geen specifieke, gevalideerde test voorhanden om een verhoogd valrisico (screening) bij thuiswonende ouderen vast te stellen. Daarom zijn bovenstaande 3 criteria het meest valabel. Wordt aan geen enkele van de 3 opgesomde criteria (cfr aanbeveling 7) voldaan, dan heeft de oudere geen verhoogd valrisico en is verdere evaluatie niet nodig. Is de oudere slechts één keer ten val gekomen in het afgelopen jaar, heeft hij daarbij geen letsels opgelopen en vertoont hij geen problemen met evenwicht of mobiliteit, dan is verdere evaluatie evenmin noodzakelijk.    

15 PROJECTEER DE OVERZICHTDIA (DIE MET DE PIJL BOVEN “EVALUEER VALRISICOFACTOREN”) EN LAAT DE AANWEZIGEN OPSOMMEN WELKE RISICOFACTOREN ZIJ ZOUDEN NAVRAGEN. JE MAG ALS HINT GEVEN DAT ELK VAN DE GEVARENDRIEHOEK EEN RISICOFACTOR VOORSTELT ALS ER EEN FLIPCHART BESCHIKBAAR IS, GEBRUIK DIE DAN OM DE ANTWOORDEN TE NOTEREN ALS DE ARTSEN SPONTAAN DE ONDERLINGE SAMENHANG VERMELDEN, BEVESTIG DIT DAN KONDIG AAN DAT WE ELK VAN DE RISICOFACTOREN APART GAAN BESPREKEN, EN METEEN AANSLUITEND OOK DE AANGEWEZEN INTERVENTIE GAAN BEHANDELEN. MAAR DAT HET ESSENTIEEL IS DAT ÉÉRST DE VOLLEDIGE INVENTARIS WORDT OPGESTELD. OM DAN IN ONDERLING OVERLEG TE BESLISSEN WAAR EERST WERK VAN ZAL WORDEN GEMAAKT

16 Identificatie risicofactoren
Beïnvloedbare valrisicofactoren Niet-beïnvloedbare valrisicofactoren Intrinsiek Extrinsiek n= 9 n= 3 n= 2 n= 0 Op basis van de wetenschappelijke literatuur kunnen verschillende valrisicofactoren geïdentificeerd worden. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen beïnvloedbare en niet-beïnvloedbare valrisicofactoren en intrinsieke en extrinsieke valrisicofactoren. Beïnvloedbaar: te beïnvloeden Niet-beïnvloedbaar: niet te beïnvloeden, niets aan te wijzigen Intrinsiek: gerelateerd aan het individu en heeft betrekking op diens bio-psychosociaal functioneren Extrinsiek: te maken met de context waarin het individu zich bevindt In deze richtlijn wordt enkel gefocust op in- en extrinsieke valrisicofactoren die te beïnvloeden zijn door specifieke interventies. De intrinsieke risicofactoren 'hoge leeftijd' en 'valgeschiedenis' kunnen we als zorgverlener niet beïnvloeden, dus zullen niet meer aan bod komen bij assessment en interventie.

17 Beïnvloedbare risicofactoren
1. Medicatie: Inname medicatie verhoogt risico op (herhaaldelijk) vallen t.g.v. directe effecten (o.a. bloeddrukverlaging, sedatie) of neveneffecten (o.a. vermoeidheid, verwardheid, duizeligheid). Met stijgen leeftijd kunnen werking en klaring van geneesmiddelen wijzigen, onder meer door nier- of leverfalen, veranderde lichaamsconstitutie of gewijzigd albuminegehalte in het bloed. Sterkste associatie met verhoogd valrisico wordt vastgesteld met polofarmacie (≥4 verschillende geneesmiddelen) en psychofarmaca. 2. Omgevingsfactoren: Zowel objecten als omstandigheden in de (thuis)omgeving van de oudere kunnen aanleiding geven tot risicosituaties (bv. onvoldoende verlichting, losliggende tapijten, gladde vloer, drempel, rommel, afwezigheid van trapleuning of handgrepen, huisdieren, mobiele objecten). Ze verhogen het valrisico, zeker bij ouderen met een valgeschiedenis. 3. Onaangepast schoeisel: Dragen van onaangepast schoeisel (bv. met gladde zool, teenslipper) heeft een invloed op het evenwicht, en verhoogt het risico op uitglijden, struikelen en vallen 

18 Beïnvloedbare risicofactoren
Stoornissen in evenwicht, spierkracht, gang en/of mobiliteit worden gerapporteerd als belangrijke voorspellers van valincidenten. Deze factoren beïnvloeden de posturale controle, die vereist is om eenvoudige en complexe bewegingen zoals rechtop staan, stappen, … uit te voeren. Orthostatische hypotensie: door de impact van de bloeddrukdaling op de posturale controle hebben ouderen met orthostatische hypotensie een verhoogd valrisico. Cognitieve stoornis: Verhoogd valrisico door impact cognitieve toestand (o.a. door dementie, delirium, depressie) op regulatie gangpatroon en evenwicht  (=nieuw in deze richtlijn) Verminderd zicht: Visusproblemen (veranderingen in gezichtsscherpte, diepteperceptie, contrastgevoeligheid, ontstaan van aandoeningen als cataract, glaucoom, diabetesretinopathie, maculaire degeneratie ...) hebben negatief effect op posturale controle, waardoor valrisico verhoogt  Valangst: Verhoogd valrisico door angst die voortvloeit uit eerder valincident, maar kan ook aanwezig zijn bij ouderen die nog niet eerder gevallen zijn. Valangst kan variëren van ‘gezonde’ bekommernis om valrisico’s in de omgeving te vermijden tot ‘verlammende’ bezorgdheid waardoor bepaalde activiteiten niet meer worden uitgevoerd. Valangst leidt tot  minder  bewegen, met vergroting valrisico en risico op letsels, afname sociale interactie, daling kwaliteit van leven wat kans op depressie vergroot. Laag vitamine D gehalte: Vitamine D heeft invloed op bot- en spierfunctie. Ouderen met een lage concentratie aan serum 25-hydroxyvitamine D (d.i. <20 ng/ml of <50 nmol/l) hebben bijgevolg een verhoogd risico op vallen  Pijn: Voet- en chronische pijnklachten sterk geassocieerd met hoger valrisico. Er zijn indicaties dat ouderen met pijn minder zelfredzaam zijn in aanpak van valproblemen, én ook minder vertrouwen hebben in eigen evenwicht (=nieuw in deze richtlijn) Urine incontinentie: Voornamelijk stress-, drang- en nachtelijke incontinentie (nocturie) beïnvloeden het valrisico, o.a. zich haasten naar het toilet met een snelle verandering van lichaamspositie, waardoor het valrisico verhoogt  Risicogedrag: Energieke ouderen hebben neiging meer risicovol gedrag te stellen bij activiteiten van het dagelijkse leven (bv. zich haasten, onvoldoende waakzaam zijn tijdens wandelen of transfers zoals neerzitten, bukken, rechtstaan), met toenemend valrisico tot gevolg. (wordt samen met “onveilige omgeving” behandeld)

19 Niet-beïnvloedbare risicofactoren
Hoge leeftijd: Hoe ouder, hoe groter het valrisico. Door verouderingsproces nemen fysieke capaciteiten af, en neemt risico op multimorbiditeit toe. Valgeschiedenis: Ouderen die al zijn gevallen, lopen hoger risico om opnieuw te vallen. De valgeschiedenis omvat frequentie van valincidenten, context en omstandigheden van val en ernst of verwondingen t.g.v. valincident  In deze richtlijn wordt verder enkel gefocust op de intrinsieke en extrinsiek beïnvloedbare risicofactoren.

