De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Apotheekassistentenopleiding

Verwante presentaties


Presentatie over: "Apotheekassistentenopleiding"— Transcript van de presentatie:

1 Apotheekassistentenopleiding
Toelatingsproef SJIB

2 Onderdelen van de cursus
Deel 1 : Meten en wegen Deel 2 : Algemene biologie Deel 3 : Chemie

3 Deel 2 : Algemene Biologie
A. Hart en bloedvaten B. De spijsvertering C. Ziektes

4 A. Hart en bloedvaten Bekijk op volgende pagina het filmpje.
Als je weinig voorkennis van biologie hebt kan het nuttig zijn nota’s te maken, neem dan pen en papier bij de hand. Los vervolgens de vragen op, na iedere vraag komt het juiste antwoord.

5 A. Hart en bloedvaten

6 A. Hart en bloedvaten 1. Welke stelling is juist? Meerdere antwoorden zijn mogelijk. a. De kleine bloedsomloop voert het bloed van het hart naar de organen en dan terug naar het hart. b. De kleine bloedsomloop voert het bloed van het hart naar de longen en weer terug naar het hart. c. De kleine bloedsomloop stuurt zuurstofrijk bloed naar de organen, waar dan zuurstof wordt afgegeven en koolstofdioxide wordt opgenomen. d. De kleine bloedsomloop stuurt zuurstofarm bloed naar de longen, waar dan zuurstof wordt opgenomen en koolstofdioxide wordt afgegeven.

7 A. Hart en bloedvaten 1. Welke stelling is juist? Meerdere antwoorden zijn mogelijk. b. De kleine bloedsomloop voert het bloed van het hart naar de longen en weer terug naar het hart. d. De kleine bloedsomloop stuurt zuurstofarm bloed naar de longen, waar dan zuurstof wordt opgenomen en koolstofdioxide wordt afgegeven.

8 A. Hart en bloedvaten 2. Welke stelling is juist? Meerdere antwoorden zijn mogelijk. a. De grote bloedsomloop stuurt zuurstofrijk bloed via de aorta naar de organen om deze van zuurstof te voorzien. b. De grote bloedsomloop stuurt zuurstofrijk bloed via de longslagader naar de organen om deze van zuurstof te voorzien. c. De grote bloedsomloop pompt het bloed weg vanuit de rechterkamer. d. De grote bloedsomloop pompt het bloed weg vanuit de linkerkamer.

9 A. Hart en bloedvaten 2. Welke stelling is juist? Meerdere antwoorden zijn mogelijk. a. De grote bloedsomloop stuurt zuurstofrijk bloed via de aorta naar de organen om deze van zuurstof te voorzien. d. De grote bloedsomloop pompt het bloed weg vanuit de linkerkamer.

10 A. Hart en bloedvaten 3. Welke stelling is juist? Meerdere antwoorden zijn mogelijk. a. Alle slagaders bevatten zuurstofrijk bloed. b. De aorta is de belangrijkste slagader in het lichaam, want deze voorziet de organen van zuurstof. c. De longslagader bevat zuurstofarm bloed. d. De longslagader voorziet de longen van zuurstof.

11 A. Hart en bloedvaten 3. Welke stelling is juist? Meerdere antwoorden zijn mogelijk. b. De aorta is de belangrijkste slagader in het lichaam, want deze voorziet de organen van zuurstof. c. De longslagader bevat zuurstofarm bloed.

12 A. Hart en bloedvaten 4. Welke stelling is juist? Meerdere antwoorden zijn mogelijk. a. Via de wand van de haarvaten gebeurt er uitwisseling van voedingsstoffen en zuurstof enerzijds en afvalstoffen anderzijds. b. Aders zijn de kleinere vertakkingen van slagaders en zorgen voor zuurstoftransport in de weefsels. c. In de aders zijn er speciale kleppen aanwezig die verhinderen dat het bloed terug naar beneden stroomt, zoals je zou verwachten volgens de zwaartekracht. d. Via de aders wordt het bloed terug naar het hart gevoerd, de krachtige pompfunctie van het hart zorgt dat dit kan gebeuren tegen de zwaartekracht in.

13 A. Hart en bloedvaten 4. Welke stelling is juist? Meerdere antwoorden zijn mogelijk. a. Via de wand van de haarvaten gebeurt er uitwisseling van voedingsstoffen en zuurstof enerzijds en afvalstoffen anderzijds. c. In de aders zijn er speciale kleppen aanwezig die verhinderen dat het bloed terug naar beneden stroomt, zoals je zou verwachten volgens de zwaartekracht.