20 Voornaamste risicofactoren
Aanbeveling 2: Bepaal het aantal valrisicofactoren en hun eventuele onderlinge interactie

21 Voornaamste risicofactoren
Wisselwerking en synergie! Risico verschilt van de som van alle risicofactoren afzonderlijk Het is belangrijk om, naast het soort valrisicofactoren, ook aandacht te hebben voor de interactie (wisselwerking) en mogelijke synergie (valrisico is meer dan de som van de afzonderlijke risicofactoren) tussen meerdere risicofactoren. Het is wetenschappelijk aangetoond dat het risico op vallen sterk stijgt naarmate het aantal risicofactoren toeneemt.  de figuur is een illustratie van de onderlinge samenhang voor één concreet voorbeeld van een tachtigjarige vrouw JE KAN BIJVOORBEELD VERTREKKEN VAN EEN FACTOR ZOALS ANTIDEPRESSIVA OM TE WIJZEN OP DE RECHTSTREEKSE EN ONRECHTSTREEKSE MANIEREN WAAROP DIT HET VALRISICO BEÎNVLOEDT (Campbell et al, Age and Ageing 2006)

22 CASUS Mariëtte Alleenwonende weduwe 72j
Raadpleging wegens wonde op haar onderbeen en een gezwollen enkel Ze is van de trap geschoven WAT DOE JE NU? WAT VRAAG JE? WAT PLAN JE? (LAAT HET VAN DE GROEP KOMEN EN VUL NOG NIET AAN, BEANTWOORD ENKEL DE GESTELDE VRAGEN) Verhaal Mariette : Zij is van de trap geschoven met een wasmand met vuile was in haar handen, Op de trap lagen papieren en een boek Zij is met haar scheenbeen tegen een ladenkastje gestoten Schoeisel : open leren aanstekers Medicatie : vannacht om half 1 een tablet Lormetazepam van 2 mg genomen, neemt ze soms sinds overlijden echtgenoot 9 maand geleden RISICOFACTOREN : medicatie, schoeisel, onveilige omgeving (papieren en boek op trap), gedrag? (met wasmand van trap) Bij die

23 Multifactoriële evaluatie
Bij ouderen met een verhoogd valrisico dient een - bij voorkeur multidisciplinaire, multifactoriële evaluatie te gebeuren, waarbij voornamelijk gefocust wordt op de intrinsieke en extrinsieke risicofactoren die door specifieke interventies beïnvloedbaar zijn. Aan de hand van deze evaluatie kan de zorgverlener de aanwezige valrisicofactoren identificeren. Daarna kan een interventieprogramma op maat worden opgestart. K: Overzicht nog eens tonen of een poster met een overzicht van de risicofactoren ophangen en terug naar de casus Mariëtte VRAAG : “KOMT MARIETTE IN AANMERKING VOOR EEN MULTIFACTORIELE EVALUATIE” Ja want ze komt op raadpleging met valletsels VRAAG : “BIJ WELKE 3 GROEPEN WORDT DIE MULTIFACTORIELE EVALUATIE AANGERADEN?” 1. Aanmelding wegens val of valletsel, 2. 2 of meer keer gevallen laatste jaar, 3. evenwicht- of gangproblemen VRAAG : “WELKE VALRISICOFACTOREN HEEFT MARIETTE?” “HOE GA JE EVALUEREN?....” Medicatie (slaappil), onaangepast schoeisel, risicogedrag en onveilige omgeving Multidisciplinaire en multifactoriële evaluatie!

24 CASUS Mariëtte Alleenwonende weduwe 72j
Huisbezoek wegens wonde op haar onderbeen en een gezwollen enkel Ze is van de trap geschoven NA HET TONEN VAN DE CASUS VRAGEN WAT DE HUISARTSEN ALLEMAAL BIJ HAAR ZOUDEN NAVRAGEN OF NAGAAN. WAT WILLEN JULLIE NOG WETEN? Verhaal Mariette : Zij is van de trap geschoven met een wasmand met vuile was in haar handen, Op de trap lagen papieren en een boek Zij is met haar scheenbeen tegen een ladenkastje gestoten Schoeisel : open leren aanstekers Medicatie : vannacht om half 1 een tablet Lormetazepam van 2 mg genomen, neemt ze soms sinds overlijden echtgenoot 9 maand geleden RISICOFACTOREN : medicatie, schoeisel, onveilige omgeving (papieren en boek op trap), gedrag? (met wasmand van trap) Bij die Als niet alle elementen van het verhaal nagevraagd werden, kan je hier aanvullen EVENTUEEL NOG ALS COMMENTAAR GEVEN Dat Mariette niet spontaan alle risicofactoren zal vertellen, dat er systematisch naar gevraagd moet worden om een volledig beeld te krijgen KOMT MARIETTE IN AANMERKING VOOR EEN MULTIFACTORIELE EVALUATIE? WAAROM? Ja want ze meldt zich aan na een val. WAT ZIJN WEER DE 3 GROEPEN WAARBIJ EEN MULTIFACTORIËLE EVALUATIE DIENT TE GEBEUREN? 1. Aanmelding wegens val of valletsel; 2. 2 of meer keer gevallen laatste jaar; 3. gang- of evenwicht Wat wil je nog doen?

25 Casus Mariëtte Risicofactoren lormetazepam Boeken + papieren op trap
Wasmand Schoeisel ANTWOORDEN VRAAG MEDICATIE ANDERE VRAGEN ANTWOORDEN DAT DIT NOG NORMAAL IS AFSLUITEN MET BOODSCHAP DAT DE VALRISICOFACTOREN VOLLEDIG IN KAART MOETEN ZIJN GEBRACHT VOOR WE AAN DE (MULTIFACTORIËLE) INTERVENTIE KUNNEN BEGINNEN

26 DIALOOG UITLOKKEN DOOR BIJ ELKE RISICOFACTOR TE VRAGEN OF HUISARTS HET AANVAARDBAAR EN HAALBAAR VIND. WELKE HULPMIDDELEN HIJ DAN WIL GEBRUIKEN?

27 Valpreventieprogramma’s
Multifactoriële aanpak 2 of meer interventies Op maat van het individuele valrisicoprofiel Op basis van een multifactoriële evaluatie Prevention of Falls Network for Dissemination (ProFound) maakt een onderscheid tussen 3 soorten valpreventieprogramma’s naargelang de aanpak 3. Multifactoriële aanpak De richtlijn focus op de multifactoriële aanpak. Dergelijke aanpak is gericht op het beïnvloeden van de bij de oudere aanwezige risicofactoren en beperkt zich niet tot het louter geven van informatie en/of tot doorverwijzing. De zorgverlener moet bij de oudere met een verhoogd valrisico nagaan welke risicofactoren er aanwezig zijn (multifactoriële evaluatie) om vervolgens gerichte interventies toe te passen op die specifieke valrisicofactoren (multifactoriële interventies).   (K : Bewerking uni- en multicomponent aanpak verwijderd en achteraan gezet)

28 Multifactoriële evaluatie
GEEF VOLGENDE INFO BIJ DEZE DIA " We gaan nu zowel de 'EVALUATIE' als de 'MULTIFACTORIËLE INTERVENTIE of AANPAK' van de valrisicofactoren van Mariëtte bekijken. In haar geval zijn het extrinsieke beïnvloedbare valrisicofactoren." Multidisciplinaire en multifactoriële evaluatie!