14 A. Hart en bloedvaten 5. Welke aandoening hoort bij de volgende beschrijving? Ziekte waarbij er pijn op de borst ontstaat, vooral bij inspanning of hevige emoties. Het hart heeft op deze momenten extra behoefte aan zuurstof en hier wordt niet aan voldaan a. Hypertensie b. Angina pectoris c. Hartfalen d. Hypotensie

15 A. Hart en bloedvaten 5. Welke aandoening hoort bij de volgende beschrijving? Ziekte waarbij er pijn op de borst ontstaat, vooral bij inspanning of hevige emoties. Het hart heeft op deze momenten extra behoefte aan zuurstof en hier wordt niet aan voldaan b. Angina pectoris

16 A. Hart en bloedvaten 6. Welke aandoening hoort bij de volgende beschrijving? Verhoogde druk van het bloed in de slagaders. a. Hypotensie b. Hypothyreoïdie c. Hypertensie d. Hyperthyreoïdie

17 A. Hart en bloedvaten 6. Welke aandoening hoort bij de volgende beschrijving? Verhoogde druk van het bloed in de slagaders. c. Hypertensie

18 A. Hart en bloedvaten 7. Welke aandoening hoort bij de volgende beschrijving? Aandoening waarbij een bloedvat in de longen verstopt geraakt door een bloedklonter, meestal afkomstig uit de benen. Hierdoor wordt de bloeddoorstroming van het hart naar de longen belemmerd. a. Longtrombose b. Longembolie c. Hartinfarct d. Beroerte

19 A. Hart en bloedvaten 7. Welke aandoening hoort bij de volgende beschrijving? Aandoening waarbij een bloedvat in de longen verstopt geraakt door een bloedklonter, meestal afkomstig uit de benen. Hierdoor wordt de bloeddoorstroming van het hart naar de longen belemmerd. b. Longembolie

20 A. Hart en bloedvaten 8. Geef het wetenschappelijk synoniem voor de volgende termen Voorkamer a. Venen 2. Kamer b. Myocard 3. Hartspier c. Atrium 4. Slagaders d. Capillairen 5. Aders e. Ventrikel 6. Haarvaten f. Arteriën Term Synoniem 1 2 3 4 5 6

21 A. Hart en bloedvaten 8. Geef het wetenschappelijk synoniem voor de volgende termen Voorkamer a. Venen 2. Kamer b. Myocard 3. Hartspier c. Atrium 4. Slagaders d. Capillairen 5. Aders e. Ventrikel 6. Haarvaten f. Arteriën Term Synoniem 1 C 2 E 3 B 4 F 5 A 6 D

22 B. De spijsvertering Bekijk op volgende pagina het filmpje.
Als je weinig voorkennis van biologie hebt kan het nuttig zijn nota’s te maken, neem dan pen en papier bij de hand. Los vervolgens de vragen op, na iedere vraag komt het juiste antwoord.

23 B. De spijsvertering Bekijk het onderstaande filmpje.
Los vervolgens de vragen op. Het juiste antwoord verschijnt na iedere vraag.

24 B. De spijsvertering 1. Duid het juiste antwoord aan op de vraag Welke weg legt ons voedsel af? a. Mond – slokdarm – maag – dikke darm – dunne darm- endeldarm – anus b. Mond – slokdarm – maag – lever – dunne darm – dikke darm – endeldarm –anus c. Mond – slokdarm – maag – dikke darm – endeldarm – dunne darm – anus d. Mond – slokdarm – maag – dunne darm – dikke darm – endeldarm – anus

25 B. De spijsvertering 1. Duid het juiste antwoord aan op de vraag Welke weg legt ons voedsel af? d. Mond – slokdarm – maag – dunne darm – dikke darm – endeldarm – anus

26 B. De spijsvertering 2. Duid het juiste antwoord aan op de vraag Waar vinden we het enzym alfa-amylase terug dat zetmelen in onze voeding afbreekt? a. Slokdarm b. Maag c. Dunne darm d. Mond

27 B. De spijsvertering 2. Duid het juiste antwoord aan op de vraag Waar vinden we het enzym alfa-amylase terug dat zetmelen in onze voeding afbreekt? d. Mond

28 B. De spijsvertering 3. Duid het juiste antwoord aan op de vraag Waar gebeurt voornamelijk de opname van voedingsstoffen uit onze voeding? a. Maag b. Dunne darm c. Dikke darm d. Endeldarm