29 Evaluatie ‘medicatie’
Medicatieschema en medicatiegebruik kritisch nakijken: Aantal geneesmiddelen (polyfarmacie) 4 OF MEER Soort medicatie (vnl. benzodiazepines, Z-producten, antidepressiva, antipsychotica) = RISICO Interactie geneesmiddelen Correcte inname geneesmiddelen (tijdstip, dosis, …) Associatie: anti-epileptica, antihypertensiva, diuretica, digoxines, type IA-antiaritmica 4 of meer geneesmiddelen (inclusief vrij verkrijgbare) is geen streefdoel, wel een risicofactor. Toch loont het de moeite om nav van de evaluatie valrisico na te gaan of alle medicatie moet verder ingenomen worden Bij een verhoogd risico op vallen is het van zeer groot belang om het medicatieschema en medicatiegebruik van de oudere na te kijken en kritisch onder de loep te nemen m.b.t. interactie, correcte inname en type medicatie. Benzodiazepines/Z-producten, antidepressiva en antipsychotica worden immers beschouwd als bijzonder valrisicovolle geneesmiddelen. Er dient ook rekening gehouden te worden met andere soorten geneesmiddelen. De associatie tussen valincidenten en de volgende geneesmiddelengroepen is minder uitgesproken maar toch belangrijk: anti-epileptica, antihypertensiva, diuretica, digoxines, type IA-antiaritmica.

30 Evaluatie ‘medicatie’
Aandacht voor gewijzigde werking en klaring geneesmiddelen door nierfalen leverfalen veranderde lichaamsconstitutie gewijzigd albuminegehalte in bloed Ten slotte kan, onder meer door nierfalen, leverfalen, veranderde lichaamsconstitutie en gewijzigd albuminegehalte in het bloed, de werking en klaring van geneesmiddelen bij de oudere veranderd zijn  

31 Interventie ‘medicatie’
≥ 4 ≠ geneesmiddelen of risicovolle medicatie: stop of bouw gradueel bepaalde geneesmiddelen af Afbouwproces psychofarmaca = complex! (multidisciplinair) Aanpassing voorschrijfgedrag : maak gebruik van algoritmes Informeer en sensibiliseer oudere en mantelzorger Bij een oudere die 4 of meer verschillende soorten geneesmiddelen of bepaalde risicovolle medicatie (psychofarmaca) gebruikt, is het aangewezen om de medicatielijst kritisch te beoordelen en op basis daarvan onder begeleiding van een arts bepaalde geneesmiddelen te stoppen of gradueel af te bouwen. In geval van psychofarmaca is het afbouwproces complex, en is het van belang dat die multidisciplinair wordt begeleid. Een aanpassing van het voorschrijfgedrag van artsen (vooral op vlak van risicomedicatie) kan het valrisico op significante wijze reduceren. De patiënt dient bovendien goed geïnformeerd en gesensibiliseerd te worden. Om het afbouwen/stoppen van psychofarmaca bij valproblematiek praktisch te ondersteunen, werkte het EVV verschillende beslissingsondersteunende algoritmes uit: Achtergrondinformatie psychofarmaca en verhoogd valrisico Algoritme benzodiazepines/Z-producten Algoritme antidepressiva Algoritme antipsychotica Instructies afbouw benzodiazepines Er moet ten slotte ook voldoende aandacht gaan naar een correcte inname (tijdstip, dosis, aantal ...) van de medicatie. Zo nodig wordt hiervoor en mantelzorger betrokken.

32 Interventie ‘medicatie’
bv. Algoritme benzodiazepines/Z-producten BIJ HET TONEN VAN DEZE DIA GEWOON ONDERSTAANDE INFORMATIE VERMELDEN Om het afbouwen/stoppen van psychofarmaca bij valproblematiek praktisch te ondersteunen, werkte het EVV verschillende beslissingsondersteunende algoritmes uit: Achtergrondinformatie psychofarmaca en verhoogd valrisico Algoritme benzodiazepines/Z-producten Algoritme antidepressiva Algoritme antipsychotica Instructies afbouw benzodiazepines HIER BEST NIET TE DIEP OP IN GAAN WANT DIT ZOU EEN VERGADERING OP ZICH ZIJN Domus biedt ook een doe het zelf lokpakket aan over polyfarmacie En binnenkort is er een MFO hierover, voor een activiteit samen met de lokale apothekers

33 Interventie ‘onaangepast schoeisel’
Draag ‘aangepast’ schoeisel: Hakhoogte lager dan 2,5 cm Hoog oppervlaktecontact tussen schoenzool en voetzool Antislipzolen indien gladde ondergrond (anders afgeraden) Indien voetproblemen: start behandeling op NADAT “DRAAG AANGEPAST SCHOEISEL” VERSCHIJNT RONDVRAGEN WAT DAT AANGEPAST SCHOEISEL DAN WEL IS PAS DAARNA DE ANIMATIE VERDER ZETTEN Ouderen dragen het best aangepast schoeisel. Uit onderzoek blijkt dat schoenen met een hakhoogte lager dan 2,5 cm en een hoog oppervlaktecontact tussen schoenzool en voetzool het valrisico kunnen verminderen. Ook het dragen van antislipzolen op een gladde ondergrond, zou het aantal valincidenten reduceren. In alle andere situaties worden antislipzolen afgeraden. Een aangepaste behandeling van voetproblemen is, zoals eerder aangehaald, aangewezen.

34 Aangepast schoeisel Ouderen dragen het best aangepast schoeisel. Uit onderzoek blijkt dat schoenen met een hakhoogte lager dan 2,5 cm en een hoog oppervlaktecontact tussen schoenzool en voetzool het valrisico kunnen verminderen. Ook het dragen van antislipzolen op een gladde ondergrond, zou het aantal valincidenten reduceren. In alle andere situaties worden antislipzolen afgeraden. Een aangepaste behandeling van voetproblemen is, zoals eerder aangehaald, aangewezen.

35 Evaluatie ‘risicogedrag’ en’onveilige omgeving’
Beoordeel risicogedrag en onveilige omgeving samen   VRAAG : “HOE EN DOOR WIE KUNNEN DEZE RISICOFACTOREN GEEVALUEERD WORDEN?” ervaringen, hinderpalen, tips (ergo, thuisverpleging, thuiszorg….) Info ergotherapie beschikbaarheid en prijzen De ergotherapeuten die werken voor mutualiteiten waren tot december 2017 tewerkgesteld binnen een regionaal dienstencentrum. Sinds januari vallen ze onder de dienst maatschappelijk werk. Zij doen onder meer thuisinterventies. De beperking die zij hebben, is dat het aantal interventies per patient beperkt is (meestal 1 of 2 interventies). Deze interventies waren tot vorig jaar gratis en normaal zou dit zo blijven in de toekomst. Indien een ergotherapeut op zelfstandige basis werkt, kan hij dit doen onder 2 nomenclatuurnummers. De voorwaarden zijn echter zo strikt dat hier bijna geen gebruik van kan gemaakt worden. De ergo-interventie moet binnen de 6 maanden na ontslag uit een revalidatiecentrum en is beperkt tot complexe orthopedische of neurologische problemen. Een revalidatiearts moet voorschrijven. Bij een zelfstandige ergotherapeut betaalt de cliënt, die niet voldoet aan de nomenclatuurcriteria, de interventie volledig zelf. Dit bedrag kan de ergo zelf bepalen. Ervaring leert dat ergotherapeuten de bedragen zeer redelijk houden. Dan zijn er nog de ergotherapeuten die werken binnen de lokale dienstencentra. Deze ergo's kunnen op maat van de cliënt werken wat aantal interventies betreft. Deze interventies zijn gratis. Nadeel is dat niet elk lokaal dienstencentrum een ergotherapeut in dienst heeft. Risicogedrag leunt sterk aan bij de valrisicofactor onveilige omgeving. Beide risicofactoren worden daarom best samen beoordeeld. Risicogedrag kan in eerste instantie worden vastgesteld op basis van een klinische indruk. Er zijn daarnaast in de loop der jaren verschillende beoordelingsschalen ontwikkeld, voornamelijk op lokaal niveau. De BOEBS-checklist (Blijf Op Eigen Benen Staan) omvat omschrijvingen die het gedrag van de oudere in zijn woonruimten en zijn omgeving benoemen. Deze bevraging zorgt er ook voor dat de oudere zich meer bewust wordt van potentieel gevaarlijke situaties. Bij ouderen met cognitieve problemen of dementie overloopt de zorgverlener de checklist het best samen met een familielid of mantelzorger die de thuisomgeving van de oudere goed kent. Meer uitgebreide checklist betreft Valrisico's Opsporen in de Thuissituatie van de Oudere: Instrument (VOTO).  Beoordeel op basis van: klinische indruk beoordelingsschaal, bv. BOEBS-checklist of VOTO-score

36 Interventie ‘risicogedrag en onveilige omgeving’
Pak risicogedrag en onveilige omgeving samen aan Potentieel gevaarlijke situaties vastgesteld? Maak oudere attent Voer, waar mogelijk, aanpassingen van omgeving door Geef advies over uitvoering van dagdagelijkse activiteiten GA, ZEKER BIJ DE RISICOFACTOREN OMGEVING, RISICOGEDRAG, STOORNISSEN IN EVENWICHT, GANG ETC NA OF DE HUISARTSEN DIT ALS HUN TAAK ZIEN, EN WELKE PROBLEMEN ZIJ VOORZIEN ALS ZE DE TAAK ZOUDEN WILLEN OPNEMEN. INPIKKEN OP DIEGENE DIE VOORSTELLEN OM DIE TAAK TE DELEGEREN + NAVRAGEN HOE DAT DAN PRAKTISCH KAN VERLOPEN ROND RISICOGEDRAG PROBLEEM SCHERPER STELLEN: GEEN IDEE WAT ZE DOEN ALS DE ARTS ER NIET BIJ IS Risicogedrag als valrisicofactor leunt sterk aan bij een onveilige omgeving. Beide risicofactoren worden daarom best samen aangepakt. Worden er bv. aan de hand van de BOEBS-checklist een aantal potentieel gevaarlijke situaties vastgesteld, dan moet de oudere hier eerst en vooral op attent gemaakt worden, en dienen er daar waar mogelijk aanpassingen van de omgeving te gebeuren 3. Een grondige evaluatie en eventuele aanpassing van de risico’s in de woonsituatie zijn noodzakelijk. Het is daarenboven aangewezen om advies te geven over hoe dagdagelijkse activiteiten het best worden uitgevoerd.

37 CASUS Carla Op huisbezoek 89j Voorschrift Zocor, geen andere medicatie
Man enkele maanden geleden overleden Vorig jaar verhuisd uit Sint Jans Molenbeek spreektaal frans, geen hulp in huis, wel dagelijks tel met dochter Zichtbare osteoporose : kleiner, kyfose Laatste jaar min 2x gevallen : 1x met letsel, 1x zonder Gebruikt een kruk als ze naar de brievenbus gaat Doel van de casus vervolgen van een deel van de risicofactoren Het problematische karakter van dit solo aan te willen pakken EXTRA INFO BIJ DE CASUS Zocor omdat de specialist in Saint…. Had gezegd dat ze dat levenslang zou moeten nemen Verhuisd uit brussel omdat ze daar niet meer durfde buiten komen Maar ook hier komt ze nauwelijks buiten, zeker niet nadat ze 2 maand geleden gestruikeld was over een verhoogde straattegel en je haar geschaafde knieën moest verzorgen De dochter brengt één keer per week eten voor de ganse week WAT ZIJN DE RISICOFACTOREN? Risicofactoren : Beweegstoornis, Vit D, Valangst, , cognitief? ( depressief?). Die nader bekijken. Carla weigert initieel alle hulp en inmenging van buitenaf. WAT KAN HIER DE TAAK VAN DE HUISARTS ZIJN? Deze casus illustreert dat het vaak niet simpel is om valpreventie te bekomen. Er lijkt geen beginnen aan. Dit kan de huisarts niet alleen. Meerdere disciplines zijn nodig om de patiënt en zijn omgeving te motiveren en soms herhalen en geduld. Weet dat jullie woorden zeer veel invloed hebben. Stel nu dat Carla of een andere patiënt met deze risicofactoren wel openstaat voor aanpak. Hoe gaan jullie dat dan aanpakken? Enz… AAN WELKE DISCIPLINES DENK JE?

38 CASUS Carla RISICOFACTOREN : Beweegstoornis Vitamine D en Calcium
Valangst Cognitief? Depressief? Je vraagt weer aan de groep wat zij zouden doen en vult aan obv de info van de volgende dia’s

39 Multifactoriële evaluatie
Bij ouderen met een verhoogd valrisico dient een - bij voorkeur multidisciplinaire, multifactoriële evaluatie te gebeuren, waarbij voornamelijk gefocust wordt op de intrinsieke en extrinsieke risicofactoren die door specifieke interventies beïnvloedbaar zijn. Aan de hand van deze evaluatie kan de zorgverlener de aanwezige valrisicofactoren identificeren. Daarna kan een interventieprogramma op maat worden opgestart. VRAAG : “KOMT MARIETTE IN AANMERKING VOOR EEN MULTIFACTORIELE EVALUATIE” Ja want ze komt op raadpleging met valletsels VRAAG : “BIJ WELKE 3 GROEPEN WORDT DIE MULTIFACTORIELE EVALUATIE AANGERADEN?” 1. Aanmelding wegens val of valletsel, 2. 2 of meer keer gevallen laatste jaar, 3. evenwicht- of gangproblemen VRAAG : “WELKE VALRISICOFACTOREN HEEFT MARIETTE?” “HOE GA JE EVALUEREN?....” Medicatie (slaappil), onaangepast schoeisel, risicogedrag en onveilige omgeving Multidisciplinaire en multifactoriële evaluatie!

40 Evaluatie ‘beweegstoornis’
Geen ‘gouden standaard’ TEST : keuze KLINISCH KINESITHERAPEUT : Consultatief Kinesitherapeutisch Onderzoek (=CKO) VALRISICO K : eerst verschijnt enkel titel en icoon 1/ Vraag hoe zij zouden (laten) evalueren of er sprake is van een “beweegstoornis” Hoe evalueer je? Evalueer je het zelf of naar wie verwijs je? Wat is een CKO? CKO staat voor een Consultatief Kinesitherapeutisch Onderzoek. Het consultatief kinesitherapeutisch onderzoek is een onderzoek dat uitgevoerd wordt op voorschrift van de behandelende geneesheer. De kinesitherapeut geeft zijn bevindingen weer in een schriftelijk verslag en geeft een voorstel van een eventuele behandeling (cfr. F-pathologie). Het consultatief kinesitherapeutisch onderzoek wordt uitgevoerd vooraleer een eventuele behandeling wordt voorgeschreven en bovendien mag dit onderzoek slechts één keer per pathologische situatie worden aangerekend. Het onderzoek is niet verplicht voor het voorschrijven, uitvoeren of terugbetalen van een behandeling. Een CKO in woonzorgcentra: een consultatief kinesitherapeutisch onderzoek kan enkel aangevraagd worden voor ROB-bewoners (Rustoord voor Bejaarden) gezien kinesitherapie voor RVT-bewoners (Rust- en Verzorgingstehuis) is inbegrepen in de ligdagprijs Uit onderzoek blijkt dat er geen ‘gouden standaard’ bestaat. Het gebruik van een bepaalde test wordt het best op lokaal niveau bepaald  (K) De klinische indruk blijft belangrijk. In geval van twijfel of vermoeden kan je naar de kinesist verwijzen voor een evaluatie (=“consultatief kinesitherapeutisch onderzoek (CKO) valrisico” bij gestegen valrisico hebben personen ouder dan 65j recht op 60 zittingen (meer) terugbetaald per jaar gedurende 2 à 3j (Fb-pathologie). Er wordt aangeraden om toch te beginnen aan een frequentie van 3x/week (?!) om vlugger effect te hebben van de training (waardoor de motivatie en therapietrouw toeneemt) ALS ER VRAGEN NAAR KOMEN EN JE HEBT EEN INTERNETVERBINDING, DAN KUN JE EVENTUEEL DE LINKS VAN DE VOLGENDE DIA GEBRUIKEN OM ENKELE TESTS TE LATEN ZIEN ANDERS GEWOON DIA OVERSLAAN