29 B. De spijsvertering 3. Duid het juiste antwoord aan op de vraag Waar gebeurt voornamelijk de opname van voedingsstoffen uit onze voeding? b. Dunne darm

30 B. De spijsvertering 4. Duid het juiste antwoord aan op de vraag Waar gebeurt voornamelijk de opname van water en zouten uit onze voeding? a. Maag b. Dunne darm c. Dikke darm d. Endeldarm

31 B. De spijsvertering 4. Duid het juiste antwoord aan op de vraag Waar gebeurt voornamelijk de opname van water en zouten uit onze voeding? c. Dikke darm

32 B. De spijsvertering Bekijk het onderstaande filmpje.
Los vervolgens de vragen op. Het juiste antwoord verschijnt na iedere vraag.

33 B. De spijsvertering 5. Welke stelling is juist? Meerdere antwoorden zijn mogelijk. a. ‘Maagsap’ is eigenlijk zoutzuur, een sterk bijtend zuur. b. De bovenste kringspier van de maag sluit de maag af van de slokdarm, zodat het voedsel in de maag blijft. c. Reflux ontstaat doordat voedsel vanuit de maag terug in de slokdarm terecht komt. d. De onderste kringspier van de maag zorgt ervoor dat er een geleidelijke afgifte is van de maaginhoud naar de dikke darm.

34 B. De spijsvertering 5. Welke stelling is juist? Meerdere antwoorden zijn mogelijk. b. De bovenste kringspier van de maag sluit de maag af van de slokdarm, zodat het voedsel in de maag blijft.

35 B. De spijsvertering 6. Welke stelling is juist? Meerdere antwoorden zijn mogelijk. a. De maagwand wordt niet aangetast door het maagzuur omdat er op de maagwand een beschermende slijmvlieslaag zit. b. De beweging van de maag noemen we peristaltiek. c. In de maag wordt voedsel gekneed en fijngemalen en worden al enkele nuttige voedingsstoffen opgenomen in ons lichaam. d. In de maag wordt voedsel gekneed en fijngemalen, maar er gebeurt nog geen opname van nuttige stoffen.

36 B. De spijsvertering 6. Welke stelling is juist? Meerdere antwoorden zijn mogelijk. a. De maagwand wordt niet aangetast door het maagzuur omdat er op de maagwand een beschermende slijmvlieslaag zit. d. In de maag wordt voedsel gekneed en fijngemalen, maar er gebeurt nog geen opname van nuttige stoffen.

37 B. De spijsvertering 7. Welke aandoening hoort bij de beschrijving? Aandoening die gepaard gaat met buikpijn, krampen, opgeblazen gevoel, winderigheid, diarree en/of constipatie. Bij deze aandoening is de werking van de darm verstoord, maar de darm ziet er wel normaal uit. a. Ziekte van Crohn b. Colitis ulcerosa c. Constipatie d. Prikkelbare darmsyndroom

38 B. De spijsvertering 7. Welke aandoening hoort bij de beschrijving? Aandoening die gepaard gaat met buikpijn, krampen, opgeblazen gevoel, winderigheid, diarree en/of constipatie. Bij deze aandoening is de werking van de darm verstoord, maar de darm ziet er wel normaal uit. d. Prikkelbare darmsyndroom

39 B. De spijsvertering 8. Welke aandoening hoort bij de beschrijving? Chronische ontstekingsziekte waarbij alle delen van het spijsverteringsstelsel kunnen aangetast worden. De meest voorkomende klachten zijn diarree, buikpijn, gewichtsverlies, koorts en vermoeidheid. a. Ziekte van Crohn b. Colitis ulcerosa c. Constipatie d. Prikkelbare darmsyndroom

40 B. De spijsvertering 8. Welke aandoening hoort bij de beschrijving? Chronische ontstekingsziekte waarbij alle delen van het spijsverteringsstelsel kunnen aangetast worden. De meest voorkomende klachten zijn diarree, buikpijn, gewichtsverlies, koorts en vermoeidheid. a. Ziekte van Crohn

41 B. De spijsvertering 9. Welke aandoening hoort bij de beschrijving? Ziekte waarbij er een gat ontstaat in de beschermende slijmvlieslaag van de maag of de twaalfvingerige darm, dit gaat gepaard met hevige pijn. a. Constipatie b. Brandend maagzuur c. Maagzweer d. Reflux