41 Evaluatie ‘beweegstoornis’
‘Timed Up and Go’-test (TUG) Berg Balance Scale Performance-Oriented Mobility Assessment Functional Gait Assessment Functional gait assessment is ontwikkeld voor parkinson Er zijn verschillende tests voorhanden om mogelijke stoornissen op te sporen. Hoewel hier de ‘Timed Up and Go’-test (TUG), de ‘Berg Balance Scale’, ‘Performance-Oriented Mobility Assessment’ volgens Tinetti en de ‘Functional Gait Assessment’ worden aanbevolen, blijkt uit onderzoek dat er geen ‘gouden s tandaard’ bestaat. Het gebruik van een bepaalde test wordt het best op lokaal niveau bepaald  (bewerking : verbergen of achteraan, terugroepen als je het toch wil laten zien bv n.a.v. een vraag, kan door nog eens op “dia verbergen (re muisknop te klikken)) (wel uitleg van de testen in ‘t kort toevoegen)

42 Interventie ‘beweegstoornis’
Stuur aan, verwijs door en/of ondersteun een actief weekprogramma Observeer en corrigeer de uitvoering Oefenprogramma’s aangeraden voor alle ouderen bv. aanbevelingen Een oefenprogramma wordt aangeraden om het aantal valincidenten te doen dalen. Zo’n oefenprogramma wordt door een professionele zorgverlener voorgeschreven op maat van de oudere. De oefeningen kunnen zowel in groep als individueel (en eventueel thuis) worden uitgevoerd.  Ook als er geen stoornissen in evenwicht, spierkracht, gang en/of mobiliteit zijn, wordt aangeraden om ouderen te stimuleren om hun algemene fitheid op peil te houden. Bewegen blijft immers de beste manier om vallen te voorkomen. Bijvoorbeeld: Bewegingsdriehoek.

43 Voorbeeld: placemat of folder rond beweging en sedentair gedrag met aanbevelingen voor ouderen
Ev te bestellen bij logo

44 Interventie ‘beweegstoornis’
DOOR WIE? Patiënt zelf, best met hulp Kinesitherapeut BEWEGEN-OP-VERWIJZING-Coach (BOV) Thuisverpleging Thuiszorg Mantelzorg, familie….. NIET AL DE OPGESOMDE HEBBEN DEZELFDE TAKEN: UITVOEREN, AANLEREN, STIMULEREN WORDT ER HIER IN DE OMGEVING BOV AANGEBODEN? KENNEN JULLIE HET? Zo neen, volgende dia Ev vb (vragen) hoe thuisverpleging, thuiszorg… kan helpen motiveren, stimuleren tot meer bewegen…….

45 Interventie ‘beweegstoornis’
BEWEGEN-OP-VERWIJZING-Coach (BOV) Extra motivatie om meer te bewegen Zoekt samen met patiënt welke vorm van bewegen best bij patiënt past Beweegt NIET samen met patiënt Verwijzing door huisarts nodig Terugbetaling voorzien Nog niet overal beschikbaar

46 Interventie ‘beweegstoornis’
TAAK HUISARTS Motiveren / Stimuleren tot Bewegen Voorschrift kine ev. Voorschrift ‘Bewegen Op Verwijzing’ ev. Opvolgen Wat zien de aanwezigen als taak voor HA? Hoe zien zij motivatie/stimulatie/opvolgen? Wat zijn hinderpalen?

47 Evaluatie ‘valangst’ Start met gericht vragen in welke mate valangst:
Beschermend versus deconditionerend? Vermindering levenskwaliteit/impact op functioneren? bv.: “Hebt u angst om te vallen?” “Zijn er activiteiten die u daarom gestopt bent” Er moet worden gecontroleerd in welke mate de bezorgdheid om te vallen eerder beschermend is, dan wel bijdraagt aan deconditionering en een vermindering van de levenskwaliteit. Bepalen hoe de oudere zijn functionele mogelijkheden ervaart, is eveneens van belang. Als de oudere aangeeft last te hebben van valangst, dan moet de zorgverlener achterhalen wat hiervoor de reden is en hoe groot die angst is .

48 Interventie ‘valangst’
Oefenprogramma’s verminderen valangst (op korte termijn) Valangst kan mogelijke barrière vormen voor deelname aan oefenprogramma’s! Specifieke evenwichtstraining (Tai Chi) Educatie blijkt weinig doeltreffend om valangst te verminderen. Oefenprogramma’s daarentegen, blijken de valangst wel te reduceren. Maar dit effect wordt enkel waargenomen tot vlak na het uitvoeren van het oefenprogramma. Er is onvoldoende wetenschappelijk bewijs om te besluiten dat oefenprogramma’s op lange termijn de valangst verminderen. Van specifieke evenwichtstraining, zoals Tai Chi, is aangetoond dat het, naast het aantal valincidenten, ook de valangst doet dalen. Valangst kan een mogelijke barrière vormen voor deelname aan oefenprogramma’s. Het is daarom noodzakelijk om hier voldoende aandacht aan te besteden.

49 Evaluatie ‘laag vitamine D gehalte’
Effect calcium en vitamine D supplementen bewezen bij deficiënte populaties Serumbepaling niet nodig: Kwetsbare ouderen (bv. functionele achteruitgang, afhankelijkheid, sedentair gedrag, beperkte mobiliteit) => Bij de meeste ouderen met verhoogd valrisico) Serumbepaling nodig: Sommige ouderen met valproblematiek (bv. fysiek onafhankelijke oudere die valt t.g.v. hartritmestoornis) Thuiswonende ouderen met een verlaagd serum 25-hydroxyvitamine D –concentratie hebben een verhoogd valrisico. Het effect van calcium- en vitamine D-supplementen is voornamelijk bewezen bij deficiënte populaties. Kwetsbare ouderen (bv. ouderen met algemene functionele achteruitgang, verhoogde afhankelijkheid, sedentair gedrag of ouderen die weinig buiten komen) hebben een hoog risico op vitamine D-deficiëntie. Daarom is bij deze kwetsbare ouderen (en dus bij de meeste ouderen met verhoogd valrisico) een systematische evaluatie van het vitamine D-gehalte aan de hand van een serumbepaling in principe niet nodig. Echter, bij sommige ouderen met valproblematiek (bv. bij een fysiek onafhankelijke oudere bij wie vallen veroorzaakt wordt door hartritmestoornissen) gebeurt best wel een serumbepaling van 25-hydroxyvitamine D.

50 Serumwaarde Vit 25(OH)D juryrapport consensusvergadering riziv (2015)
Bij volwassenen moet een serumspiegel voor 25(OH)D van ten minste 20 ng/mL (= 50 nmol/L) worden nagestreefd. (Sterke aanbeveling) Deze spiegel is vermoedelijk voldoende voor alle bekende fysiologische functies van vitamine D, hoewel in sommige studies een spiegel van 30 ng/mL (= 75 nmol/L) wordt beoogd. Er zijn geen voordelen verbonden aan hogere serumspiegels.

51 Interventie ‘laag vitamine D gehalte’
Effect vitamine D-supplementen vnl. bewezen bij: kwetsbare ouderen ouderen met vitamine D-deficiëntie IE vitamine D-suppletie i.f.v. aanbevolen serum 25-hydroxyvitamine D-concentratie (24 à 30 ng/ml = 60 à 75 nmol/l) Advies: 800 IE vit. D+1500 mg Ca/dag Een onderscheid moet gemaakt worden tussen inname van extra vitamine D bij gezonde ouderen enerzijds en bij kwetsbare ouderen anderzijds. Zo is het effect van vitamine D-supplementen op vallen voornamelijk bewezen bij kwetsbare ouderen en bij ouderen met een vitamine D-deficiëntie. Bij deze groepen is een hoog gedoseerde ( IE) vitamine D-suppletie noodzakelijk om de aanbevolen serum 25-hydroxyvitamine D-concentratie (24 à 30 ng/ml [zijnde 60 à 75 nmol/l]) te bereiken. Daarom wordt een dagelijkse inname van 800 IE vitamine D bij kwetsbare ouderen en bij ouderen met vitamine D-deficiëntie geadviseerd, bij voorkeur in combinatie met 1500 mg totale calciuminname (voeding + supplementen) Inspiratie: NUBEL voedingstabel

52 Evaluatie ‘Pijn’ Bevraag en beoordeel (chronische) pijnklachten via vragen als : Voel je je minder stevig staan? - Voel je je minder stabiel/zeker bij veranderen van houding? - Krijg je soms pijnscheuten bij bewegen? - Inspectie bij bewegen Om pijnklachten te beoordelen, zijn verschillende pijnschalen voorhanden. De ‘Visuele Analoge Schaal’ (VAS) en de ‘Numerieke Rating Schaal’ (NRS) zijn zelfevaluatieschalen waarmee de intensiteit van de pijn kan worden beoordeeld. De ‘McGill Pain Questionnaire’ kan aangewend worden voor een meer uitgebreide pijnanamnese. Observatieschalen, zoals de ‘Pain Assessment in Advanced Dementia Scale’ (PAINAD) kunnen worden ingezet bij ouderen met cognitieve stoornissen. (K)dia

53 Evaluatie ‘Pijn’ Pijn aan voeten? Controleer aandoeningen
bv.: eeltknobbels, platvoet/holvoet, ingegroeide nagels, blaren, open wonden, … Heeft de oudere pijn aan de voeten, dan moet nagekeken worden of er geen van volgende aandoeningen aanwezig is: eeltknobbels, standsafwijkingen zoals platvoet of holvoet, teenafwijkingen, ingegroeide nagels, blaren, zweren, amputatie van tenen, drukpunten, open wonden of diabetes met vermoeden van aantasting van de diepe gevoeligheid.

54 Interventie ‘pijn’ Behandel medicamenteus of niet-medicamenteus
Behandel eventuele voetproblemen, met inbegrip van voet- en enkeloefeningen, bij ouderen met voetpijn Een adequate aanpak van chronische pijnklachten kan het aantal valincidenten bij thuiswonende ouderen doen dalen. De focus ligt hierbij zowel op een medicamenteuze als op een niet-medicamenteuze behandeling. Ook de behandeling van eventuele voetproblemen, met inbegrip van voet- en enkeloefeningen, bij thuiswonende ouderen met voetpijn vermindert het aantal valincidenten 

55 Evaluatie ‘orthostatische hypotensie’
Vraag naar symptomen bv.: “Hebt u soms last van duizeligheid/draaierigheid?” Controleer de bloeddruk Bloeddrukdaling systolisch ≥ 20 mmHg of diastolisch ≥ 10 mmHg, onmiddellijk van liggende naar staande houding of na 3 minuten OF Daling systolische bloeddruk tot ≤ 90 mmHg Klinisch onderzoek naar andere cardiovasculaire aandoeningen EVALUATIE ORTHOSTATISCHE HYPOTENSIE: NADAT TITEL EN FIGUUR VERSCHENEN RONDVRAGEN HOE MEN ER NAAR POLST? HOE MEN DE DIAGNOSE STELT EN HOE MEN ZE AANPAKT EN DAN PAS KLIKKEN OM DE ANTWOORDEN TE TONEN Ouderen die last hebben van duizeligheid of draaierigheid, of bij wie de bloeddruk te veel daalt bij het rechtkomen of na het eten (postprandiale hypotensie), lopen een groter risico om te vallen. Dit wordt vastgesteld via klinische vragen en bloeddrukcontrole. Wellicht zijn sommige onverklaarde valincidenten het gevolg van een syncope. Aan de hand van verder klinisch onderzoek kunnen andere cardiovasculaire aandoeningen die een invloed hebben op het valrisico (waaronder sinuscarotisovergevoeligheid, vasovagaal syndroom, bradyaritmieën en tachyaritmieën) opgespoord worden.

56 iatrogeen Antihypertensiva bijwerking Diuretica Beta-blokkers
Calcium kanaal blokkers ACE-remmers Nitraten Erectiele dysfunctie Parkinson Antipsychotica Neuroleptica Tricyclische antidepressiva Sedativa en hypnotica anxiolytica

57 Interventie ‘orthostatische hypotensie’
Wees alert voor orthostatische hypotensie als nevenwerking van bepaalde geneesmiddelen Behandel de oorzaak Geef tips en advies, bv.: Beweeg en drink regelmatig Sta langzaam op uit bed/zetel Vermijd bruuske bewegingen, zware maaltijden, een te warme omgeving Beëindig warm bad of douche met frisser water Bij vaststelling van orthostatische hypotensie bij de thuiswonende oudere is het belangrijk om de mogelijke oorzaak ervan te achterhalen en te behandelen. Er kunnen tips en adviezen worden gegeven, die tevens nuttig zijn voor ouderen die last hebben van duizeligheid bij het rechtstaan, zonder dat de diagnose van orthostatische hypotensie werd gesteld

58 Evaluatie ‘cognitieve stoornis’
Dementie: Mini-Mental State Examination (MMSE) Dementie: Montreal Cognitive Assessment (MoCA) Delirium: Delirium Observatie Screeningschaal (DOS) Depressie: Geriatric Depression Scale (GDS) of mondelinge bevraging Nota vooraf: delirium observatie tool” is ontwikkeld voor gebruik in ziekenhuizen! Cognitieve stoornis zoals dementie, delirium en depressie. Bij vermoeden van dementie kan de zorgverlener gebruik maken van een screeningsinstrument zoals de ‘Mini-Mental State Examination’ (MMSE) of de ‘Montreal Cognitive Assessment (MoCA)’. Specifiek om delirium op te sporen, kan de ‘Delirium Observatie Screeningschaal’ (DOS) worden aangewend. Om een depressie vast te stellen, kan eerst gevraagd worden naar het bestaan van depressieve gevoelens of sombere stemming en verlies van interesse/plezier in activiteiten waar de oudere normaal wel plezier aan beleeft. Ook een gestandaardiseerde vragenlijst, zoals de ‘Geriatric Depression Scale’ (GDS), kan worden gebruikt. (K) Hetero-anamnese is hier uiteraard zeer belangrijk Dit is een nieuw toegevoegde en belangrijke risicofactor. Merk op : niet enkel bij dementie, maar ook bij andere cognitieve stoornissen blijkt de controle bij houdingsverandering gestoord. Vooraleer de tekst verschijnt : HOE DOEN JULLIE DAT?

59 Interventie ‘cognitieve stoornis’
Behandel cognitieve stoornis(sen) indien mogelijk Doeltreffendheid valpreventiestrategieën specifiek voor ouderen met cognitieve stoornis tot op heden onvoldoende aangetoond Advies: Hanteer zelfde aanpak bij ouderen met of zonder cognitieve stoornis Een eventuele cognitieve stoornis (bv. dementie, depressie, delirium) dient goed in kaart gebracht en behandeld te worden. Echter niet voor alle cognitieve stoornissen is behandeling mogelijk (bv. bij bepaalde vormen van dementie). De doeltreffendheid van valpreventiestrategieën voor ouderen met cognitieve stoornissen werd tot op heden onvoldoende aangetoond. De meeste andere risicofactoren bij deze ouderen komen overeen met die bij cognitief intacte ouderen. Daarom adviseren we om bij ouderen met cognitieve stoornissen deze risicofactoren, waar mogelijk, op dezelfde manier aan te pakken

60 Evaluatie ‘verminderd zicht’
Start met gericht vragen naar symptomen: bv.: “Hebt u moeilijkheden bij het lezen, autorijden of tv-kijken?” Diepteperceptie en contrastgevoeligheid Gezichtsscherpte = criterium voor doorverwijzing naar oogarts Beoordeel via lineaire E-test Tijdens de multifactoriële evaluatie dient voldoende aandacht te worden besteed aan de controle van het zicht. Worden er visusproblemen vastgesteld, dan is verdere doorverwijzing noodzakelijk. Voornamelijk diepteperceptie en contrastgevoeligheid zijn aspecten van het zicht die in de context van vallen belangrijk zijn. Deze zijn in de thuissituatie echter moeilijk te evalueren. Daarom is gezichtsscherpte een criterium voor doorverwijzing naar een oogarts. De lineaire E-test (video) is een goed instrument om de gezichtsscherpte (niet diepteperceptie en contrastgevoeligheid) bij ouderen te beoordelen.