42 B. De spijsvertering 9. Welke aandoening hoort bij de beschrijving? Ziekte waarbij er een gat ontstaat in de beschermende slijmvlieslaag van de maag of de twaalfvingerige darm, dit gaat gepaard met hevige pijn. c. Maagzweer

43 B. De spijsvertering 10. Geef het wetenschappelijk synoniem voor de volgende termen Kringspier a. Oesofagus 2. Twaalfvingerige darm b. Colon 3. Slokdarm c. Pancreas 4. Dikke darm d. Sfincter 5. Alvleesklier e. Duodenum Term Synoniem 1 2 3 4 5

44 B. De spijsvertering 10. Geef het wetenschappelijk synoniem voor de volgende termen Kringspier a. Oesofagus 2. Twaalfvingerige darm b. Colon 3. Slokdarm c. Pancreas 4. Dikke darm d. Sfincter 5. Alvleesklier e. Duodenum Term Synoniem 1 D 2 E 3 A 4 B 5 c

45 C. De ademhaling Bekijk de volgende 3 filmpjes.
Op het einde van het eerste filmpje kun je nog op de luchtpijp klikken. Er zal dan een nieuw filmpje afgespeeld worden dat wat meer uitleg geef over de luchtpijp. Als je weinig voorkennis van biologie hebt kan het nuttig zijn nota’s te maken, neem dan pen en papier bij de hand. Los vervolgens de vragen op, na iedere vraag komt het juiste antwoord.

46 C. De ademhaling Bekijk de onderstaande filmpjes.
Op het einde van het eerste filmpje kun je nog op de luchtpijp klikken. Er zal dan een nieuw filmpje afgespeeld worden dat wat meer uitleg geef over de luchtpijp Los vervolgens de vragen op. Het juiste antwoord verschijnt na iedere vraag.

47 C. De ademhaling 1. Duid het juiste antwoord aan op de vraag Welke weg legt de ingeademende lucht af? a. Mond/neus – longblaasjes – luchtpijp - bronchiën b. Mond/neus – luchtpijp – bronchiën – longblaasjes c. Mond/neus – bronchiën – luchtpijp – longblaasjes d. Mond/neus – luchtpijp – longblaasjes – bronchiën

48 C. De ademhaling 1. Duid het juiste antwoord aan op de vraag Welke weg legt de ingeademde lucht af? b. Mond/neus – luchtpijp – bronchiën – longblaasjes

49 C. De ademhaling 3. Welke aandoening hoort bij de beschrijving? Een chronische ontsteking van de luchtwegen met aanvalsgewijs optredende hevige ademnood ten gevolge van een kramp van de bronchiale spieren en zwelling van het slijmvlies a. COPD = Chronic Obstructive Pulmonary Disease b. Pneumonie c. Bronchitis d. Astma

50 C. De ademhaling 3. Welke aandoening hoort bij de beschrijving? Een chronische ontsteking van de luchtwegen met aanvalsgewijs optredende hevige ademnood ten gevolge van een kramp van de bronchiale spieren en zwelling van het slijmvlies. d. Astma

51 C. De ademhaling 4. Welke aandoening hoort bij de beschrijving? Ontsteking van de longblaasjes en het omringende weefsel, vaak veroorzaakt door een bacteriële infectie. Wanneer deze infectie niet tijdig behandeld wordt kan de patiënt overlijden. a. COPD = Chronic Obstructive Pulmonary Disease b. Pneumonie c. Bronchitis d. Astma

52 C. De ademhaling 4. Welke aandoening hoort bij de beschrijving? Ontsteking van de longblaasjes en het omringende weefsel, vaak veroorzaakt door een bacteriële infectie. Wanneer deze infectie niet tijdig behandeld worden kan de patiënt overlijden. b. Pneumonie

53 C. De ademhaling 5. Welke aandoening hoort bij de beschrijving? Een chronische longziekte die gekenmerkt wordt door een luchtwegontsteking, luchtwegvernauwing en afbraak van longweefsel. Dit is een verzamelnaam voor 2 luchtwegproblemen. a. COPD = Chronic Obstructive Pulmonary Disease b. Pneumonie c. Bronchitis d. Astma

54 C. De ademhaling 5. Welke aandoening hoort bij de beschrijving? Een chronische longziekte die gekenmerkt wordt door een luchtwegontsteking, luchtwegvernauwing en afbraak van longweefsel. Dit is een verzamelnaam voor 2 luchtwegproblemen. a. COPD = Chronic Obstructive Pulmonary Disease


Download ppt "Apotheekassistentenopleiding"

Verwante presentaties


Ads door Google