61 Interventie ‘verminderd zicht’
Verwijs door naar oogarts indien visusproblemen Licht oudere in over tijdelijk verhoogd valrisico door: Aanpassing brilglazen (aanpassen aan nieuwe gezichtsscherpte, risicogedrag door verbeterd zicht) Wennen aan multifocale brilglazen Ingreep cataract: daling valrisico na ingreep 1ste oog, geen effect na ingreep 2de oog Bij vaststelling van visusproblemen is doorverwijzing naar een oogarts voor verder onderzoek en eventuele behandeling noodzakelijk. Hoewel er logischerwijze van uit kan gegaan worden dat behandeling van bestaande visusproblemen het valrisico kan doen dalen, is er tot op heden onvoldoende wetenschappelijk bewijs voor of tegen deze interventie. De aanpak van visusstoornissen maakt vaak onderdeel uit van een multifactoriële evaluatie en interventie, maar het is onduidelijk of dit daadwerkelijk het aantal valincidenten doet dalen. Aanpassing van brilglazen kan het valrisico gedurende korte tijd verhogen, door onvoldoende aanpassing aan de nieuwe gezichtsscherpte of door het stellen van risicogedrag omwille van beter zicht. Het is dus belangrijk de oudere hierover in te lichten. Ook het gebruik van multifocale brilglazen kan het valrisico bij sommige ouderen verhogen als ze die niet gewoon worden. In geval van cataract blijkt een ingreep van het eerste oog het valrisico te verminderen. Dit effect wordt echter niet verkregen na operatie van het tweede aangetaste oog

62 Evaluatie ‘urine incontinentie’
Gerichte observatie Gerichte bevraging bv.: “Hebt u het afgelopen jaar wel eens ongewild urine verloren of de controle over het plassen verloren)?” bv.: “Wanneer verliest u voornamelijk urine: overdag of ‘s nachts?” Bv. : “Moet je je haasten?” De zorgverlener kan urine-incontinentie vaststellen via gerichte observatie of bevraging van de oudere zelf. Volgende vraag kan gesteld worden: “Hebt u het afgelopen jaar wel eens ongewild urine verloren of de controle over het plassen verloren?” Indien de oudere last heeft van onvrijwillig urineverlies, dan kunnen nog specifiekere vragen gesteld worden om meer zicht te krijgen in de aard van de incontinentie. Zo ja?

63 Interventie ‘urine incontinentie’
Behandel de oorzaak: Bv.: urineweginfecties, fecale impactie, inname diuretica Behandel drangincontinentie Bv.: via blaastraining, training bekkenbodemspieren, behoud en herstel van blaas- en darmfunctie, het gebruik van een toiletstoel naast bed Tot op heden is er onvoldoende wetenschappelijk bewijs dat individuele interventies voor urine-incontinentie bij thuiswonende ouderen valincidenten voorkomen. Uit onderzoek blijkt dat incontinentie vaak veroorzaakt wordt door onderliggende en beïnvloedbare factoren zoals urineweginfecties, fecale impactie, inname van diuretica ... Deze factoren dienen te worden aangepakt. Voor de behandeling van drangincontinentie binnen de residentiële setting blijken blaastraining, training van de bekkenbodemspieren, behoud en herstel van blaas- en darmfunctie en het gebruik van een toiletstoel naast het bed doeltreffend 

64 Multifactoriële evaluatie
Bijkomend onderzoek door arts nodig indien algemene anamnese, antecedenten, klinisch onderzoek suggestief voor: cardiale pathologieën neurologische pathologieën orthopedische pathologieën diabetes mellitus Indien wenselijk bijkomend onderzoek als de algemene anamnese, antecedenten of het klinisch onderzoek suggestief zijn voor cardiale (o.a. sick sinus-syndroom), neurologische (o.a. ziekte van Parkinson, cerebrovasculair accident (CVA), perifere neuropathie ten gevolge van diabetes), orthopedische (o.a. gonartrose, spinaalkanaalstenose) pathologieën of diabetes mellitus

65

66 Therapietrouw Geef INFO over Valpreventie in begrijpbare TAAL
In SAMENSPRAAK met de patiënt en/of mantelzorger PRIORITEITEN in interventies bepalen Altijd FOLLOW-UP afgestemd op de NOOD van de patiënt op dat moment

67 Therapietrouw Wat zijn belemmerende factoren? Bij de patiënt
Bij de zorgverstrekker Wat kunnen bevorderende factoren zijn? Bij de senior

68 CASUS Louisa 72j alleenwonende weduwe
Zit in rolstoel door een ‘chron. Inflammatoire demyeliniserende polyneuropathie’ sinds 2012 Begin valangst +++ Volgde 6 jaar 3x/w 3u kine en ergo in kliniek “gelooft” dat ze zal beteren Belang therapietrouw en multidisciplinaire aanpak en motivatie en inzet patiënt

69 Professionele zorgverleners
Aanbeveling 15: De multifactoriële aanpak van valproblematiek bij thuiswonende ouderen wordt het best opgenomen door een multidisciplinair thuiszorgteam; hierbij worden duidelijke afspraken gemaakt m.b.t. de uitvoering en opvolging van de evaluatie en het interventieplan VRAAG 8: Welke professionele zorgverleners spelen een belangrijke rol in de multifactoriële aanpak van valpreventie bij thuiswonende ouderen?

70 Multidisciplinair zorgteam
Om het aantal valincidenten en het valrisico te beperken, spelen zorgverleners uit verschillende disciplines een belangrijke rol. Daarom wordt de oudere het best omringd door een multidisciplinair thuiszorgteam. Dat team maakt duidelijke afspraken omtrent de uitvoering en opvolging van de evaluatie en het interventieplan. Er is voldoende wetenschappelijk bewijs dat stelt dat het multidisciplinair team het best bestaat uit een huisarts, verpleegkundige, kinesitherapeut en ergotherapeut. Ook voor de oogarts, apotheker, maatschappelijk assistent, podoloog, verzorgende en zorgkundige is een belangrijke rol weggelegd. Naargelang de individuele noden van de oudere zullen bepaalde disciplines meer op de voorgrond komen (bv. oogarts bij zichtproblemen, apotheker in geval van medicatieproblemen, podoloog bij voetproblematiek, ergotherapeut voor de evaluatie en aanpassing van de woning ...). Zorgverleners die in nauw contact staan met de oudere (zoals verzorgenden) hebben een belangrijke rol als signaalgever. Zo kan bij vermoeden van een verhoogd valrisico, tijdig worden doorverwezen. Zij kunnen bovendien de therapietrouw van de thuiswonende oudere mee opvolgen.

71 Professionele zorgverleners
Aanbeveling 16: Omdat het vaak om een complexe en multifactoriële problematiek gaat, is het aangewezen dat één lid van het multidisciplinaire thuiszorgteam de coördinatie van de zorg op zich neemt. Er is bovendien voldoende doorstroom nodig tussen de verschillende disciplines Omdat het vaak om een complexe en multifactoriële problematiek gaat, is het aangewezen dat één lid van het multidisciplinaire thuiszorgteam de coördinatie van de zorg op zich neemt. Er is bovendien voldoende doorstroom nodig tussen de verschillende disciplines.

72 Professionele zorgverleners
Aanbeveling 17: Verwijs bij complexe valproblematiek door naar een gespecialiseerd valpreventiecentrum voor een uitgebreide evaluatie en multidisciplinair advies In sommige gevallen is de valproblematiek te complex om enkel binnen het multidisciplinaire thuiszorgteam te behandelen. Dan is doorverwijzing naar een gespecialiseerd valpreventiecentrum noodzakelijk.

73 Professionele zorgverleners
Doorverwijzing naar valkliniek of geriatrisch dagziekenhuis indien: Valincident zonder duidelijke oorzaak Valepisodes zonder duidelijke oorzaak Valincident door plots bewustzijnsverlies Orthostatische hypotensie reageert onvoldoende op conservatieve maatregelen Verdere diagnostiek nodig voor ziektebeeld en risicofactoren Oudere weinig mobiel en/of transportproblemen In volgende situaties kan de oudere best worden doorverwezen naar een valkliniek of geriatrisch dagziekenhuis: wanneer geen (duidelijk) aanwijsbare oorzaak gevonden wordt voor het vallen bij valepisodes zonder duidelijk aantoonbare oorzaak is een kortdurende syncope de mogelijke uitlokkende factor bij een valincident na een plots, niet te verklaren bewustzijnsverlies; bij belangrijke orthostatische hypotensie die onvoldoende reageert op conservatieve maatregelen; voor verdere diagnostiek naar en het op punt stellen van vermoedelijke onderliggende ziektebeelden en risicofactoren (o.a. polyfarmacie, complexe comorbiditeiten ...) die een verklaring kunnen zijn voor het herhaaldelijk vallen; bij ouderen die weinig mobiel zijn en/of transportproblemen hebben, kan op die manier de multidisciplinaire diagnostiek en de regie ervan vaak op één plaats en op één dag gebeuren.

74 Professionele zorgverleners

75 Richtlijn op webstek domus

76 BEDANKT VOOR UW AANDACHT EN MEDEWERKING EINDE

77 Casus 3 Victor De eerste casus ging over extrinsieke risicofactoren, de tweede over de intrinsieke Deze derde casus kan gezien worden als een herhalen/inoefenen van de kennis uit deze twee casussen

78 Casus Victor 74j Medische voorgeschiedenis:
Coronair lijden waarvoor bypass DM type 2 Chronische VKF Milde nierinsufficiëntie Chronische degeneratief ruglijden waarvoor epidurale infiltraties in verleden Refluxoesofagitis recidiverend

79 Casus Victor 74j Medicatielijst: Atorvastatine 80mg 1dd
Cordarone 200 mg (5 dagen per week) Pradaxa 150 2dd Nobiretic 5/12,5 1dd Alprazolam 0,25mg 1dd Coversyl 10mg 1dd Pantomed 20mg 1dd Spironolactone 25mg Glucophage 500mg 2dd

80 Casus Victor 74j Presenteert zich naar aanleiding van struikelval met stoten van rechter voet tegen deur Fors hematoom voorvoet met fractuur distale falanx digit 4 rechter voet

81 Victor 74 jaar Verhoogd valrisico?
JA, dus multifactoriële evaluatie en interventie aangereden

82 Wat willen jullie nog weten?
valanamnese: namiddag, geen eerdere val, geen prodromen, tussen keuken en living Geen gekende cognitieve stoornis Draagt bril, gaat regelmatig naar oogarts Liep met kousen rond Geeft aan niet angstig te zijn ivm vallen, al is evenwicht niet meer als vroeger Had 2 ‘Duvelkes’ gedronken PROJECTEER AANVANKELIJK ALLEEN DE VRAAG EN PAS ALS ER GEEN NIEUWE VRAGEN MEER GESTELD WORDEN TOON JE DE ANDERE GEGEVENS EN DE DIA VAN HET KLINISCH ONDERZOEK

83 Klinisch onderzoek - bloeddruk 144/78 zittend, HF 68/min OR gekende VKF evenwichtstesten: romberg/unterberger moeizaam , eenlijnsgang ‘waggelend’, teengang mogelijk bilateraal, hielgang beperkt links ivm rechts voeten: zichtbaar hematoom thv basis digit 4, uitbreidend naar ganse teen

84 Risicofactoren: Medicatie Stoornis in evenwicht Risicogedrag (?) Onaangepast schoeisel

85 Interventies: EMG werd uitgevoerd: ernstige sensorimotorische polyneuropathie + chronisch L4-5 lijden links (ikv SKS?) Kine: kracht- en evenwichtsoefeningen Advies schoeisel Vit D werd bij gelegenheid meebepaald 27ng/ml (juni ) Bijkomend voorstel? SKS spinaal kanaal stenose

86 VERVOLG Patiënt wenst kine niet aan te houden eens teen beter is
Pt weigert momenteel verwijzing naar pijnkliniek ivm nazicht lage rug en spinaal kanaal stenose wegens familiale spanningen met zoon/kleinkinderen  Wat te doen? Jullie voorstel?

87 Mogelijke aanpak? Voorstel: Organiseren FU
Medicatielijst te overlopen! Regelmatig navragen nieuwe valincidenten? Navragen familiale toestand in de toekomst? Motiveren tot bewegen, bevragen weerstand kine? Ergotherapeute aan huis?

88 Aanvullend aanbod Domus Medica
Richtlijnen Dossiers Aanbod voor loks

89 Geneesmiddelenverslaving Samenwerken rond dementie
richtlijnen Chronische pijn Slapeloosheid Depressie Geneesmiddelenverslaving Samenwerken rond dementie

90 ABC gedragsverandering Bewegen op verwijzing Thuiszorg Polyfarmacie
dossiers ABC gedragsverandering Bewegen op verwijzing Thuiszorg Polyfarmacie

91 Aanbod voor LOK’s Depressie Pillen bij ouderen Gezonder gedrag
Communicatie met kinesitherapeut Lokaal overleg huisarts apotheker polyfarmacie

92 Val- en fractuurpreventie Vlaanderen
Contact Expertisecentrum Val- en fractuurpreventie Vlaanderen Academisch Centrum voor Verpleeg- en Vroedkunde (Accentvv) Kapucijnenvoer 35 blok d bus 7001 3000 Leuven

93 Aanbod EVV Achtergrondinformatie psychofarmaca en verhoogd valrisico
Algoritme benzodiazepines/Z-producten Algoritme antidepressiva Algoritme antipsychotica Instructies afbouw benzodiazepines

94 Filmpjes Paula Semer, getuigenissen
1 / " Erkenning van de valproblematiek" duur 3'22 laat Paula Sémer, voormalig televisiepresentatrice, aan het woord over haar ervaringen met valpartijen en wat zij er aan doet om ze te voorkomen. 2/ " VAN SLAAPPILLEN KAN JE VALLEN! Praat erover met je arts of apotheker" duur 5'29 In dit filmpje getuigen 3 ouderen over het succesvol afbouwen en stoppen van slaappillen en het effect daarvan op hun dagelijks functioneren. Professionelen geven bijkomende informatie over het gebruik van slaappillen op oudere leeftijd.

95 Wat is nieuw 2010 2017 Stoornissen in evenwicht, spierkracht en/of mobiliteit Verminderd zicht Orthostatische hypotensie Valangst Risicogedrag & onveilige omgeving Medicatie Onaangepast schoeisel 2010+ Cognitieve stoornis Pijn Urine-incontinentie Laag vitamine D-gehalte Stoornissen in evenwicht, spierkracht, gang en/of mobiliteit


Download ppt "LOK Valpreventie www.valpreventie.be expertisecentrum@valpreventie.be Hier tip je de tekst Beeld notitiepagina www.valpreventie.be expertisecentrum@valpreventie.be."

Verwante presentaties


Ads door Google